Den Nederduytschen Helicon
(1610)–Anoniem Nederduytschen Helicon, Den– AuteursrechtvrijDaer saghmen die arbeydtsame Dorplieden terstont met eenen begheerlijcken lust ontsteken, wenschende alreede hunne noch groenwassende vruchten, te moghen sien so geelrijp, als sy de selve in sangh daer hoorden uytbootsen, ja begonden hun selven hier door soo te kittelen, datse byna meenden, dat den rijpen oogst al haest behoorde voor deure te wesen, ende eenen onder al noch verder dinckende, begonde aen te heffen een vermakelijck | |
[pagina 191]
| |
Want Triton komt met vocht versaden,
Die retigh dorr' met loof end' kruyt
Benaut is door den vocht verslinder,
Dats Phaeton, die door stoutheyt groot
Ded' u end' oock Driaden hinder,
Maer loon zijns wercks is nu zijn doot.
2. Ghy droeve Nimphen meught herscheppen
Met groot verlangh nu aessem we'er,
Ghy Stroomen oock u vlietigh reppen,
End' doen na wensch een blijden keer,
Om laven dorstighe Vliet-Goden,
Die langh daer naer hebben verlangt,
Elcks drooghe hert, dien aengheboden
Dienst, gheerne danckelijck ontfangt.
3. Nu Pluto dertel met ghenuchten
Ooghweyigh op zijn Waghen rijdt,
Doet voeren Ceres voedtsaem vruchten
Ter schueren in, met lust end' vlijt,
Den overvloet doet hem soo blaken,
(Of schoon Ops dochter is beroert)
Dat hy wellustigh wil ontschaken
Proserpina, die hy med' voert.
4. Siet, Bacchus sterck komt ooc geladen
Met dick ghebeyde trossen gaen,
Zijn blijd' ghelaet met vrye daden
Hy elck een mildelijck biedt aen,
Zijn druck verdrijvigh sap seer kluchtigh
Verheughen doet het Mensch ghemoedt,
Dies droefheyt, angst, en zorge vluchtigh,
Vertrocken henen met der spoet.
5. De suyver Ceres nut end' deughdigh
In vruchtbaer Vestas huys men doet,
Op dat met Phoebus' tweelingh jeughdigh
Sy kom' in nieu bekrooningh zoet,
End' Milon schijnt zijn maght oock proeven
Met yserighen harden vuyst,
| |
[pagina 192]
| |
Veel dieren sterck tot 's Menschs behoeven,
Met felle kracht hy neder buyst.
6. In vollen Herfst elc kloec huys-zorger
Kan hem van alles soo voorsien,
Dat als ghe-win-teer (als verworgher
Van voorraet) komt hem fel bespien,
Gheen Poris hem en quell' armoedigh,
Maer dat hy wijs end' stadigh leyt
Zijn sinnen, om 't besorghde vroedigh
Te bruycken in der maticheyt.
Als Riet Wijckt Niet. |
|