Nederlandse historische bronnen 3
(1983)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |||||||||||||
II Uit de Notitie van Cornelis Speelman van 1670Doch gelijck wij onder 't oorlogh niet hebben connen preuve van negotie nemen, alsoo en kan ick oock vooralsnoch daervan uyt geen eygen ondervindinge spreeken. Niettemin sal ick vooreerst in desen gaan aenwijsen, op welcken trant den handel hier geloopen heeft, ende waerin deselve ten principale heeft bestaen, wesende alle retouren die men hiervandaan trock ende afvoerde altemaalen deriveerende van buyten, alsoo Celebes van sigh selven daartoe niet ter weerelt contribueerde. Ingevolge bestint oock den sleetGa naar voetnoot1 der coopmanschappen die men hier van buyten aanbracht niet in 't geheel binneslandts selve, maar insgelijcx mede weder naar elders. Op Thimor is jaarlijcx groote vaart geweest, die sig meteen extendeerde naar de custe van MangraayGa naar voetnoot2, naar LarentoucqueGa naar voetnoot3 daaraen vast, voort oock op SolorGa naar voetnoot4, TenimberGa naar voetnoot5, AlorGa naar voetnoot6 etc. Voor Mangraay bracht men Chineese looyanghGa naar voetnoot7, cleene Chinese gongen, groote eliphantstanden, bilioensGa naar voetnoot8 parrangsGa naar voetnoot9, rooGa naar voetnoot10 caricamsGa naar voetnoot11, niet heel veel, ZaleyerseGa naar voetnoot12 cleeden, TamboxseGa naar voetnoot13 swaarden. 't Retour daervandaen bestont ten principalen in cassi linguaGa naar voetnoot14, bij de negotianten caayo manisGa naar voetnoot15 genoemt, wat waxGa naar voetnoot16, niet heel veel, eenige slaven, en voort niet veel besonders meer. Voor Thimor almede 't selve hierboven gemelt, except cleeden van Zaleyer, maer daertegen weder dragamsGa naar voetnoot17, touria gadiaGa naar voetnoot18, roo betthilliesGa naar voetnoot19, touria chindeGa naar voetnoot20, | |||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||
slegte Chineese armosijntiesGa naar voetnoot21, gallangGa naar voetnoot22 off goude armringen. In retour ten principale wax, zandelhout, slaven, oock amber bij occasie. Voor Tenimber en Alor meest doorgaens als vooren, en oock Zaleyerse cleeden, doch in plaats van groote, cleene elephantstanden. In retour wederomme amber, wax, schiltpatshoom, oock slaven. BiemaGa naar voetnoot23, daar en is uyt Maccassar geen emparteGa naar voetnoot24 negotie gedreven, zijnde bij bezendinge darwaerts het ordonnaire cargasoenGa naar voetnoot25 eenich Chinees lijwaat, sarampoerisGa naar voetnoot26, cassaGa naar voetnoot27 ende Maccassarse maasenGa naar voetnoot28, daer se gemeenelijck weder voor in retour brachten Bimaase cleeden in soorten, paarden, buffels, genitersGa naar voetnoot29, sappanhoutGa naar voetnoot30, werdende onder den titul van Biema begrepen den geheelen handel op 't eylandt Cumbava. BoutonGa naar voetnoot31, derwaerts hebben zij ordonnaire, namentlijck de MaleyersGa naar voetnoot32, gebracht Guinees lijwaatGa naar voetnoot33, sarampoeris, middelbare cassas, dongryGa naar voetnoot34, cassa meeraGa naar voetnoot35, off roode bethilles, roode caricam, roode chiavonyGa naar voetnoot36, brengende geen andere retouren daarvandaen terug als alleen slaven ende slavinnen. Tambucquo en BangaayGa naar voetnoot37 op de oostcust van Celebes, daarhenen voerden de equipanten al meest de voorsz. sorteringen van cleeden, en oock bruine, blaauwe betthilles, brengende terug in retour Tambuxse swaarden, schiltpatshoorn, ende oock wat wax. Ceram, daarhenen voeren se oock al, dog de meeste waren BandaneeseGa naar voetnoot38, met al meest een soorte van cargasoen, brengende in retour anders niet als massooyGa naar voetnoot39. | |||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||
