namen kan hij niet uit de voeten en hij verkiest de vernoemingsnamen. Dit proefschrift is mede gebaseerd op uitgebreid veldwerk dat grotendeels per fiets tot in alle uithoeken van het land en tot op door waakhonden bewaakte erven wordt verricht. Deze dissertatie verschijnt in 1984 en is de laatste publicatie van het instituut die op een typemachine (al elektrisch) is vormgegeven. Het boek kent algauw een herdruk. Daarnaast blijft hij gewoon publiceren over toponymie en vestigingsgeschiedenis en over afzonderlijke toponiemen.
In de tweede helft van de jaren tachtig verschuift zijn aandacht naar de litorale toponymie van namen langs de kust van niet alleen Nederland, maar tot aan de Oostzee. Hij is inmiddels niet alleen lid van de redactie van dit tijdschrift, Naamkunde, en van de bntl, maar ook van de Reeks Publicaties van het Meertens Instituut, van het Repertorium voor de geschiedenis van Noordholland, later ook van de Cahiers van het instituut, en van de Reeks Cahiers Lokale en Regionale Geschiedbeoefening.
De derde periode, die van de jaren negentig, vormt aanvankelijk in beroepsmatig opzicht voor hem een zeer zware tijd, omdat zijn werk binnen het instituut niet meer gewaardeerd lijkt te worden en zijn werk een documentatief etiket opgedrukt krijgt. Door zijn vasthoudendheid, zelfbewustheid en zijn eigenwaarde, door de steun van buitenlandse collega's en niet in de laatste plaats die van Vibeke kan hij zich staande houden en blijft hij tegen de stroom in wetenschappelijk publiceren. Hij ervaart het genoegen van wetenschappelijke erkenning door zijn benoeming tot hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.
De parate en encyclopedische kennis die hij verworven heeft in zijn bibliografisch en recensie-werk is heel vruchtbaar, in de woorden van de 19de-eeuwer Jacob Geel: ‘bibliographie is eene uitlokkende wetenschap’. Die kennis culmineert voorlopig in zijn inaugurale rede: ‘Freilich, das Studium der Eigennamen ist nicht leicht’. Over de opkomst van de naamkunde als wetenschap in de negentiende eeuw' en, op internationaal vlak, in zijn drie maatgevende bijdragen aan het internationale onomastische handboek dat bij de Gruyter verscheen: ‘Namenforschung in den Niederlanden und Flandern’, ‘Niederländische Namen’, ‘Namen im Sprachaustausch: Toponymische Nachbenennungen’.