Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 41
(2018)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
[Mededelingen van de stichting Jacob Campo Weyerman, Jaargang 41, Nummer 2, winter 2018]Keurige burgers tegen het woedende gemeen?
| |
[pagina 94]
| |
Een Zweed te Amsterdam geslagen. Uit: Nederlands wonder-toneel, geopend in de jaren 1747. en 1748 (Leiden 1749). Collectie Rijksmuseum: RP-P-OB-84.019
| |
[pagina 95]
| |
Daniël Raap achtte het raadzaam de stad te verlaten. Naar eigen zeggen vluchtte hij naar Zeeland en kwam hij terug na de dood van zijn vader, eind november 1747.Ga naar eind6 Bij zijn terugkeer ging de stad nog op zoek naar belastende verklaringen, maar veel leverde dat niet op: de knecht van de Goudse trekschuit getuigde dat Raap destijds zo bang was geweest dat hij onderweg uitstapte, zodat geen verklikkers hem konden volgen.Ga naar eind7 Daarom werd besloten niet de vermoedelijke aanstichter, maar alleen de feitelijke dader te vervolgen. Zelfs dat bleek geen eenvoudige zaak. Men durfde het niet aan om Willem van Nes op de openbare weg te arresteren en het wachten was op een geschikt moment. Dat moment kwam begin december, toen Van Nes voor zaken op het stadhuis moest zijn. Van deze gelegenheid werd gebruik gemaakt om hem op discrete wijze in de boeien te slaan. Geconfronteerd met enkele getuigenverklaringen bleef de verdachte ontkennen, maar nadat de scheenschroeven waren aangezet legde hij alsnog de gewenste confessie af, waarna de schepenen hem ter dood veroordeelden.Ga naar eind8 De straf zou echter nooit worden voltrokken, want de stadhouder gaf gehoor aan een verzoek van meer dan honderd vrienden en schortte het vonnis op.Ga naar eind9 En van uitstel kwam afstel: op 19 april stond de echtgenote van Van Nes bij de hoofdofficier op de stoep. Zij overhandigde hem een resolutie van de Staten van Holland dat haar man in vrijheid moest worden gesteld. Dat kon niet waar zijn! De gedeputeerden in Den Haag kregen opdracht om uit te zoeken of deze akte een vervalsing was.Ga naar eind10 Helaas, het was maar al te waar: de stadhouder had (uit naam van de Staten) gratie verleend. Voor de goede orde had hij natuurlijk de hoofdofficier daarvan in kennis moeten stellen, maar dat deed niet af aan de wettigheid van zijn besluit. Kort daarop werd pensionaris Joannes Stael in een particuliere audiëntie ontvangen. Stael vertelde de stadhouder dat diens besluit in Amsterdam voor grote verslagenheid had gezorgd. De stadhouder antwoordde dat hij nooit had getwijfeld aan de schuld van Van Nes. Hij had hem gepardonneerd om verdere onrust te voorkomen en ook omdat zijn echtgenote op het einde van haar zwangerschap hem had verzocht medelijden te tonen met alle ter dood veroordeelden. Zo waren ook enkele gedetineerden in Den Haag aan hun gerechte straf ontsnapt.Ga naar eind11 Amsterdam schikte zich in het onvermijdelijke en stelde Van Nes in vrijheid.Ga naar eind12 Uiteindelijk bleek zelfs de inderhaast opgelegde verbanning niet houdbaar en in september keerde hij terug in de stad.Ga naar eind13 Begin 1749 was hij weer in zaken: toen de dagboekschrijver Jan de Boer de leegstaande herberg Het Witte Wambuis voorbijliep, noteerde hij met grote verontwaardiging dat volgens het aanplakbiljet geïnteresseerden zich konden vervoegen bij die beruchte oproermaker Van Nes.Ga naar eind14 | |
Het belastingoproerDe doldrieste actie van Van Nes was een voorbode van wat nog komen zou. Van Nes was in zijn tomeloze dadendrang gestuit door schutters die bereid waren de magistraat te verdedigen, maar dat draagvlak nam zienderogen af, want in augustus 1747 hadden de Staten van Holland verordonneerd dat de boeren op het platteland moesten worden bewapend en dat de stedelijke schutterijen moesten worden hersteld.Ga naar eind15 Het was echter geen aantrekkelijk vooruitzicht dat minder gefortuneerde, ontevreden burgers wapens in handen zouden krijgen. Bovendien waren exercities in het verleden nog wel eens uitgelopen | |
[pagina 96]
| |