MingdanaoGa naar voetnoot40, darwaerts pleegenGa naar voetnoot41 de Maleyers jaarlijcx van Maccassar niet minder als 2 à 3 en somtijds wel vier vaerthuygen, met cargasoenen van 8 à 10 duysent maasen in yder praauw, al meest bestaende in deselve soorte cleeden als die boven in de Boutonse memorie genoemt staan, oock swarte breede en smalle baftaGa naar voetnoot42, blaauwe sarampoeris en betthilles, te equiperen, in retour terugbrengende cassi lingua, wax in meenichte, slaven, oock gout van leegenGa naar voetnoot43 alooy, peerlen, taback, schiltpadshoorn. Niet verre van SambuangenGa naar voetnoot44 op Mingdanao vindt men oock 't eyland Tavi-TaviGa naar voetnoot45, en 't eyland SebotoGa naar voetnoot46, digt bij 't eyland SolotGa naar voetnoot47. Hierheenen geschiet almede besendinge van niet veel minder emportantie als naar Mingdanao, gelijck oock de Engelse deselve negotie naar dien oirt seer hebben aengehouden ende geamplecteert, comende in retour almede terugge peerlen in soorte en van al reedelijcke groote, cassi lingua, 't gunt van Samboangen affhaalen, gelijck oock de peerlen die men op Mingdanao crijgt van Solot afcomen, wax, dat se mede van buyten crijgen, schiltpadshoorn in goede quantiteyt, caurysGa naar voetnoot48, oock gout en Spaanse realen, slaaven oock, welcke 3 laaste soorten meest van de negery MaguidaraGa naar voetnoot49, leggende op de noordcuste van Borneo, maar sorterende onder Solot, ingebragt werden, want dese inwoonderen behelpen hun meest met vrijbuyterijen, soowel op de stranden van ManillaGa naar voetnoot50 als op de westcust van Celebes, zijnde bijnaar een slag van volck als de BadjosGa naar voetnoot51, die haar veel erhouden in haare vaartuygen op het water en allerwegen de eylanden doorsnuffelen, welken volgende soo goede quantiteyt schiltpadshoorn van ginder getrocken werd. 't Eyland Solot heeft oock elephanten en jatyhoutGa naar voetnoot52, maer dit valt niet soo hart als het Javaanse. | |||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||
Op Maccao hebben alleen de inwoonende Portugeesen tot Maccassar haare negotie gedreven, coopende soodanige soorte cleeden van de Compagnie, de Engelse ofte andere als haar van nooden waaren ofte aenstinden, doch 't meeste capitael dat zijluyden gewoon waren jaerlijcx mede te nemen bestind [in] sandelhout, sappanhout van Biema of ChiamGa naar voetnoot53, wax, [rottangGa naar voetnoot54,] eliphantstanden, hoe grooter hoe beter, peper van Borneo, oock wel, bij overig capitael dat naar welgevallen off bij gebreck van scheepsruymte niet conden employeren, Spaans gelt. De retouren bestinden in veelerhande Chineese waren, als zijde, goutdraad, zijde stoffen, gemaackt en ongemaackt gout, coper, spiljauterGa naar voetnoot55, gongen, looyang, radix chinaGa naar voetnoot56, copere beckens ende bandesenGa naar voetnoot57, porceleynen, fijne en grove, etc. Bevoorens plegen se oock quantiteyt musquette te coop te brengen, maer dit is al affgeschaft onder de regeringe van PatengaloaGa naar voetnoot58, omdat Maccassar doe genoechsaem versorgt zijnde, zij niet geerne sagen, dat oock de BougysenGa naar voetnoot59 daarvan versien werden. Manilha, derwaerts is alleen bij tijden van Patengaloa onder den Portugees Joan GomesGa naar voetnoot60 uyt Maccassar besendinge gedaen, en naar desens verblijff in Manilha onder Lole Chiabba MaccassarGa naar voetnoot61, want daer was interdict dat geene Maleyers off Javaanen daer comen mochten, ende geene andere als Maccassaren. Doch naar Pentengaloas doot is het toegelaten datter van Maccassar Maleyers off haar dienaren medegingen, onder den naam van Maccassaren te wesen, zedert wanneer oock de capitalen darwaerts affgesteken grooter zijn geweest, maer oock weder de prijsen cleender, die se ginder voor de goederen bedongen. De equipage is al doorgaens doe gehouden op twee joncken, en hoewel eene daervan MapulleGa naar voetnoot62 | |||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||
aengingh, bleef het al evenwel op de name van den coningh off de grooten van Maccassar. Men begroot dat deselve tesamen niet veel min als 100.000 rijxdaalders capitael naar Manilha affvoerden, al meest in gesorteerde doecken. De coningen zelve equipeerde mede [well] met een jonck, maer haer affgaende capitael was selden boven 3 à 4000 maas, in Madureese, Biemase, en Zaleyerse witte cleeden, en oock van de OedjonpandanseGa naar voetnoot63 schilderijen en verwerijenGa naar voetnoot64 met wat veruw op voorsz. doeck, die genoemt wierden sarassaGa naar voetnoot65 Djonpandan. Voorts bestind haer winst in hooge vragt, die de Maleyers betaalden voor het inscheepen harer cargasoenen, sulcx was aan de voorsz. joncken heel de stad van Maccassar geinteresseert, d'een min, d'ander meer, want de winsten waaren smakelijck, connende noch tot het laaste 50 à 60 per cento overschieten, somtijts oock meer. Maar onder de tijden van Patengaloa en Crain XulyGa naar voetnoot66 behaalden se van 700 rijxdaalders 1800 à 2000 realen, hebbende opgenoemde Mapulle tot vervolg van die negotie mij opgegeven om tegen Ao 1668 van Batavia te vorderen:
