Willem Hendrikx
(Bilderdijkkade 632, Amsterdam)
‘Den om-alles-lachenden Democriet van Abdera’; JCW in Bredase karnavals-blaadjes
Gerard Otten, werkzaam op het G.A. te Breda, attendeerde mij op het bestaan van een aantal bredase karnavalsblaadjes uit het laatste kwart van de vorige eeuw, waarin Breda met de karnavaleske naam Breda werd gesierd.
Het bredase karnaval was in deze dagen blijkbaar nog op een andere manier geschoeid dan tegenwoordig. Het werd gevierd door de meer liberale klasse en had nog weinig van het volksfeest dat het later zou worden. Rond de eeuwwisseling zou de tegenwerking van roomse zijde steeds sterker worden, zodat deze liberale karnavalstraditie ten onder ging en de naam Abdera in het bredase karnaval niet meer voorkwam.
Uit deze karnavalsblaadjes bleek dat de karnavalliteratuur uit die tijd op een hoger nivo stond dan tegenwoordig. Er werden voortdurend toespelingen gemaakt op Demokriet en Herakliet en op de romeinse Pasquinus en Marphorio. Maar ook JCW bleek niet onbekend. In het Jaarblad van Democriet, Carnaval-courant van 9 februari 1880 (prijs 11 cent) werd onder de titel ‘DEMOCRIET'S Spelling der toekomst’ de nieuwste voorgestelde spellingsvernieuwing belachelijk gemaakt. Het artikeltje handelde over de wijze waarop Democriet er toe kwam dit blad uit te geven. Ook JCW bleef door de schrijver (een zekere ROSNEC: anagram?) niet ongenoemd:
‘[...] Democriet van Abdera, én stat in Thracië, wár het volk zich kenmerkte dór verregánde domhyt in gezegden en dór dwaze handelingen, wordde aldár geboren, en ontvangde de lessen van de wyzen (hydense priesters) in de godglérthyt en sterkunde; bende dárna lérling van Leucippus di het érst het stelsel van de atomen en van de ledige ruimte behandelde; - later in omgang met de Egyptise en Chaldéwse priesters; - zelfs met de zógenoemde Gymnosophisten (Indise wysgéren di naakt lópten en den gansen dag in de zon kykten); - wordde dór dit alles de énige gróte wyze in zyn stat, welke hy in al hár doen belagte niet allén, màr, in tegenstelling van HERACLIET, (1) over alle bezwaren van 't menseyk leven lugtig hénsspringde en met alle handelingen den drák stékte.
Democriet nu, van wien de gést ongetwyfelt gróte pár duizent jaren in de ledige ruimte, welke hy bestudérde, over de árde rondzwéft, en di légte wárgynlyk in gróte mate in het bryn van velen bespeurde, krygde te dezer tyd de kúr om nog éns zyn gebórtestat te bezoeken en er mede te laghen; dog hár niet mér in het árdrykskundig wórdenboek ziende, vindde hy Breda, en begrypte dat, volgens de opmerking van CAMPO-WEYERMAN, (2) men de letters van dien nám hebbe door elkander laten vallen, en by 't zamenrapen, er den nám van Brede-Aa of Bredaa uit gevormd hebde, zódat hy ménde dár te regter plaats te bennen [...].
(1) HERACLIET van Ephèse, én wysgér di over de menselyke dwásheden stéds schryde en er zelfs zó erg over treurde, dat hy zig án de mátsgappy onttrok en op én berg onder de wilde diren ging leven, wárdór hy waterzugtig wert, zig in én koestal opslót om te herstellen, wár hy ten gevolge van zyn gemelyken inborst sterfde.
(2) Beroemt letterkundige omtrent het midden der vórgánde éw te Breda geboren.’
Elf jaar later kwam ik zijn naam nog een keer tegen in het karnavalsblad De Klapspaan, verschenen in 1891 voor de prijs van 15 cent:
‘Ziedaar het eerste Jubelno. 11 van dit Jaarblad!
Sinds de geest van den om-alles-lachenden DEMOCRIET van Abdera, naar aanleding van het door Breda's beroemden letterkundigen CAMPO-WEYERMAN, uit het midden van de vorige eeuw, opgemerkte anagram van Breda, (of Breede-Aa) met Abdera, - deze opvatting in aanmerking nam, om zich ook eens te gaan bemoeien met zijn aldus verwantschapte Abderieten, als de nog met zuidelijken geest bezielde getrouwe vasalen van vorst MOMUS