op ongewenste politieke discussies.Ga naar eind16 Amsterdam voldeed dan ook met enige vertraging aan deze onwelkome opdracht. In januari 1748 werd besloten zestig compagnieën van ieder honderd man onder de wapenen te brengen. Vrijwilligers mochten zich melden, de ontbrekende manschap zou worden aangevuld door loting en de stad stelde tegen vergoeding uitrustingen beschikbaar voor wie dit niet zelf kon betalen.Ga naar eind17 Vooralsnog bleef het rustig. Tot en met begin mei hielden de boze burgers zich in, want de militaire situatie bleef precair en daarmee grensde opstand zowat aan landverraad, maar op 3 mei 1748 sloten de oorlogvoerende mogendheden een wapenstilstand, die in oktober zou worden gevolgd door een vredesakkoord. Aangezien het leger in afwachting van de definitieve vrede nog steeds aan de grenzen bivakkeerde kon men nu in alle vrijheid uiting geven aan het grote ongenoegen. De steen des aanstoots was het pachtstelsel: de belastingen werden niet door ambtenaren ingevorderd, maar door pachters die een vast bedrag afdroegen en dus groot belang hadden bij maximalisering van de afdracht. Ze stonden dan ook bekend als weinig inschikkelijk. Bovendien kreeg de belastingbetaler de indruk dat zijn bijdrage niet ten goede kwam aan het gemene welzijn, maar enkel en alleen aan die toch al veel te rijke tussenpersonen. In Friesland liep de woede zo hoog op dat op 5 juni 1748 het gehate pachtstelsel per onmiddellijk werd afgeschaft. Enkele dagen later sloeg de onrust over naar Holland. Op 13 juni plunderden ontevreden Haarlemmers de huizen van de pachters. Op 17 juni gebeurde hetzelfde in Leiden en Den Haag. Amsterdam vroeg de stadhouder het leger in te zetten, maar de gevraagde militaire bijstand bleef uit. Willem iv verontschuldigde zich. De situatie was verward en door zijn slechte gezondheid kon hij nu eenmaal niet van alle gebeurtenissen kennis nemen.Ga naar eind18 De stadhouder betoonde zijn goede wil, maar de stad had er geen fiducie in. De gedeputeerden in Den Haag schreven de burgemeesters: ‘Wy zyn het met Ued: Gr: Achtb: volkomentlyk daar in eens, dat het by faulte van vigoureuse resolutien en spoedig redres zeer te dugten staat, dat het quaed, 't welk in de steden van Haarlem en Leyden de overhand heeft, tot de steden, die God lof nog vry en in rust zyn, zal overslaan’.Ga naar eind19 Die sombere voorspelling kwam uit. Op 22 juni voelde de Haarlemse magistraat zich zodanig in het nauw gedrongen dat zij het Friese voorbeeld volgde en de belastinginning opschortte. Het was de vraag of Amsterdam hetzelfde lot beschoren was. Cruciaal was of de schutterij loyaal zou blijven. Dat viel tegen. De meeste schutters lieten desgevraagd weten dat zij niet bereid waren de huizen van de pachters te beschermen.Ga naar eind20 Slechts een minderheid wilde dat wel. Op maandag 24 juni posteerde kolonel Willem van Loon Jansz. zich met veertig man bij de Waag op de Botermarkt om de belastinginning veilig te stellen. Zij werden met stenen bekogeld en vuurden met scherp. Daarbij kwamen drie à vier mensen om het leven, onder wie een vrouw die haar rokken optilde en de schutters haar kont liet zien.Ga naar eind21 Toen sloeg de vlam in de pan. Eerst bestormde de menigte het huis van de pachters Adriaan en Pieter de Nooy om de hoek op de Keizersgracht. Daarna kwamen de verder gelegen huizen van andere pachters en hun medewerkers aan de beurt. De dagboekschrijver Abraham Chaim Braatbard merkte op dat de plunderaars goed georganiseerd waren. Hij maakte ook gewag van hun erecode: zij vernielden alles, maar stalen niets. Wel waren ze stomdronken en vijf van hen vielen in het water en verdronken.Ga naar eind22 | |
[pagina 97]
| |
De dag daarna verordonneerde de stadhouder dat de belastingpacht zou worden afgeschaft. Dat bracht de gemoederen tot bedaren. De stad slaagde erin de orde te herstellen. Die avond eiste een Zweed die zich door zijn brute kracht had onderscheiden bij de plunderingen op hoge toon dat een kleermaker zijn uithangbord zou aanpassen: dat bord toonde een Koning van Zweden die blootshoofds was, maar een Koning behoorde een kroon te dragen, net zoals de nieuwe stadhouder. De kleermaker was echter niet van plan toe te geven. Gelukkig kwam de schutterij hem te hulp en de Zweed werd eerst door het hoofd geschoten en vervolgens met de kolf van het geweer doodgeslagen.Ga naar eind23 Zijn lijk werd met het hoofd naar beneden opgehangen aan de Volewijk.Ga naar eind24 Een Friese medestander die optrad als tolk overleed twee dagen later aan zijn verwondingen.Ga naar eind25 De volgende ochtend werd in een van de geplunderde huizen een veertienjarige Duitse matroos, Gustavus Colin, aangetroffen die zich daar had verstopt. 