| |||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||
Den welcken eysch voor een groot gedeelte door hun Edele met de jachten Hoogelande en SchelvisGa naar voetnoot82 wierde voldaen. Maer met de revolutieGa naar voetnoot83 hebben wij deselve ten meerendeel moeten terugh laaten gaen. Dogh had Mapulle, volgens onsen goeden raedt, zig aen des Compagnies sijde blijven verhouden, soude non opstant het oorlogh al echter die reyse wel hebben connen voortgaen, alsoo denselven twee jaar tevooren oock licentie van den Spaansen gouverneur had vercregen van op zijn eygen naam te mogen besendinge doen, behalven dat hij oock zijne vordere negotiatie had connen bevorderen, 't gunt hem nu wel bitter is opgebroken. Het Manilhas retour bestaat in Spaanse realen, gemaeckt en ongemaeckt gout, somtijts groff porceleyn, ende Japans staaffkoper, taback. SoeboeGa naar voetnoot84 is onderhoortig aen de Manilha. Hierheen gaan de Maleyers oock jaerlijcx, doch niet sonder pascedulleGa naar voetnoot85 van den con. van Maccassar, alsmede staande onder Spaanse ministersGa naar voetnoot86. Twee à 3 gemeene joncjens, met 20 à 25 à 30.000 rijxdaalders capitaal, is de gewoone besendinge, alsmede het bestaande | |||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||
in sulcken soorte als voor de Manilhas uytgetekent, maer wat meer met swarte doecken vermengt, en weder geen off weynich ijser, dat in Manilha doorgaens seer en meer als yets anders gewilt isGa naar voetnoot87. 't Retour bestaat mede in Spaans gelt, gout etc., maar oock daerenboven in schiltpatshoorn, zijde van de beste soorte dat men van ergens becomt, poeyerzuyker, die daer tot civile prijs gecocht wert. Chiam wert mede bevaren en behandelt, doch voor de comste en naar 't vertreck van des Nababs gemachtigdeGa naar voetnoot88 niet soo familjaar als doe. Oock en beschiet die negotie niet veel, werdende van hier niets van sonderling belang derwaerts gevoert als alleen sandelhout, voorts ruwen swavel ende caurys, niet om de winsten die daarop te haalen weeten, maer principael om de cleeden, die somwijlen daar, uyt den Tanassarysen toevoertGa naar voetnoot89, tot civyle prijs weten te becomen, item indigo en eliphantstanden, bij wijlen oock Japans cooper, maar dat geeft weynich, thin insgelijcx. Cambodia geeft beter negotie voor Maccassar en daerom werden jaarlijcs darwart gesonden doorgaens 2 à 3 praauwen, van Maccassar afvoerende voornementlijck middelbare ijdeleGa naar voetnoot90 cassa, roode bethilles, ruwe bethilles, witte en roode chavonys, item, roode parcallenGa naar voetnoot91, voorts oock alderhande slagh van andere doecken, maer de 5 voorsz. soorten zijn de courantste, sandelhout, doch niet veel, root cattoene garen courant. Van ginder retourneren se weder met geele ruwe zijde, benjoynGa naar voetnoot92, eliphantstanden, Jappans coper, Jappanse copere keteltjens, ambaloGa naar voetnoot93 ofte gommelack, groove porceleyne, en andere snuysterijen. Onlangs had voor den oorlogh Mapulle oock besendige naar Cotchyn-China ondernomen, maer 't en verging niet wel, zijnde tevooren nooyt off immermeer in lange derwaerts niet geequipeert. Nu blijct bij het 9e articul des Bonaaysen contractsGa naar voetnoot94, dat naar alle voorsz. | |||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||
