Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 16
(1993)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Met Weyerman naar Santiago de CompostelaGa naar eind*
| |
[pagina 59]
| |
las Paternosters’ als hulpmiddelen tegen allerlei kwalen.Ga naar eind2. Ook nu nog zijn er in allerlei bedevaartsplaatsen flesjes met geneeskrachtige vloeistoffen en rozenkransen verkrijgbaar. Dus weinig schokkend nieuws. De auteur steekt in zijn inleiding tot de drie delen van De Historie des Pausdoms de draak met heiligen, het vagevuur en bedevaarten: ‘Doch zo nauw gezet ben ik niet op de Aflaaten, 't Vagevuur, de Pelgrimasien, 't Aanroepen van Santen en Santinnen en alzulke Roomsche onheylige Heyligdommen’. Als Weyerman in het tweede deel van zijn pauselijke serie uitweidt over een pelgrimstocht naar Santiago, weten we dat we de inhoud niet al te serieus moeten nemen. Het ‘sprookje’ over het vagevuur en Compostela is getiteld: De Geest van Pierke van Zandvyle; het is een van de vier vertellingen over ‘vagevuuristen’, dat zijn geesten uit het vagevuur die terugkeren op aarde. In het Noordfranse Kassel leefde in 1515 een sergeant, Pierke van Zandvyle geheten, die in een duel met een korporaal sneuvelde. Door Maria's tussenkomst kreeg hij berouw over zijn zonden en zijn ziel verhuisde naar het vagevuur. Nu had Pierke tijdens zijn leven beloofd een bedevaart te maken naar St.-Jacob van Compostela. Zijn ziel moest in het vagevuur wachten totdat iemand anders die pelgrimstocht voor hem voltooid had. Pierkes geest riep de hulp in van Riquelle. Zij wilde de tocht wel afleggen, maar zag er enorm tegenop. Trouwens, de duivel raadde het haar ten sterkste af. Dan is Pierkes geest het uitstel beu en verschijnt ten tweede male in Riquelles huis. Zij leende geld, pakte de wandelstok en vertrok met de zegen van de pastoor richting Spanje. Ondanks alle tegenwerking van de duivel bereikte zij haar einddoel en keerde bruinverbrand terug naar Kassel. Voor de derde keer kreeg zij een verschijning van Pierkes geest, nu stralend als een zon, want hij is zo zuiver van zonden als een pas gedoopte baby. Weyerman geeft de bron van zijn verhaal: het blijkt volgens de voetnoot afkomstig te zijn uit: Den Troost der Zielen in 't VagevuurGa naar eind3.. Dit boekje van Cornelis Columbanus Vrancx, abt van de St.-Pietersabdij bij Gent, kende in de zeventiende eeuw vele herdrukken en moet dus populaire katholieke lectuur zijn geweest. Vergelijking van beide verhalen toont aan dat Weyerman creatief te werk is gegaan: soms laat hij wat weg, meestal voegt hij wat toe. Bij hem bereikt Riquelle Santiago, maar bij Vrancx geraakt zij niet verder dan St. Pol in Noord-Frankrijk. De bedoeling van beide schrijvers is totaal verschillend: de abt wilde de gelovigen informeren over en waarschuwen voor het vagevuur, terwijl Weyerman alleen maar wil spotten met die onnozele sprookjes. De verschillen blijken al uit de eerste alinea, die ik hier zal laten volgen. Int Jaer 1515. wasser te Cassel in West-Vlaendren een Jonckman oft Mans persoon / die hiet Pierken Zandtvyle / die hadde ende zat by een Meyssen oft Vrauwe / daer hy vier Kinderen hadde by ghehadt. Maer al leefde hy in oncuyscheyt / nochtans op den Zaterdagh ter eeren vande reyne Maghet Maria / wachte hy zy zelven altijt van alle Vrauwen / hoe vrauwelic dat hy op ander daghen was / oft had gheweest. (C.C. Vrancx) | |
[pagina 60]
| |
den hals, dat is, die op de Punt van zyn Helbaart een Meisje mainteneerde, by dewelke hy in min dan Vyf jaar, Vier kleyne Kabouters had overgewonnen. Doch al leefde Pierke van Zandvyle gelyk als 'er helaas! hedensdaags veel Jongmans leevens (sic), echter was hy zo kuysch op den Zaturdag van O.L.V. gelyk als een hondert jaarige Abdis, hy brogt dien dag door in een reyne Onthouding, en schoon hy op andere dagen zo vrouwelyk was als een Kanonnik van Huybergen, of als een Prelaat van St. Michiel, nogtans speelde hy Tap toe op den Zaturdag, en dan ley den God des Wyns aan de Beurt. (Weyerman) Veel informatie over pelgrims in De Geest van Pierke van Zandvyle is dus niet afkomstig van Weyerman, maar komt uit Den Troost der Zielen in 't Vagevuur. Als Riquelle aan haar tocht begint, ontvangt ze uit de handen van de pastoor ‘den Palsterstok’, dat is een herdersstaf of pelgrimsstok. Bovendien heeft zij ‘de maal’ bij zich, dat is een reistas of bedelaarstas waarin de pelgrims een papier droegen met hun naam, herkomst en reisdoel, zodat ze onderweg om brood en hulp konden bedelen. Dat papier, opgesteld door de pastoor, was belangrijk om onderdak te krijgen in kloosters en herbergen; het vormde het bewijs dat ze pelgrims waren op weg naar St.-Jacob. In Santiago kregen ze een bewijsstuk dat ze hun einddoel bereikt hadden, het zogenaamde compostellatum. Over dit laatste rept Jacob Weyerman met geen woord: Riquelle dan reverteerde van haar Beevaart, zo zwart verbrant als een gelukzeggende Heydin, en zo vermoeit als de Stadsbode van Kuylenburg, die den Weg moet afdraaven op zyn eygen Hoefyzers, en zy wiert ontmoet op het Kerkhof van Kassel door den Parochiaan, die haar ontlaste van de Maal, en van den Palterstok, die haar de Benedictie gaf, en aldus congedieerdeGa naar eind4.. We worden geïnformeerd over zaken die Weyerman bij Vrancx gevonden heeft, maar niet over de reisroute (via Chartres of Parijs, langs Roncesvalles, Puenta de la Reine en Burgos), over het bezoek aan de heilige Jacobus, over kloosters en herbergen, en niets over het belangrijke bewijsstuk dat de pelgrim werkelijk in Santiago was geweest. Dat laatste stond ook niet in zijn bron, want Riquelle bereikte immers Gallicië niet. Achtergronden over bedevaarten naar Weyermans patroonheilige missen we helaas. Och, het was ook maar een sprookje! |
|