king tot de grenzen, het water, het (natuurlijke) landschap, de nederzettingen, het cultuurland, de verkeerswegen en de gebouwen en inrichtingen. De studie bevat 1044 titelwoorden, verdeeld over de genoemde zeven categorieën. Het materiaal dat wijlen dr. J. Molemans bijeenbracht uit de Limburgse gichtregisters, vormt de basis voor de historische excerpten. Mennen heeft Molemans' nagelaten materiaal aangevuld met vindplaatsen uit andere relevante historische bronnen, zodat de voorliggende toponymische monografie aanspraak kan maken op volledigheid.
Mennen heeft dit plaatsnamenmateriaal omgewerkt tot een attractief boek, inhoudelijk en methodologisch wetenschappelijk verantwoord, maar tegelijkertijd toegankelijk voor de belangstellende lezer. Aan de hand van de toponiemen neemt hij de lezer mee op een historische tocht door de gemeente, mooi geïllustreerd met tal van foto's en toponymische kaarten. Een goed voorbeeld van de vervlochtenheid tussen lokale geschiedenis en toponymie is Mennens schets van de Hechtelse landschapsgeschiedenis: van loofbos tot heide en dennenbos, die aan de hand van de plaatsnamen gereconstrueerd wordt (p. 90-116).
In het hoofdstuk ‘perceelsnamen’, dat het grootste gedeelte van het boek beslaat, wijst Mennen op het systematische karakter van de vorming van de Hechtelse toponiemen (p.132-133). In de Limburgse Kempen is bezitsaffirmatie een belangrijk naamgevingsmotief. Het merendeel van de Hechtelse plaatsnamen bevat als bepalend bestanddeel een persoonsnaam: een verwijzing naar de eigenaar van het perceel, bv. Bormansland, Huibenbocht, Jannekesveld. Uit de combinatie van een persoonsnaam en een grondwoord ontwikkelde zich een nieuw type plaatsnaam, gevormd door het bepaald lidwoord en de persoonsnaam, bv. de Gobbert (< voornaam Godbrecht) en de Herman (< familienaam Hermans). Bij de overgang van persoonsnaam naar toponiem konden zich een aantal morfologische wijzigingen voordoen, zoals het wegvallen van de eind-s, bv. den Witter (fn. Witters).
Victor Mennen heeft met deze ‘Toponymie van Hechtel’ andermaal op een verdienstelijke wijze een stukje Noord-Limburgse toponymie ontgonnen. Hij treedt hiermee in de voetsporen van wijlen Jos Molemans, aan wie deze monografie in dankbare herinnering is opgedragen.