quartieren geene besendinge uyt Maccassar derwaerts mach werden gedaen, en dat haare voort is gelimiteert, mogende bezuyden Zaleyer noch oock beoosten [dat eyland en den hoeck van LassemGa naar voetnoot95 niet comen, item noch beoosten] ofte benoorden Borneo naar Mingdanao ofte de eylanden daar ontrent, in spetie niet op Biema, Zolor en Thimor, waardoor in gevolge den coning van Tello comt te vervallen van zijn jurisdictie over Ady en Manitoeto op de Zuyd-Oost custe van ThimorGa naar voetnoot96, item 't eyland Alor, daar niet verre van affgelegen, bij zijn vader nu 30 jaaren geleden geconquesteert, zijnde in persoon derwaerts geweest en op de thuysreyse overledenGa naar voetnoot97, deselve gestelt en gelaten hebbende onder jaarlijxse schattinge, die darhalven successive jaerlijcx is opgehaelt gewerden, bedragende van de 3 plaatsen tesamen 10 slaven, 4 à 5 bhaarGa naar voetnoot98 sandelhout en 4 à 5 bhaar wax. Voorts mosten alle de handelaers stil staan soo lang sijn hoocheyts negotiatie niet voltrocken was, en dewelcke negotianten niet en vermochten te admitteren sonder pascedullen van sijn voorsz. hoocheyt, in welck voorrecht men soude connen dencken, en niet sonder fondament, dat de Compagnie nu was gesuccedeert. Voorts bleef haer vrij om te mogen bevaaren Baly, d'Javaanse cust, Batavia op JaccatraGa naar voetnoot99, Bantam, Palembang, Jamby, Johor, Atché, Malacca ende Borneo, mitsgaders oock Patany. PataniGa naar voetnoot100, derwaerts gaet seer selden yemand als die der selve wesen wilt. Dan nemen se wat witte en roode bethilles mede, en anders weynich off niet, want dese connen uyt Chiam haar gerieff te gemackelijck becomen, oock van Johor. Van daer brengen se terugh Patanise cleeden, en niet sonders anders. Baly, in voorgaende tijden, besochten se oock wel, maar nu in lange niet, want de Baleyers en geven haar geen acces. Anders haalden zij daarvandaen veel cattoengaaren, dat groff is, oock andere diversche daar geweve cleeden van verscheyde couleur. d' Javaanse cust besoecken se jaarlijcx, brengende off cleeden daer gewilt, ge- | |||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||
lijck gobarsGa naar voetnoot101, committersGa naar voetnoot102, tapeGa naar voetnoot103 sarassa, roode moerisGa naar voetnoot104, en sarampoeris etc., wax, off bij gebreck van dit contant gelt en Loeboos ijserGa naar voetnoot105. Naar Batavia is de besendinge grooter, overbrengende sandelhout, wax, slaven, schiltpatshoorn, ende alle andere soorte van coopmanschappen, welcke op de Maccassarze bazaar uyt allen oirt placht te werden aengebracht, retournerende soodanige cleeden als waerin zij bij keure de meeste zindelijckheyt hebben, en oock verscheyde andere mindere en fijndere waaren, daar zijluyden haer meeste winste op weten te doen, want in de Maccassarse hoogmoet en conden geene doecken ofte costelijcke stoffen te costelijck wesen, als se maar met haare sindelijckheyt overeen quamen, ende dan is geenig dinck te dier. Op Bantham hebben se geen heele familjaare vaart uyt Maccassar gemaeckt, anders is daer haer in- en uytvoeren evenals in Batavia. Palembang bevaren se zelden directelijck, maer meest over Batavia, medevoerende tot cargasoen slaven en slavinnen, met wat sandelhout. Het peperretour vercoopen se weder aen de Compagnie op Batavia, en keeren soo met cleeden naar huys. Jamby, daer plegen se jaerlijcx precys oock te vaaren met geen ander cargasoen als naar Palembang, brengende van daar in retour soodanige doecken van Compagnies ofte Engelse sorteringe als haar best bevallen, en bij gebreck van die: gout. Dan, sij connen al meest haar gerieff van cleeden wel becomen, daar se tot Maccassar seer goede winsten op doen, en al selden minder als 30 per cento en somtijts op sommige meer, oock wel ruym 50 per cento opsteken, alsoo den vercoop op Jamby seer civiel geschiet. Johor, daer gaet de negotie op deselve trant. Hier brachten se meer sandelhout als op Jamby, oock rijs en mede cleeden in retour. Onder dit laaste oorlogh zijnder 3 vaertuygen heen gesonden, waervan maar een geretourneert is (de andere 2 gebleven off verongeluckt zijnde) toebehoorende Lomo Tombo, tweede vrouw van den coning van MaccassarGa naar voetnoot106, aenbrengende eenige cleeden, daar se groote winsten op deden, jaa meer dan een groot centGa naar voetnoot107. | |||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||
