Missen en gezangen(1781)–Anoniem Missen en gezangen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 70 Ô wat guns-te; ons be-we-zen! 't Schepzel heeft niet meer te vre--zen, als het op de gif-ten ziet; die het van zijn God ge--niet, als het op de gif-ten ziet die het van zijn God geniet. Kan Gods goedheid, ver-der Strekken, om den mens tot zig te trekken, als het geen hij heeft ge--daan? 't Schep zel mag, tot Kristus gaan. Ô wat mildheid! wie kant vat-ten? God en heeft geen grooter Schatten 't Schijnt zijn magt hier paalen heeft: want hij ons zijn zel--ven geeft. 't Schijnt zijn magt hier paalen heeft: want hij ons zijn zelven geeft. Die hem e---ten, door hem le---ven hij kan ons niets groo- ter geven, 't gaat ver' bo-ven het ver-stand, hoe Sterk is, die liefdens band! On-ze Heiland, komt zig Schenken tot een Spijs; die niet kan krenken al die weer-dig hem ge-niet. ah wat gunst een mens geschied, al die weer-dig hem ge-niet! ah wat gunst een mens geschied! Uijt zijn Schatkist, gaat hij haa-len hulp, en troost vooral- le kwaalen; waar door hij ons on-derschraagt gaat tot hem, die las-ten draagt. Zijt gij hongrig; gaa nu e--ten; maarvoor al met rein ge-we-ten. zijt gij ziek, ge kwest, gewond, de---ze spijs maakt thert ge--zond. zijt gij ziek, ge-kwest, ge--wond, de--ze spijs maaktthert ge-zond. Zijt gij droevig, gaat nu drin-ken wijn, die droef-heid doet verzinken, zoo gij vro-lijk zijtvan geest, komt voor al, op tbruilofts feest. Vorige Volgende