's Middags hield een compagnie schutters onder bevel van Curtius van Weyler een man staande, Pieter van Dort, die een buitgemaakte pruik met knopen had gedragen en daarom bekend stond als burgemeester Six.Ga naar eind26 Tegelijkertijd arresteerde de hoofdofficier Maritje Arens alias Mat van de Nieuwendijk. Zij stond bij de ingang van de beurs met schol en limoenen en is in de bronnen het meest concrete voorbeeld van iemand die oprecht verontwaardigd was over de schietpartij op de Botermarkt. Zij stond daar en riep ‘Mijn G..! word een Burgerman van Burgers doodgeschoten! Schieten Burgers Burgers dood! Wraek! Wraek!’Ga naar eind27 Vlak voor de plundering had zij nog een korte woordenwisseling met de schutter en makelaar Jan van Diest, die haar als beurshandelaar ongetwijfeld kende.Ga naar eind28 Omstreeks dezelfde tijd werden de plunderaars ook aangesproken door de hoofdofficier. Mat van de Nieuwendijk gaf hem onomwonden te verstaan dat de plunderaars de macht hadden overgenomen: ‘Luister even: vandaag zijn wij de baas en morgen komen wij naar jou op het raadhuis. Dan zullen we zien, wat wij met jullie allemaal, jullie heren landdieven, zullen doen. Het heeft al lang genoeg geduurd, je hebt lang genoeg het land bestolen’. Daarna tilde zij haar rokken op en zei: ‘Nu kun je me mijn aars schoonmaken, want zoveel heb ik voor je over’.Ga naar eind29 Die belediging in woord en gebaar zou haar duur te staan komen. De hoofdofficier informeerde bij Van Diest naar de identiteit van deze schaamteloze dame. Ze werd opgepakt toen ze op woensdagochtend nietsvermoedend bij de beurs haar gedroogde schollen ophing. De schepenen veroordeelden alle drie de gevangenen ter dood.Ga naar eind30 Voor gratieverlening viel ditmaal niet te vrezen, want de stadhouder liet desgevraagd weten ‘dat het zyn Hoogheyt aangenaam zoude zyn, als die misdadigers rigoureuslyk wierden gestraft’.Ga naar eind31 Gezien de ernst van de situatie werd besloten het vonnis meteen te voltrekken. Het was te kort dag om de scherprechter uit Haarlem met zijn professionele galg te ontbieden en daarom werden Van Dort en Arens à l'improviste opgehangen vanuit de Waag tegenover het stadhuis op de Dam, niet toevallig het symbool van de gehate belastingheffing. Terwijl ze met veel moeite uit het raam werd gehesen, schreeuwde Arens ‘Wraak, wraak, mijn lieve burgers, staat mij bij, want gij laat mij nu zo schandelijk sterven, terwijl ik toch niet voor mijzelf gevochten heb. Ik heb het toch gedaan voor het gehele land, tegen de dwingelandij van de pachters, door wie wij burgers zo gekweld werden en die ons met geweld ons geld en goed afnamen voor de pacht’. Ze bleef | |
[pagina 98]
| |
amechtig roepen, ‘wraak, wraak!’ en spartelde tot ze dood was.Ga naar eind32 Daarna was Pieter van Dort aan de beurt. Het volk drong op naar de Waag en omdat hun cordon dreigde doorbroken te worden, losten de schutters een salvo. Jacob Bicker Raije vermeldt dat vijf à zes omstanders werden doodgeschoten. In de blinde paniek die volgde, raakten meerdere toeschouwers te water en verdronken. De cijfers over het aantal slachtoffers lopen uiteen. Volgens Bicker Raije waren er 108 doden te betreuren. Jan de Boer hield het op negentien.Ga naar eind33 Andere tijdgenoten zaten daar tussen in.Ga naar eind34 Braatbard schreef: ‘het aantal dat verdronken is, zal niemand van zijn levensdagen meer te weten komen’.Ga naar eind35 In ieder geval werd de strafvoltrekking abrupt beëindigd. Daarmee kwam de derde veroordeelde, Gustavus Colin, goed weg. Enkele maanden later zou hij levenslang worden verbannen.Ga naar eind36 Plattegrond van de Dam met de posities van de schutterijen (1748). Deze prent vermeldt zeven reguliere compagnieën, te weten die van Van Heemskerk (a), Trip (b), Van Hoven (c), Scholten (d), Couck (e), Lestevenon (f), een compagnie vrijwilligers onder mr. Van Son (g), het korporaalschap van Valkenier (h), waagdragers (i), patrouille (k), plaats der executie (l). Collectie Rijksmuseum: RP-P-OB-84.022
