Missen en gezangen(1781)–Anoniem Missen en gezangen– Auteursrechtvrij Vorige 98 De Ster--re is zeer Schoon aan ons verschenen, die door haar ligt de nagt heeft ver-dwenen, z'heeft ons ge-roe-pen; naar 't lief Kin-tie zoet dat was ge---bo---ren, trok zons ge- moed. ô won-der---lij--ke Ster, waar door Gods mogendheid de Hei--de-nen nu roept ook tot de zaligheid: op de-ze lijd, als wij met vlijt zog--ten het godlijk Kind zon-der res--pijt! A---dieu palijs, a---dieu gij hoo-ge troonen. wij zijn ge--hegt aan Schep-ter nogt kroonen van Stonden aan gaan wij zoeken het Kind, dat in ons hert Staat zeer diep ge- prent. de Ster-re, die gaat voor, zij trekt naar't joodze Rijk binnen Je--ru-sa--lem. nu zul- len wij gelijk gaan vragen daar in't o-pen-baar, waar Mes--si--as ge-bo-ren is al-daar. Maar 't Kinde-ken en word--er niet gevonden; te Beth--le---em zoo leid het ge-wonden in ee-nen Stal waar de Ster re bleef Staan; daar wij met vreugd ras zijn in ge- gaan. en vie--len ne--der voor dees groo--te Ma--jes-tijt: ja heb-ben al--le drie veel Schat- ten toe berijd het zoete Kind, dat onverdient ons van der eeuwigheid hier heeft bemint. Eerst gaven wij het goud van on-se landen als Ko-ning, dees rij--ke of- fer-handen en bragten hem wierook mirre naar wens; om dat hij God was, en 't Samen mens. wanneer dit Kin-de--ken ons heeft ge--be--ne--dijd, en zijn zoo uit de Stal vertrok- ken heel verblijd naar't oosten land; daar triumfant het gloof zal worden met ons bloed geplant. Vorige