Subsidies
Aan weerszijden van de fondsgrens
Het aantal auteurs dat van het Fonds voor de Letteren een werkbeurs ontvangt, is al jaren ongeveer constant. Welke auteurs werden in 1994 door het Fonds niet ondersteund? Dat zijn onder meer de auteurs van wie het belastbaar inkomen (over 1992 - het Fonds wil alleen maar afgaan op definitief vastgestelde belastingaanslagen) hoger dan f 65 000 ligt.
Allereerst zijn dat de auteurs met een nette baan of dito maandrente: Willem Brakman, Andreas Burnier, G.L. Durlacher, Anna Enquist, H.J.A. Hofland, Rutger Kopland, Wiel Kusters, Karel van het Reve, F. Springer, Leo Vroman en Michaël Zeeman.
Daarnaast zijn er auteurs die meerdere muzen dienen. Zij verdienen behalve met schrijven een inkomen van enig belang in de beeldende kunst of op het podium. Denk aan Armando, Remco Campert, Bart Chabot, Jan Cremer, Jules Deelder en wijlen Lucebert (niet voor niets allemaal uitgegeven door De Bezige Bij).
Dan is er de categorie succes. Daartoe behoren Adriaan van Dis, Hella S. Haasse, Maarten 't Hart, A.F.Th. van der Heijden, Kees van Kooten, Tessa de Loo, Margriet de Moor, Harry Mulisch, Connie Palmen, Gerard Reve, Marten Toonder, Leon de Winter en Jan Wolkers. Zij leven van de pen en hebben als regel geen subsidie nodig.
In de rij der succesvollen zijn drie auteurs verrassend afwezig. Zij kwamen in 1994 wel in aanmerking voor een Fonds-subsidie.
Literair ambassadeur Cees Nooteboom ontving bijna elfduizend gulden aanvullende honorarium voor Zelfportret van een ander (Atlas), De koning van Suriname (Rainbow) en De ontvoering van Europa (Atlas). Joost Zwagerman ontving aanvullende honoraria voor Collega's van God (De Arbeiderspers) en De kus van Michael Jackson (Bert Bakker) plus een reisbeurs voor een trip naar de Verenigde Staten. Renate Dorrestein ontving aanvullend honorarium voor Heden ik (Contact), een boek waarvoor ze enkele jaren geleden ook al subsidie ontvangen had van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.