| |
De doelistenbewegingDe standrechtelijke executie zette kwaad bloed. Dat laat zich aflezen aan de voorzorgsmaatregelen die de stad nam. Normaal werd de veiligheid bewaakt door de vierhonderd soldaten van het garnizoen, die hun wachthuis hadden boven de Waag.Ga naar eind37 Die stonden echter te dicht bij het gewone volk en waren dus niet betrouwbaar. Hetzelfde gold voor de twaalfhonderd ‘waardgelders’, de extra huursoldaten die de stad in opdracht van de Staten in dienst had genomen. Daarom besloot de overheid om voor deze ene keer bewapende waagdragers en schutters op de Dam te posteren.Ga naar eind38 Jan de Boer inspecteerde het geïmproviseerde cordon en kreeg een bang voorgevoel: hij zag te dunne linies aan de | |
[pagina 99]
| |
zijde van het Damrak. Kennelijk was het moeilijk voldoende gezagsgetrouwe manschappen te vinden. 28 juni 1748: de burgerwacht schiet op toeschouwers van de executie op de Dam van Piet van Dort en het limoenwijf Maritje Arens. Aan de Waag hangen de lichamen van de terechtgestelden. Gravure door J. Smit. Collectie Rijksmuseum: RP-P-OB-59.590
De verontwaardiging laat zich ook aflezen aan de reacties op de ophanging. Zo werden op 24 augustus op de Doelen twee stroppen aangetroffen. Jan de Boer zag in die twee stroppen, die verwezen naar de dood van Arens en Van Dort, een onheilspellende boodschap voor de burgemeesters. Hij vermeldde meteen ook maar dat het praatje de ronde deed dat het viswijf aan de buitengalg nog steeds om wraak riep.Ga naar eind39 En in september schreef De Boer dat hij vreesde dat de huizen van Curtius van Weyler en de anderen die verantwoordelijk waren geweest voor de arrestatie van ‘burgemeester Six’, zouden worden geplunderd.Ga naar eind40 Het ressentiment klinkt ook door in de anonieme pamfletten van Hermanus van den Burg. In augustus betoogde hij dat de regenten het gestolen geld moesten teruggeven. Misschien moesten ze zelfs wel worden verbannen.Ga naar eind41 Later, na hun afzetting in september, ging hij een stapje verder: ze verdienden de doodstraf.Ga naar eind42 Illustratief voor zijn woede is een samenspraak tussen twee Zaanse boeren. Boer Jaap had weinig waardering voor de regenten: Sy plaege Burgers, Boeren en het Gemien! dat agtese by myn keel
Krek as ien hongd? Want sy hangse aen ien deel
Maer so het Waeg gad uyt; om dat die arreme sielen
Het goed van Dieven, en van Roovers, ging vernielen;
En de Offer-stier, die haddese boos emaekt,
En om dies saek myn breur! Syn se ang de galg eraekt.Ga naar eind43
| |
[pagina 100]
| |
Vermoedelijk stond Van den Burg niet alleen in zijn opvattingen. In de ogen van de plunderaars waren de belastingpachters veel grotere dieven. En zij zelf hadden niemand gedood - de overheid wel. Verder was de executie van Arens manifest oneervol. Vrouwen werden niet opgehangen, want dan keken de toeschouwers onder de rokken en er waren nog geen slipjes. In dit geval was het misschien de bedoeling dat de straf het vergrijp weerspiegelde. De terechtstelling was ook pijnlijker dan normaal. Bij een reguliere ophanging moest de veroordeelde samen met de beul een dubbele ladder beklimmen. Dat gaf hem de mogelijkheid om, onder de spottende toejuiching van het publiek, met een mooie snoekduik zijn nek te breken. Maritje Arens en Pieter van Dort kregen die kans niet. Zij werden ook niet alsnog met een stevige zwiep afgeduwd, maar zonder enige compassie langzaam verstikt. Een ooggetuige noteerde de afwijking van de gebruikelijke procedure: de beul had hen ‘sonder eenige worging of nekstoot van selfs laaten smooren’.Ga naar eind44 En dan liet Arens ook nog vijf kinderen achter. De oudste was op zeereis. De andere vier werden tot de terugkomst van hun vader Pieter Vermont, die was uitgevaren als soldaat op een voc-schip, ondergebracht in het aalmoezeniersweeshuis.Ga naar eind45 Het begon te gisten. Ten tijde van de affaire-Van Nes was in anonieme aanplakbiljetten al aangedrongen op de verkiezing van de officieren van de schutterij uit de burgerij, met uitsluiting van alle magistraatspersonen.Ga naar eind46 Nu kwam er nog iets