Malacca, daarheenen waren sij al meest gewoon te brengen al soodanige retouren als naar Batavia, terugbrengende soodanige soorte cleeden als hun best bevielen, en zijluyden 't zij bij de Compagnie ofte bij particuliere best conden naar haaren zin becomen. Doch hierheenen zijn de besendingen niet jaarlijcx, maar nu en dan, om de 2 à 3 jaaren geschiet, als tenzij in pasant in hunnen tocht op: Atche, want zedert nu 7 à 8 off meer jaaren vinde ick mij bewust, dat se al meest jaarlijcx 2 à 3 vaartuygen hebben geequipeert naar Atche, met geen ander cargasoen als zandelhout, Chinees goutdraat, porceleynen en goory schootelsGa naar voetnoot108, als andere Chineese waaren, cassi lingua, genyters, slaven, schiltpadshoorn, agurhoutGa naar voetnoot109, als 't er in voorraet was, en bij gebreck van dusdanige waaren, oock wel ongemunt gout. De capitalen, ordonnaire ter monture van 5 à 6000 rijxdaalders op elck vaartuygh, oock wel meer, naardat het vaartuygh groot off suffisant is, in retour niet anders medebrengende als gesorteerde doeken, dewelcke door de MoorseGa naar voetnoot110 cooplieden daer werden aangevoert, en wat Barosse benjoynGa naar voetnoot111 tot de Maccassarse reuckwerkenGa naar voetnoot112, die se daertoe liever als de Combodiase gebruyken, omdat se niet en is van soo cragtige reuck als de laaste. Op 't eyland Borneo bevaren zij verscheyde plaatsen als zijnde dat een seer groot landt en niet verre van Maccassar, connende van 't Casteel RotterdamGa naar voetnoot113 tot op 't Laud PoeloGa naar voetnoot114, de oosthoeck van Borneo, in 1½ à 2 etmalen bevaren werden. Sulcx varen daer op die negerye de Maccassarse cramertjes doorgaens om dammerGa naar voetnoot115, rottang, etc., jaa selve om te visschen, voorts de negotianten off cooplieden. Op Banjer Massin aldermeest, en somtijts wel met 6, 8 en noch meer vaartuygen, voornementlijck wanneer door de Maccaose vaert in de peper groote treck waar. Hiernaartoe brachten se gewoonlijck veel slaven en slavinnen, bequaem tot den arbeyt in de peperthuynen, van Zaleyerse cleeden 2 soorten genaemt marbyssangGa naar voetnoot116 en gabar; bij gebreck van dit, sulcke andere doeken als zij aan de Javaanse cooplieden, continueel op Banjar aff- en aenvaarende, denken te connen verhandelen, gelijck als roode sarampoeris en betthilles, roode parcallen, roode carincam, swarte baftas en candakyn, Guinees lijwaet, sarampoeris, en diergelij- | |||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||
cke ordonnaire soorte, porceleynen, en andere groove Chinese waren. 't Retour als gesegt is peper, bij gebreck van peper: gout, oock bezoar steenGa naar voetnoot117. SuccadanaGa naar voetnoot118 bevaren se mede jaerlijcx met 2 à 3 praauwen, exepto slaven en Saleyerse cleeden, dat heen voerende als boven gemelt staan. 't Ordonnair retour is gout, CrimaatseGa naar voetnoot119 bijltjens en parringsGa naar voetnoot120 - want het eylandt Carimatta, daer dit goet gemaeckt wert, sorteert onder Succadana - somtijts agurhout, 't gunt daar altemets door die van Carimatta gebragt wert uyt het eylandt BelintonGa naar voetnoot121, dicht aen voorsz. Carimatta gelegen, ende sorterende onder Palembang, oock wel diamanten, soo de cooplieden die derwaerts gaen haar den incoop verstaen. Het voorsz. Belinton geeft oock parrings en bijltjens uyt, van d'eerste soorte meer en van de laaste zoort minder als Carmatta. d' Negrie BorneoGa naar voetnoot122, hierheene is de vaart noch soo groot niet als op Succadana, gaende derwaerts om de 2 à 3 jaar 1 en oock wel 2 vaartuygen, met een bedrage van 4 à 6 duysent maas, altoosGa naar voetnoot123 niet veel meer, al bestaende in de ordonnaire soorte van doecken en groove Chineese plunderagieGa naar voetnoot124. Maer de gewilste cleeden zijn daar roode bethilles en chavonis. Hiervandaen comt in retour slaven en slavinnen, wax, oock schiltpadshoorn, oock wel camphur, als 't voorsz. gebreeckt: besoar steen. Passir en Koete, twee koningdoomen mede gelegen op 't oosteynde van Borneo, in 't N.W.ten van Maccassar, dat is te verstaen van de rheede des Casteels Rotterdam, 't eerste op de distantie van ontrent 70 mijlen, en 't ander op ongeveer 10 mijlen verder. Dese beyde plaatsen hebben geene negotianten