Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 3
(1980)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 341]
| |
[Nummer 33]André Hanou
| |
[pagina 342]
| |
Düsseldorf en had een vooraanstaande plaats bekleed in de sociaaldemocratische arbeidersbeweging. Hij interesseerde zich voor het oude lied, had daarom in ballingschap Hollandsch geleerd en zich toegelegd op de studie van Starter’, waarover hij o.m. in De Gids van augustus 1936 publiceerde. Schreiner was ‘een schrijver van meer dan gewoon aanvoelingsvermogen, en meer dan gewoon beeldend talent’. Zij werden spoedig vrienden. Op p. 8 opnieuw een portret (tekening) van Schreiner. In de tekst worden veel achttiende-eeuwse bronnen gebruikt bij zijn beschrijving van het nederlands volkskarakter. Hij is buitengewoon gecharmeerd van de schilder Cornelis Troost.
Met behulp van deze gegevens kon ik iets verder komen. Het zal duidelijk zijn, dat met de kennis van ‘1940’ in het achterhoofd, zich bij mij een bang vermoeden ontwikkelde: had een eerder aan de nazi's ontsnapte wel de oorlog kunnen overleven? Bij Hans Würzner, leider van het onderzoekcentrum van de leidse universiteit voor duitse emigrantenliteratuur in Nederland, vond ik in zijn werk Zur Deutschen Exilliteratur in den Niederlanden 1933-1940 (Amsterdam 1977) het volgende: ‘Ein Beispiel für die Literaturkritik ist Gerth Schreiner. Er war Journalist bei einer sozialdemokratischen Zeitung in Düsseldorf. Nach seiner Flucht nach Holland schrieb er regelmässig in verschiedenen Zeitschriften, u.a. in De gouden Winckel. 1939 veröffentlichte er bei “De Gemeenschap” in Bilthoven ein sehr interessanten Buch über die Literatur der Weimarer Republik: Die Republik der vierzehn Jahre. Er schrieb aber auch zwei holländische Bücher: Wij leven in Holland (1937) und Bezield bouwen (1939). Beim Einmarsch der deutschen Truppen beging er Selbstmord.’ (p. 21). Nog andere gegevens zijn te vinden in het Lectuur-Repertorium S-Z III (Tweede en def. uitgave. Antwerpen 1954) van Joris Baers en Paul Hardy (dit is trouwens het enige lexicon waar ik tot nu toe Schreiner in tegengekomen ben; bij instanties als het Documentatiecentrum Ned. letterkunde in Den Haag en dergelijke is niets te vinden): ‘N. Ned. (Laubach, Oberhessen, Dtsld., 16-9-1892-1942?) Stud. 1908-'13 theologie, literatuur en kunstgesch. te Giessen, Greifswald, Berlijn en Heidelberg; genoot 1913-'14 praktische opleiding aan de toneelschool van het “Düsseldorfer Schauspielhaus”; was frontsoldaat 1914-'18 van 1918-'33 journalist, letterkundige en docent aan de Volkshogeschool te Düsseldorf; vestigde zich in 1933 als emigrant te Amsterdam, waar hij als journalist werkzaam was. Hij pleegde zelfmoord tijdens de Duitse bezetting. Schreef, in het Ned., over Holland prettige en vrij diepgaande beschouwingen [...]’.
Verder onderzoek leert dat er in diverse literaire bladen uit die tijd, in De Gemeenschap en dergelijke, artikelen van zijn hand te vinden zijn. Zo komt men ook op het spoor van een herdenkingsartikel door L.v.d. Land in het Critisch Bulletin van 1945, p. 61-63, waar als nieuwe zaken nog vermeld wordt, dat hij in maart 1933 wegens socialisme gearresteerd werd, en dat hij maanden later met zijn gezin naar Hollland is komen lópen. Hij werkte mee aan de Arbeiderspers, en schreef reportages voor ‘Wij’. Hier ook wordt een precieze datum van overlijden genoemd: ‘op 16 Mei 1940 beroofde hij zich in Blaricum van het leven’. Onder dit artikel, op p. 63, staat een gedicht van Anthonie Donker, geschreven 1942 in de duitse gevangenis te Scheveningen: ‘In Memoriam - Mies Blomsma 16 Mei 1940’, waarin gezegd wordt dat ze ‘een nieuw leven op de hei aanvingen’. Zoals uit eerder genoemde titels blijkt, illustreerde Mies Blomsma het werk van Schreiner. Ze zijn dus samen op de Gooise hei de dood ingegaan.
Een zoon van Gerth Schreiner woont nog in Amsterdam; ik heb hem telefonisch gesproken. Hij vertelde dat zijn vader in zijn jeugd geleden had onder een sterk theologisch gekleurde opvoeding; dat hij daarna wat libertijns geworden was, maar steeds onzeker bleef. Vóór zijn dood las hij bijvoorbeeld met liefde Eckehart. Zijn vader was drie keer getrouwd geweest. Als zoon uit een eerder huwelijk (zijn vader was gescheiden toen | |
[pagina 343]
| |
hij veertien jaar was) had hij weinig kontakt met zijn vader toen deze stierf; hij was zelf toen pas achttien.
Het laat zich imiddels wel raden waarom de arheid aan het werk over Weyerman geen vrucht heeft kunnen dragen. Twee minuten, voor Gerth Schreiner. |
|