bij: de ‘vrije krijgsraad’ zou de vroedschap moeten kiezen. Dit werd nader uitgewerkt in een pamflet met elf eisen.Ga naar eind47 Zoals te verwachten werd het pamflet verboden.Ga naar eind48 De Amsterdamse bestuurders waren echter niet de enigen die schrokken. De Rotterdammer Laurens van der Meer kwam in opdracht van prinses Anna poolshoogte nemen en concludeerde dat hier een radicale groepering aan het woord was die de intentie had om de stadsregering te democratiseren. Vervolgens gaf prinses Anna opdracht ‘om met die luyden niet meer te converseeren’.Ga naar eind49 Op vrijdag 9 augustus 1748 bezette de radicale partij de Kloveniersdoelen. Het voormalige hoofdkwartier van de schutterij dat in 1715 buiten gebruik was gesteld. In dat jaar besloot Amsterdam dat de krijgsraad voortaan zou vergaderen op het stadhuis, onder de ogen van de burgemeesters. De Kloveniersdoelen werden ontruimd en de schuttersstukken die er hingen kregen een nieuw onderkomen - waarbij de Nachtwacht gemakshalve werd ingekort. De ‘doelisten’ eisten herstel van de oude burgerrechten en rekenschap over de afgelopen 33 jaar.Ga naar eind50 Van der Meer nam ijlings contact op met Daniël Raap. Samen stelden ze een afgezwakt programma op, de zogenaamde drie artikelen, die door Raap op de Kloveniersdoelen ter vergadering werden ingediend. Het profijtelijke postambt moest ten goede komen aan de stadhouder en daarmee aan het algemeen belang, bij de vergeving van andere ambten mochten de burgemeesters geen steekpenningen accepteren en de oude voorrechten van de gilden moesten in ere worden hersteld. Raap wilde ook de bevelstructuur van de schutterij veranderen. De officieren moesten worden gekozen door de manschappen, waarbij de leden van de stadsregering waren uitgesloten van verkiezing. Daar bleef het echter bij. De vendels zouden incidenteel bijeenkomen en mochten geen gecommitteerden benoemen teneinde een min of meer permanente volksvertegenwoordiging te vormen. Raap voorzag geen politieke functie voor de krijgsraad. | |
[pagina 101]
| |
Hij had er alle vertrouwen in dat de stadhouder de stedelijke regenten onder controle zou houden. De gemoederen liepen hoog op. Eind augustus 1748, toen de gematigden en de radicalen ieder hun eigen rekwest opstelden, kwamen ook hun tegenstanders met een petitie. Die lag ter tekening in de herberg De Drie Morianen op de Nieuwendijk en in enkele koffiehuizen. Dit rekwest van de ‘vryheid en recht beminnende medeburgeren’ stelde dat de burgers verplicht waren hun wettige overheid te gehoorzamen. Degenen die zich daar niet aan hielden, moesten als verstoorders van de openbare orde zonder enige verschoning ‘met het uiterste’ worden bestraft.Ga naar eind51 Jan de Boer omschreef de ondertekenaars als deftige kooplieden en vermeldde dat er vierduizend handtekeningen waren verzameld.Ga naar eind52 De doelisten waren niet geamuseerd en besloten deze contrarevolutionaire agitatie de kop in te drukken. Op zaterdag 31 augustus 1748 marcheerden zo'n tweeduizend bijltjes door de stad. Zij hielden stil bij het huis van Marcus Dole, de vermoedelijke opsteller van het gewraakte rekwest, en bij een aantal koffiehuizen. Volgens Jan de Boer ging men met dit machtsvertoon ver over de schreef: dit riekte naar oproer.Ga naar eind53 | |
De stadhouder grijpt inAangezien de situatie onhoudbaar was, kwam de prins naar Amsterdam om orde op zaken te stellen. Op vrijdag 6 september 1748 verving hij de burgemeesters en vroedschappen. Ook de schutterij werd gezuiverd en kolonel Willem van Loon, de man van het schietbevel op de Botermarkt, hield de eer aan zichzelf en nam ontslag.Ga naar eind54 Voor Willem iv was met deze remoties het probleem opgelost. Zijn gesprekspartners, Daniël Raap als leider van de gematigden en Hendrik van Gimnig als leider van de radicalen, gingen uiteindelijk akkoord.Ga naar eind55 Beiden stonden echter onder grote druk van de ongeduldige achterban. Overal in de stad kwamen de vendels bijeen. Ook de bijltjes dreigden met harde actie als er niet onmiddellijk resultaten werden geboekt. In de Doelen was de stemming zo radicaal dat de gematigden besloten de vergadering te verlaten.Ga naar eind56 En Van Gimnig werd zelfs