op Maccassar mogen bevaren, alsoo de coningen dat hilden uytgesondert voor haerselven. Niet dat zij over die landen hadden eenige jurisdictie, ten alderminsten niet, maer alleen een oude onderlinge vriendschap, die se echter wel gepoogt hebben bij diverse wegen verder uyt te breyden, en in eenige heerschappije te veranderen, maer sonder operatie - - -Ga naar voetnoot125. Ende gelijck hiervoor gesegt is, dat de coningen niet toelieten yemand uyt Maccassar darwaerts te gaan, soo hadden se oock garen de coningen van Passir en Koete verbonden, de vaart op haare negerien niemant toe te laaten, maer alleen aen haerluyden te vergonnen, dat denselven niet wouden inwilligen. Alleen belooffden zij geene Maccassarse onderdanen te sullen admitteren als dezulcke die pas van de koningen conden verthoonen, zijnde over- | |||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||
sulcx andere buytenluyden vrijgebleven haare negotie daar te komen drijven. Echter hebben de koningen gemelt, en wel meest de coning van Passir, haer aen de vrientschap en 't bondgenootschap van Maccassar veel gelegen laaten, om te minder moeyelijckheyt te ontfangen van die van Banjermassing, van dewelcke zij (op haer selven staande) te veel vexatien soude hebben moeten verdragen, ende waerom dan oock de Maccassaren in de negotie aldaer gebeneficieert zijn, boven andere buyten-negotianten, in den vercoop en incoop der goederen, met het steede- off borgerrecht, emporterende, naar den uytlegh die men mij daarvan heeft gedaen, wel ruym 20 uyt hondert, zijnde zoodanigh, dat het steede-gewigt, daarmet de borgers elkanderen betalen, op Passir emporteert schaars 2 reaal swaarte per tayl, genoemt batto bennoaGa naar voetnoot126. En het wigt daar alle buyteluyden met werden betaelt is effen swaar als het Maccassarse, sijnde schaars 1½ reaal de tayls. Insgelijcx bennen de steedebhaaren schaers 5 picol en de coopluyden bharen 4 picol ruym, genoemt bara dagan, gelijck oock 't voorsz. ligte tayls gewigt bato dagan genoemt wertGa naar voetnoot127. De ordonnaire jaarlijcxe besendinge van de Maccassarse coningen is geweest 2 praauwen, een van Goa, een van Tello, bijwijlen oock wel drie, als zij wouden toelaten aen CronronGa naar voetnoot128, ZemanaGa naar voetnoot129, off andere grooten, mede een te mogen equiperen, dat Cronron veel gedaen heeft. Het aanbrengen uyt Maccassar naar derwaerts was alleen bestaande in Zaleyerse en Bimase cleeden, die se voor schattinge ontfingen, in verre naa niet soo veel emporterende als daer conde verhandelt werden, hoewel in 't gevolge van de conincx vaartuygen noch al eenige minder medegingen voor degeene die dan teffens gelicentieert wierden, uyt de respective domestiquen een tocht derwaerts op conincx vaartuygh te doen, zijnde doch haer aenbrengen al mede wel van geen belang, meest bestaande in deselve soorte en oock weynige andere cleeden, kooppotten en oude clappesGa naar voetnoot130, niettemin omdat elck wat heeft, van meer bedragen als 't coningen cargasoen selve, want er ten minsten 200 à 250 menschen ordonnaire met overvaren. In retour comt weder van ginder sandgout, wax, rottang, oock somwijlen vogelnesjes, en schiltpadshoorn, andere mindere dingen voor de cramers. Doch voor de coningen van Maccassar, 't gunt wel het aldermeeste extimerende, daarenboven noch het hout tot spatflidsenGa naar voetnoot131 en van het aldersnootste | |||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||
gift tot deselve, 't eerste van Passir, 't laaste van Koete, vallende heel diep te landewaart in, en hadden hun de beyde voorsz. coningen expresse verbonden, in de onderlinge vrientschap aen de coningen van Maccassar, dat se van die beyde aen niemandt ter weerelt yets laten volgen soude als aen handen van de Macassarse gemachtigden selve - - -Ga naar voetnoot132. Voorts vervolgende de eygentlijcke materie, resteert noch te noteren, dat de Javaanen van Java groote vaart op voorsz. Passir maken, ten minsten jaarlijcx besendende 30 à 40 meer en min praauwen, daar se met aenbrengen sout in quantiteyt, selden minder als 300 en meer lasten, rijs, maer niet soo veel, Javaanse cleeden, en