Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 3
(1980)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||
[Nummer 32]Ed Olijkan(Rustenburgerstraat 260-I, 1073 GK Amsterdam)De goudmaker in 't nauw (met een portret van Syberg)In Hermanus de Wit, Naam-register van veele capitaale- net-geconditioneerde Nederduitsche en eenige Latynsche en Fransche boeken [...], 3 dln. (Amsterdam, H. de Wit, [1768]), trof ik (dl. III, p. 387, nr. 1084) een op naam van Weyerman gesteld werk aan dat naar mijn weten niet eerder is gesignaleerd: Goudmaker in Naauw of de Baron (J.H. v. Syburg) Algemist / ten toon gesteld / 's Hage 1732, met zyn Pourtret. [NB: Het register vermeldt: ‘de Goudmaker in 't naauw.’]Ga naar eind1. De tussen haken geplaatste toelichting in de titel is ongetwijfeld afkomstig van De Wit. Het door hem beschreven exemplaar bevindt zich in een convoluut met zes andere werken van Weyerman (ik neem de titelgegevens letterlijk over):
De zeven werken zijn genummerd van 1080 tot en met 1086 en vormen ‘zamen VIII deeltjes in II nette halve france banden’, waaraan wordt toegevoegd de kwalificatie ‘raar’.
Pogingen mijnerzijds om een exemplaar van de Goudmaker op te sporen hebben tot nog toe geen resultaat opgeleverdGa naar eind2.. Zelfs de titel wordt - voorzover ik heb kunnen nagaan - op géén andere plaats genoemdGa naar eind3.. Je zou bijna aan een ‘ghost’ gaan denken. Mogelijk dat oplossing van de drukkerskwestie aanknopingspunten biedt. Tot de drukkers die de tekst wel eens gedrukt zouden kunnen hebben reken ik: Reinier van Kessel (familie van Ferdinand van Kessel, Weyermans leermeester?), die in 1730 Weyermans Doorzigtige Heremyt uitgaf, en Fraçois Moselagen, die in 1736 met Weyerman in onderhandeling was over diverse uitgaven.Ga naar eind4.
Intrigerend is de vraag naar de aard van de relatie tussen de Goudmaker en de overige Syberg-teksten van Weyerman, als daar zijn:
Dat het om een vroegere editie van de Leevens byzonderheden (de ‘roman’ over Syberg) zou gaan, kan, gezien de Voorlooper van 1733, wel zo goed als uitgesloten worden geacht. (Overigens is het naakte feit dat de Goudmaker in een verzameluitgave voorkwam naast en voorafgaand aan de Leevens byzonderheden al veelzeggend: aangenomen moet toch worden dat de ene tekst de andere niet, of althans niet substantieel, doubleerde). Dat het om een toneelstuk zou gaan behoort tot de mogelijkheden, al is het wat onwaarschijnlijk dat Weyerman over één onderwerp binnen zo korte tijd twéé toneelstukken zou schrijven. Een eerder versie van de Maagdenburgsche Alchimist kan het ook niet zijn geweest, aangezien de titel van de | |||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||
Goudmaker de inhoud van de Alchimist niet erg dekt. Het ligt meer voor de hand om te vermoeden dat het hier om een schotschrift gaat. Er zijn twee aanwijzingen in deze richting: op de eerste plaats lijkt de titel een pamflettoir geschrift te beloven, en op de tweede plaats is de onvindbaarheid van de tekst een teken dat in deze richting wijst; pamfletten werden vaak (lett.) stukgelezen.
De aardigste aanwijzing echter over de aard van de Goudmaker vond ik in de tekst van de Maagdenburgsche Alchimist. In zijn openingsmonoloog verklaart Syberg (p. 10) enigszins schizofreen dat degenen die de mensen voorspellen of waarschuwen dat de goudzucht hen tot een gewillig slachtoffer van Syberg maakt, daarmee liefde en vriendschap verspelen, kortom: de gebeten hond zijn. Ter adstruktie merkt de auteur daar in een noot bij op: ‘Ik schreef een brief aan een vrient, dat ik voorneemens was om de leevens byzonderheden van dien Maagdenburgschen bedrieger ten toon te stellen [let op de formulering] in een vertoog: doch dat billyk voorstel wiert by dien heer behandelt als een misdaat van hoogverraat.’ Een vertoog dus! Het lijkt wel zeer waarschijnlijk dat Weyerman in deze anekdote naar de Goudmaker verwijst, die toen blijkbaar nog in de pen was.
Tenslotte: het signalement van de Goudmaker is nu verspreid; moge hij snel betrapt worden. Tenzij hij van deze wereld af is, kan hij ons eigenlijk niet meer ontsnappen. |
|