uitgescholden voor bedrieger en moest ‘met goede en zachte woorden’ worden ontzet.Ga naar eind57 Ook Raap had het moeilijk. Uiteindelijk bleek zelfs de stadhouder niet veilig. In de nacht van maandag 9 op dinsdag 10 september verzamelden zich enige honderden bijltjes op het voorplein van het Prinsenhof.Ga naar eind58 De officieren en onderofficieren van het vendel dat daar de wacht hield, verlieten hun post en stonden opeens aan het bed van de prins. Zij deelden de stadhouder mede dat de situatie uit de hand dreigde te lopen.Ga naar eind59 De protocollair verrassende actie had succes: de volgende ochtend bewilligde de stadhouder in de vrije krijgsraad. Dat succes had echter geen blijvend karakter. Willem iv had de regeringsvorm veranderd door een krijgsraad aan te stellen die zich in de toekomst onafhankelijk van de vroedschap en de burgemeesters tot een tweede bestuursorgaan zou kunnen ontwikkelen. Dat was niet de bedoeling. Daarom preciseerde hij bij zijn vertrek uit Amsterdam de afgedwongen toezeggingen. Hij was akkoord met een vrije krijgsraad, vrij van regenten, maar die mocht niet vrijelijk vergaderen. Alleen de kolonels hadden het recht om, na voorafgaande goedkeuring van de burgemeesters, de schutters bijeen te roepen.Ga naar eind60 | |
[pagina 102]
| |
Dit betekende dat er een einde kwam aan de spontane volksvergaderingen. Sommige doelisten voelden zich verraden. Hun teleurstelling kwam tot uiting in het pamflet De weergalooze Amsterdamsche kiekkas.Ga naar eind61 De eerste drie vertoningen verschenen tijdens het verblijf van de prins. De anonieme auteur verkneukelt zich om al die Amsterdamse regenten die van de stadhouder een schop onder hun gat hebben gekregen en terwijl de pruiken hun van het hoofd vliegen en de trappen van het stadhuis afrollen. Tegelijkertijd klinkt er wantrouwen door, want de prins wordt vergezeld door raadgevers van Gelderse en Duitse afkomst - die moffen en knoeten voorspellen weinig goeds. Dat wantrouwen bleek terecht. De vierde en de vijfde vertoningen verschenen na het vertrek van de prins. In de vierde vertoning krijgt ‘monsieur van Loon, de Moordenaar van vier Persoonen op de Bootermarkt, de Waaghanger van Mat van de Nieuwendyk, een schop onder zyn rottige maars [sic], dat de blaase byna aan stukken breekt’, maar deze genoegdoening wordt overschaduwd door de woede over al die doelisten die konkelen om een baantje te krijgen. In de vijfde vertoning is de auteur een illusie armer: terwijl zijn koets de stadspoort passeert, leest de prins nog eens zijn laatste proclamatie en ‘hij lagt'er om dat hij de burgers zoo fraaitjes van de huyg geligt [...] heeft’. De ontslagen regenten keren opgelucht terug in de stad: ‘Kyke voor het laatste wel toe, daar zie je alle de oude weggeschopte borgermiesters de een na de ander in de stadt komen: kyke hoe ze verblyt zyn, dat de Prince haar al het gestoole geldt laat houden’. De auteur spreekt, tegen beter weten in, de hoop uit dat de burgers er alsnog in zullen slagen om de ‘groote seigneurs’ hun wederrechtelijk verkregen rijkdommen afhandig te maken.Ga naar eind62 Vanzelfsprekend werd de Kiekkas onmiddellijk verboden. Korte tijd later verscheen er een Billyk verzoek der Amsterdamsche burgerije met acht aanvullende eisen. De anonieme auteur deelt mede dat de brave en manhafte burgers, aan wie Zijne Vorstelijke Hoogheid, naast God, het stadhouderschap te danken had, tot hun leedwezen hebben bemerkt dat de stadhouder in het geheel niet heeft voldaan aan hun heilzame oogmerken. De vervanging van de ene bestuurder door de andere is niet voldoende. De stadhouder moet het recht krijgen om de burgemeesters en de hoofdofficier te benoemen en het gestolen geld moet alsnog worden teruggevorderd. Daarom worden de vendels opgeroepen opnieuw bijeen te komen.Ga naar eind63 De reactie op dit Billyk verzoek was nog scherper dan die op de Kiekkas: voor het aanbrengen van de initiatiefnemers loofde de stad een premie uit van vijfduizend gulden.Ga naar eind64 De schrijver van het Billyk verzoek liet zich niet zomaar de mond snoeren. Hij antwoordde brutaalweg dat het verbod onrechtmatig was en riep de schutters en de gildeleden op om zich te organiseren in permanente volkscomités, maar aan zijn oproep werd geen gehoor gegeven.Ga naar eind65 Het oproer was voorbij. | |