voorts andere Javaanse snuysteringen van geen naam als zuycker, uyen,[loocqGa naar voetnoot133,] clappus etc. Batavise en Bantamse negotianten brengen ordonnair Guinees en sarempoeris, bree en smalle chits, touria godia, swarte bree en smalle baftas, kandakyns (baftas en kandakyns: dit is den hoofdhandel in cleeden), dragam, tape, soowel als gobar, 't eerste beter als 't laaste, en dit is mede van courante vertier, ten bedrage van 2 à 3 packen. Passir geeft uyt sig selve gout, wax van 't zuyverste tot ordonnaire, bedrage wel 150 en bij goede jaaren wel tot 300 picol jaarlijcx, rottang van de beste in abondantie, heele ladingen, item de vogelnesjens. Koete, meeste wax, maer niet soo goet als op Passir, rottang, maer oock niet soo goet. Schiltpadshoorn hebben se oock, die de Badjors soowel van Passir als Koete versamelen op de eylanden tusschen MandhaarGa naar voetnoot134 en Borneo in gelegen ter halver zee, die daer tusschen Celebes en Borneo 30 à 35 mijlen wijt is. Van BerroGa naar voetnoot135 op de noortcuste van Borneo wert hier aengebragt 't meeste schiltpadshoorn dat men op de passer te coop vint. Wax in quantiteyt wert er oock vandaen gebragt, alsoo der tusschen die beyde plaatsen dagelijcx frequentatie is, want ongeveer 1000 menschen, soo vrouwen als mannen, Berroesen woonen op Passir; slaven, slavinnen. Rottang isser oock, maar op verre soo goet niet als de voorsz., en voorts anders niet van belangh. Darwaerts brengt men oock even soodanige soorten van doecken als vooren genoemt staan, en meest die uytgeteekende. Deze voorsz. negery sorteert en is onderdanig aan den coning van Mingdanao. Sulcx wanneer daer de negotianten aencomen, vaaren se almede daarhenen, zijnde die oock genoemt SawacconGa naar voetnoot136, onder welcke naame men daarvan vint gesprooken in de brieven van hun Ede Groot Mogenden ter vergaderinge van 17Ga naar voetnoot137 dato ... Maart 1666, mij gebleeke bij extract uyt deselve ter materie van Tarnata, schijnende dat se van ginder voor vrij wat inportants was | |||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||
voorgedragen, sulcx hun hoger gemelde Achtbare al vrij wat misnoegt scheenen te weesen over dat men noch soo weynich kennis van sulcke considerabile plaatsen hadGa naar voetnoot138 en waerom ick mij te meer heb gelegen laaten, daarnaer met exactie te vernemen. Dan ick en bender niet anders als 't voorsz. van kunnen wijs worden, uyt luyden selve die het hebben bevaren en gefrequenteert, ongerekent andere die gewoon sijn geweest darwaerts heenen haren handel te extenderen, want jaarlijcx plegen ten minsten 2 vaartuygen derwaerts uyt Maccassar geequipeert te werden - - -Ga naar voetnoot139. Naar de NoorderlandenGa naar voetnoot140, volgens den contracte van Bonaaye aen den coninck van Ternata [ingeruymt], en plegen de coningen van Maccassar ook geen vaert te licentieren als alleen die de coningen van Tello en Goa selve deeden, zijnde van deze plaatsen ter materie van de coning van Ternata in 't breede gesprooken, ende daerbij oock gesegt, dat de opsigt over deselve, voor en vanwegen de voorsz. coning, bleeff onder de Compagnie off haaren president. Nu sal ick hier noch bijsetten, dat opgenoemde Maccassarse bezendige jaarlijcx geen ander opzigt had als tot den incoop van clappusoly, daartoe employerende kandakyns, roode bethilles, bafta groote en cleene, gelijck oock den coning van Tarnata met de QuicksteertGa naar voetnoot141 derwaerts heeft gesonden ten selven eynde, tot preuve, en daar hij, naar behouden vaaren, een aensienelijcke winst op moet doen, want hoe goeden coop deselve oly ginder is, blijckt in mijn seggen, en is het seker dat de Cayelers altoos 25 bamboesen voor een kandakyn hebben gegeven. Dus gaff dit al een seer proffitabele negotie voor de Maccassaren die derwaerts, bij goetheyt van de coningen, quamen gelicentieert te werden. Hierenboven valt er schoon, swaar sandelhout in dat landschap. 't Cleene is reuckeloos, 't swaare we- | |||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||
