als dat, de grootheit, en uitgestrektheit van geest, in deze genoemde Letterhelden, de bekrompenheit des Lighaams over heeft konnen volmaken, al waren zy zelf dwergen geweest; want men hoeft de Zon geen kas, of lyst by te zetten, om haren luister te vergrooten, die, daar af, maar zou beschaduwt worden, gelyk de geest van het lighaam, dat de wysheit meer hinder dan voedsel geeft.
Ik sta het UE: volkonen toe; mits UE: my ook toesta, dat men, om het lighaam (hoe ook geschapen) goenen Man die wysheit zoekt, voor een Egeltje, quaad kreng, of klein gedrogt behoort uit te schelden: spreekwyzen, die vuilikken, en vuedegen passen, geene luiden van letteren die zig inbeelden in Apolloos Choor te mogen zingen. Ik zwyge van verdere opgezogten schennis, en vuile blaam, zoo onbedagt en doldriftig onder een geworpen datze geen tegenwerp vereist, maar van zelfs om ver valt, als een huis zonder stutten. Want wat kan'er onheblyker leugenachtiger, en vuiler gezegt worden? als: Hy heeft zynen Paulus, gelyk Scarron zynen Reuzenstryt, of Fok zynen Eneas behandelt? taal die hemel nog aarde raakt en by geen deeglyk mens immers ingang kan krygen. Dat van zoo veele onzydige, en geleerde, jaren lang geprezen is kan, door eenen Nydigaart in zynen luister niet vernietigt worden. Ten minsten ik houde het boek voor goet, stigtelyk opgeslagen, en in zwierige vaarzen beschreven, gelyk ook zyne Zedezangen, en Kristelyke Liederen, en vooral zyne Zegepraal der Goddelyke Liefde; een werkje van den zeer geleerden Heere G..... vermaard Leeraar, en Rector der Latynse Schole te Vlissinge, een dierbaar kleinoot genoemt, en van meer snelle vernuften niet minder gewaardeert. Wanneer de opgeworpe Hermes zig van diergelyke stukjes ook eens te beroemen hebbe, zal zyn
(6)
pryzen en laken wat meer ingang vinden. Maar wat komt 'er van hem voor den dag! grappen. pro Thesauro carbones. Klatergout dat de Jeugt wonder in de oogen flikkert, en in zig zelven niets heeft, dat aanschouwens waardig is. Zie daar heb ik UE: die zoo wel onpartydig zyt, als ik, myn oordeel gezegt. Had de groote (op dat ik hem nu zoo noemen blyve) met zynen Hermes doorgegaan zonder iemand te beledigen, en (met het loon voor zulk grappig schryven vergenoegt) den kleinen, om eenige vaarzen zyner jeugt, en nu lang in het vergeetboek, zoo onbeschoft niet op het lyf gevallen; zyne lazerye, en verminkt gedrag ware niet opgekrabt, en hy dus in het hemd gezet. Maar waar loont het quaat zynen meester niet? de niewe toont dat, als de oude tyt Esopus zonder eenig vermoeden van quaad langs den gemeenen weg gaande, wiert van eenen Moedwilliger met een steen geworpen, dat het hem wee deed. Wêlgetroffen! sprak hy tot den Booswigt daar is een stuiver voor uw moeite. Loet doet het my, dat ik niet meer kan geven. Maar ginder komt een Man aan, die hoog van staat, en ryk van gelt is: doe dien het zelve, gy zult hooger belooning erlangen. De plompert greetig op winst, en aangelokt door deze belofte, waagde het, en trof den Man, die, hier door, van gramschap opstuivende den dollen Werper by den kop vatten, en zyn misdaad aan het kruis boeten deed. Wat dese verdient heeft, die iemant gelyker wyze in zyne ruste storen, en met opgeraapt slyk in het aangezigt te werpen komt, zonder dat hem daar reden toegegeven word; spreekt van zig zelven. Ten minsten mag men over zulk doen, gevoegt by het gene hem verder nagaat, en uit zyne geboorte plaats houd, dit Vaarsje van onzen bekenden Puntdigter gisteren ontworpen, hem tot een pluim schenken, die vele begint te ergeren. En...
(7)
Die (wat hy trek ter hand) noit ietwes Godts bedryft,
En, om den broode, nu, och arm! een Hermes schryft
Die Argus dooden wil om zyne hondert oogen;
De Trasise Priaap de langgebeende Stork
De Spaanse Fleddermuis, de schrik van Pad en Work
Verbeelt men naakter niet als in zyn ydel pogen.
Leg schrandre Teekenaar, daar voor de stift ter neer.
Wie dus zig zelven maald ontrooft de kunst hare eer.
't Is scherp, zei vader Vondel; na dat hem de befaamde Dichter J. O, een Hekeldigt tegen den Paus hadde voorgelezen: die daar op antwoorde; had ik