Pro en contraOok voorbij is het overzicht van de gebeurtenissen. Eigenlijk zou ik nu grootse conclusies moeten trekken, maar dat is lastig. Het was ooit mijn bedoeling om een min of meer biografisch artikel te schrijven over een vergeten doelist, Jan Martini. Dat biografietje liep al schrijvende uit de hand, de inleiding ontwikkelde zich tot een meer algemeen essay over de doelistenbeweging en Martini verdween vooralsnog uit beeld. Wel drongen zich bij het lezen van zowel al die | |
[pagina 103]
| |
pamfletten pro en contra als de traditionele geschiedkundige overzichten enkele gedachten aan mij op. Zo kom ik verrassend ver als ik, tegen alle historiografische tradities in, probeer de plunderaars te verdedigen. Het was natuurlijk vreselijk dat het kostbare interieur van de pachters vernield werd, maar die pachters hadden zich schandelijk verrijkt en de plunderingen vonden plaats nadat er was geschoten. Steeds weer wordt gesuggereerd dat de schutters zichzelf verdedigden, en ja, ze werden met stenen bekogeld, maar is het zelfverdediging om een vrouw die haar rokken optilt in haar kont te schieten? Het doet denken aan het sarcastisch commentaar van een onbekende pamfletschrijver op het gemak waarmee er geschoten werd. Op de titelpagina beloofde hij zijn lezers een beschrijving van plunderaars die zich schuldig maakten aan diefstal en moord, maar dat pakte anders uit. De plunderaars zuipen zich vol en vernielen huisraad, maar doen verder geen kwaad. Er wordt niet gemoord en niet gestolen. Uiteindelijk komen de schutters in het geweer. Die maken korte metten met het ‘vloekwaardig moordgespuis’. Het relaas eindigt met ‘vuurt af, mannen, schenkt elk een Staaten kogel in 't gat’.Ga naar eind66 Gaf deze anonieme auteur daarmee een vertekend beeld van de werkelijkheid of maakte de politieke tegenstelling het inderdaad makkelijker om te schieten? Hard bewijs is er niet, maar twee anekdotes doen vermoeden dat Willem van Loon en de enige schutter die zich laat identificeren, Jan van Diest, beiden fel staatsgezind waren. In september gaf Van Loon de kastelein van de Doelen opdracht om een overdadige maaltijd te serveren om daarmee de doelisten in diskrediet te brengen.Ga naar eind67 En in december bedreigde Van Diest de doelist Daniël Lafargue: die kon maar beter snel van gedachten veranderen of anders zouden de regenten zich op hem wreken - zo voorspelde Van Diest hem.Ga naar eind68 Deze kleine aanwijzingen doen twijfelen aan de traditionele scheidslijn tussen goed en kwaad: Maritje Arens kon het niet bevatten dat de ene burger de andere burger doodschoot. Zij ging uit van gelijkheid tussen het gewone volk en de bestuurders. Dat maakt haar nog steeds niet tot een heilige, maar haar idealisme stond vermoedelijk in schril contrast met de opvattingen van kolonel Van Loon en zijn ordelievende manschappen. Die schoten op ‘canaille’. De eigenlijke doelisten laten zich nog makkelijker verdedigen. Ze mogen niet worden vereenzelvigd met de doldrieste Willem van Nes of met het plunderende gepeupel van juni 1748. In november 1747 ontkende Daniël Raap dat hij betrokken was geweest bij de bestorming van het stadhuis. Hij had alleen maar een rekwest voorgelezen. Ook in juni 1748 was het geweld van de plunderaars voor vele ontevredenen een stap te ver. Illustratief is dat op 28 juni 1748 enkele Amsterdammers die later als doelist naam en faam zouden verwerven, deel uitmaakten van het cordon rondom de Waag. Ze hadden zich nota bene aangemeld als vrijwilliger.Ga naar eind69 En voor hun non-conformistische opvattingen verdienen Rousset, Raap en Van Gimnig veel meer krediet dan ze tot nog toe hebben gekregen. Ze hadden oog voor de problemen van de Republiek en kwamen met oplossingen die hun tijd ver vooruit waren. In 1748 herleidde Jean Rousset de Missy de ‘bovenmatig erbarmelyke ellende van het gemene volk’ tot het onrechtvaardige belastingsysteem: omdat de baatzuchtige regenten overal tussen zaten, was de prijs van de levensmiddelen veel te hoog.Ga naar eind70 Door het hoge prijspeil stond de werkgelegenheid onder druk. Een jaar later betoogde Daniël Raap dat er | |