der ruym soo crachtig als het Timorse. Ten isser niet vandaen getrokken tot noch toe, maar 't isser, dat staat vast. d' Inwoonderen hebben het gedeclineert te hacken, uyt vreese van dat het haar in faveure van de coninck tot beswaernis soude strecken. Daarom, als nu en dan de koningen wat vorderden, gaven zij licht cleen reuckeloos goet, sulcx zij vorder daarvan ongemoeyt bleven. 't Is echter wel gebeurt, dat se nu en dan aen particuliere wel wat vercoght hebben dat goet was, dienende tot blijck dat se niet ongenegen sijn daerin te handelen, 't gund naader bevestight wert door de bevindinge van den Chineesen doctor Intchie Saban, schoonvader van Intchie SoulangGa naar voetnoot142, beyde residerende in 't quartier van den coning van TarnataGa naar voetnoot143, denwelcken over gedaane cure in den huyse des conincx van Maccassar eenige jaaren verleden gelicentieert is geweest, een voyagie derwaerts te doen, wanneer hij eenige bhaaren van ginder metbrachte en hier op Maccassar tegens 60 maas de bhaar vercochte. 't En sal der oock aen quantiteyt noch aen beter soorte niet haperen als hij doe crege, als de luyden gaan weten, dat het haar tot voordeel en geen beswaernis can dienen. Maer dit volck is quaataartig en moordadig, meest heydens. Wat de andere landenGa naar voetnoot144 belangt, zoo verre deden de coningen geen besendinge. Silenja hoort genoechsaam onder Cayely, Baleysang en Dampellas onder Totoly. Met Totoly en Bool heeft het bespreek tusschen de coningen van Maccassar en haar gelegen dat se om drye jaaren eens, haer souden comen vertoonen, en dat se yder ½ bhaar schiltpadshoorn tot homagie soude opbrengen. Dit hebben se gedaen en niet gedaen. 't Zijn arme luyden, daer niet van te haalen valt, oock zagou-eeters, want rijs hebben se niet. Caaydiepa, daer is 't alsoo sober, behalven dat se eenige pady plantagie hebben. Maar dat weynich bewust is, soo legt noch een landschap ten halven 't land, in de bergen, en op valeyen, hebbende den uytloop van een groote revier tusschen Bool en Totoly, zijnde dat land geheeten BoelahangGa naar voetnoot145, rijck van gout, maar de inwoonders admitteren niemant, oock niet haar naaste naabueren, tot haar in te coomen. Valtter wat te seggen, zij ontfangen de bootschap op de grensen, en doen daar sulcke onderlinge ruylinge als de gewoonte medebrengt. Hiervandaen, meen ick, hebben de GorontaalersGa naar voetnoot146 haar gout, daar zij en haar wijven ordonnaire meer met opgetooyt gaen als yemant anders op het eyland. Ten aenwesen van den Admiraels zoone ende den YmanGa naar voetnoot147 | |||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||
heb ick daer eens naar gevraegt. Dan zij ignoreer[d]en, en scheenen te willen seggen, dat het weynige gout, zoo sij het noemden, dat men op Gorontale zag, was een oude overervinge van ouders tot ouders. Van buyten en is de vaart op Maccassar niet groot, alleen van de cust van Java, van Batavia, van Bantam, ten tijde van de Engelse, soo oock van Maccao, ten tijde der Portugesen, en van elders niet anders als bij overco[mp]ste van ambassadeurs. Togh van den aenbreng en uytvoer en is ter selver materie niet anders te seggen als albereyt al is geschiet. Ick hebbe voor deze mijne commissie, in desen oostersen oirt nooyt geweest, niettemin in mijn offitie als boeckhouder-generael van India tot Batavia occasie gehad hebbende te doorsien deese en geene passagies van negotie, met de daertoe gerequireerde schrifturen, en verder voor sooveel ick mij nu in mijn aenwesen daarop naader hebbe weten te informeren ten naauwsten mogelijck naar gelegentheyt van tijt en saken, niet sonder oock te confronteren mijne becomene informatien met luyden die mij dachte meest en best ervaren te wesen, soo en dunckt mij niet datter anderen handel op en omher Maccassar, voor sooveel eygentlijck rochtGa naar voetnoot148 Maccassar, gedreven zij als de zoodanige waervan hierboven in 't grosGa naar voetnoot149 declaratie is gedaen, voorbedachtelijck overgeslagen zijnde verscheyde subalterne haventjes, soo op 't groot eylandt Borneo, de cust van Mangraay als Timor etc., welcke de negotianten, die naar de geciteerde plaatsen equiperen, mede al in passant aanloopen, om soo bij cleentjes een matig gros te versamelen. |
|