[pagina 104]
| |
geen belasting mocht worden geheven op de eerste levensbehoeften zoals boter, brood, bier, zout en turf, maar alleen op luxe artikelen zoals wijn. Als bijkomend voordeel zou het prijspeil dalen. Dat maakte de fabrieken concurrerender en leverde werkgelegenheid op.Ga naar eind71 Hendrik van Gimnig, die in stadhouderlijke kringen ooit is omschreven als ‘un homme d'un génie au-dessus du commun’ had weer andere ideeën.Ga naar eind72 In april 1749, toen Willem iv zijn advies vroeg, betoogde hij, ‘Dewijl het 't werk der ooverighyd is, het algemeene welzijn, waarop zig den onderzaat verpligt heeft haar te gehoorzaamen te bevorderen’, dat het bestuur in dienst moest staan van de werkgelegenheid. Dat kon worden gerealiseerd door de regenten voortaan te rekruteren uit families met belangen in handel en industrie en hen vervolgens te belonen met een aandeel in de belasting op de fabrieken. Verder bepleitte hij de omvorming van de zeven gewesten tot een fiscaal-economische unie en de afschaffing van alle monopolies die afbreuk deden aan het algemeen belang.Ga naar eind73 Helaas kwam er van al die plannen weinig terecht. De doelisten boekten enkele kleine successen. Zo verordonneerden de Staten van Holland dat alle ambten voortaan moesten worden waargenomen door degene die was aangesteld en dat er geen recognitiegeld meer mocht worden betaald.Ga naar eind74 Ook de misstanden in de gilden werden aangepakt. Er kwamen strengere regels voor de traktementen en representatiekosten van de overlieden. En de officieren van de krijgsraad werden met meer égards behandeld. Zij kregen ruimere banken in de kerken. Wat bleef was het fundamentele probleem van de toenemende volksarmoede, want de vervanging van het pachtstelsel door een ambtelijke inning liet de belastingen zelf onverlet en de traditionele regenten, die wars waren van een actieve werkgelegenheidspolitiek, bleven aan de macht. Uiteindelijk kwam er meer dan twintig jaar later met de Oeconomische Tak een beweging tot redding van de industrie en werkgelegenheid die het lef had de stedelijke en gewestelijke deelbelangen op te offeren aan een nationaal sociaal-economisch beleid. En pas na 1795 ging het belastingstelsel op de schop. En niet alleen hun concrete voorstellen waren moderner dan ik dacht. Vaak wordt verondersteld dat de doelisten hun inspiratie haalden uit stoffige archiefstukken. Ten dele was dat ook zo. Tal van kleine neringdoenden wilden hun bedrijfstak beschermen tegen concurrentie en grepen daartoe terug op onwerkbare oude gildebepalingen, maar de ene doelist was de andere niet en bij sommigen wordt tussen de regels door soms een heel ander, pragmatisch en natuurrechtelijk referentiekader zichtbaar. Zo nam Hermanus van den Burg het gezag van al die historische handvesten met een korrel zout: de bestuurders hadden zich schandelijk verrijkt. Aangezien de wetgeving hierin niet voorzag, kon hij het billijken dat het volk autoriteit zocht ‘uit de donckere hoeken’ om nieuwe wetgeving te creëren. ‘Al is dit nu nieuw, en nooit te vooren door onagtzaamheid, der Burgery bedacht, is het evenwel niet goed en nuttig voor 't algemeen dezer stad?’Ga naar eind75 Dit was in strijd met alle ongeschreven regels van het maatschappelijk debat. De stadsgeschiedschrijver Wagenaar begreep dan ook niet dat iemand de euvele moed had om dit in openbare druk te beweren!Ga naar eind76 Van den Burg stond echter niet alleen. Ook voor Van Gimnig gaven historische precedenten niet de doorslag, want ‘De beooging der wetten is het algemeen welzijn’ en dus moet de wet worden aangepast aan het belang van het volk. Zelfs God maakte in het | |
[pagina 105]
| |
Oude Testament voortdurend inbreuk op zijn eigen regels omwille van het geluk van Israel.Ga naar eind77 En Rousset de Missy citeerde Voltaire: Le peuple lorsqu'il veut rentre en ses prémiers droits,
Il peut choisir un Maitre, il peut changer ses loix.Ga naar eind78
In feite waren de doelisten moderner dan hun tegenstanders, de stadsgeschiedschrijver Jan Wagenaar voorop, die alleen maar dachten in legalistische termen van wet en recht. Ook op dit punt lijkt het me tijd voor een herwaardering. |
|