Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 1
(1978)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermdRiekje de Haan
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar vertoont zyne wekelyksche papiere Komeet altoos in den zelve draaikring en vereert in het bits of laf aan den gepynigden Lezer, als de provizie van zyn wintergraan opgesmuld is, liberalyk kaf en lege doppen’ (Rotterdamsche Hermes 24 sept. 1720, p. 13-14). Hem wordt de volgende raad gegeven: ‘Vergader veel liever van tyt tot tyt aangename productien van de natuur; neem tot uw voorwerp een jonge spruit masculini generis, die door zestien à achttien lentestralen gekoestert, tot een vegetatief mensch is opgewassen; pluk die met alle hare naturelyke agrementen, dat zyn geaffecteerde spreekwyzen, valsche Fransche airs, nieumodische vloeken, noitgepasseerde liefdegevallen (ten ware eene nacht-rescontre met mama's keukomeit of eene overjaarde Koppelaarster) gedroomde batailles en leugenachtige bravoures’ (ibid., p. 14). Direkt hiermee in verband staat de eis dat men als schrijver origineel moet zijn. Eigen vinding is erg belangrijk, klakkeloos overnemen wordt sterk afgekeurd. Dit betekent dat het uit den boze is te teren op hetgeen andere periodieken als nieuws brengen, zoals (alweer) Argus gewoon is te doen: ‘[Argus] plundert de dagelykssche Postmaale van de Courant’ en even verder: ‘Wel aan dan Argus, laat ons de Werelt niet langer misleiden door droombriefjes, of door hermaskerde Courant-perioden. Laat ons met iets ongemeens, en ongemeen behandelt, op Bato's Schoutoneel, opdonderen.’ (Amsterdamsche Hermes I, 19 mei 1722, p. 265-266). Ook aan de klassieken moet men niet te veel vasthouden: ‘Ik wil gaarn bekennen, (zegt den Ontleeder der Gebreeken) dat we wel Liefhebbers der Ouden, doch geenzins derzelver Copiisten moogen zyn; wy moogen wel een Gebed of een Vertoog opstellen, gelyk als zy hebben gedaan, maar wy moeten, hun Gebeden of Vertoogen niet uytschryven; door het eerste zouden wy ons met de Heydenen, en door het laatsten egaal stellen met de Overzetters.’ (Ontleeder II, inleiding).
B. Een ‘Courantier’ moet ter zake kundig zijn. Hij moet kennis bezitten over alles waar hij over schrijft. Het duidelijkst wordt dit geformuleerd in de Amsterdamsche Hermes II van 4 mei 1723, p. 251-252: ‘De Nederduitsche Courant vereischt zo wel een uitgestrekte kennis aller taalen, als der nederduitsche taal. De Courant vereischt een Man, die het Nieuws, eenvoudig, getrouw, en beknopt, behandelt. Een Courantier moet weeten te spreeken over den Oorlog, zo ter Zee, als te land, en hy moet niet onbedreven zyn in de Landbeschryving, in de geschied-boeken, en in de geslagtreekening der adelyke Familiën. Hy moet ervaaren zyn in de staatkunde, in het Intrest der Vorsten, en in 't geheim der Hoven, en in de Zeeden en gewoontes aller Natiën. In 't kort, daar worden zo veel byzonderheeden, en zo veel weetenschappen Gerequireert in een Courantier, dat Hermes zig verwondert, hoe dat verscheide ongelekte schribbelaars zulks durven onderneemen.’
C. Het latere gedrag van Weyerman zelf in aanmerking genomen is het opvallend dat hij zoveel waarde hecht aan de waarheid. Vooral ‘Broeder Felix’Ga naar eind(4) moet het nu ontgelden: ‘Londen. De Ridder Francis Massam is alhier overleeden, in den ouderdom van 82 jaaren. O dat is groot jammer! zegt Hermes, want zo hy zyn levens pikdraat had uitgerekt tot zes-en-tachtig jaaren, dan zou broêr Felix hem hebben doen kraamen van een Dochter, gelyk als hy een oude Vrouw van Aresso, heeft doen bevallen van een Zoon. Waarlyk, de groote Felix is zo wel een Vroed-dokter, als een vroed Courantier! en dewyl de Wyzen, thans zo schaars zyn als versche kievits-eijeren, is Anubis van gevoelen, dat men dien door, en weder door misgeleerden Auteur, de Pen eens nieuwsschryvers moest ontneemen, om zyn geletterde vuist te beslaan, met de schryfpen van Pinto, Olaus Magnus, Simen de Vries, en zulk soort van prullen, die hun deuren en vensters dicht toesluiten voor de Waarheid, doch die hun Ziel, zo wyt als een leege hooischuur, dag en nacht, open zetten voor Almanakssprookjes, en voor tastelyke Onwaarheden.’ (A'damsche Hermes II, 30 maart 1723, p. 214-215). Een Courantier moet bovendien ‘zonder zyn Courant te overlaaden, zyn Leezers een beknopte indruk van zyn nieuws, ongevoeliglyk [...] meêdeelen’ (A'damsche Hermes II, 4 mei 1723, p. 256). Dit laatste lijkt erg op een pleidooi voor objektiviteit!
D. Weyerman besteedt ook aandacht aan de stijl. In het voorwoord van deel I van de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdamsche Hermes kondigt hij aan een losse stijl te gaan hanteren en gebruik te maken van onregelmatige verzen. In de A'damsche Hermes van 22 sept. 1722, p. 415, bekent hij, zich te hebben toegelegd op een ‘beeldsprakelyke styl’ om zich daarmee van anderen te onderscheiden. Hij houdt blijkbaar niet van een strak keurslijf. De stijl moet ‘eenvoudig’ zijn. Het gebruik van vreemde woorden keurt hij af, evenals het gebruik van lange inleidingen en overdreven uitweidingen. Dat geeft slechts de onmacht van de schrijver aan. ‘[...] want een Schryver, die zig van een langwylige Inleiding bedient, is egaal met een krachteloos Galant die de preliminaire punten van.... Vous m'entendez bien, afhaspelt, met een jonge Kamerduif, zyn Inbeelding moet eerst wat Speelens hebben, eêr dat het Kattespel ernst wort.’ (Ontleeder I, 17 april 1724 p. 217).
E. Het is de taak van een Courantier te stichten en te verlichten. Met name de kennisoverdracht is belangrijk. ‘[...] ook past het een Courantier, om door het Wywater van een nette kondschap, den Duivel van Onkunde, uit het ligchaam der onbeleeze Leezers te verbannen.’ (Amsterdamsche Hermes I, 22 sept. 1722, p. 413-414). En een aankondiging van Den Vrolyke Kourantier in De doorzigtige heremyt no 22, 21 februari 1729, p. 176: ‘N.B. Onze Kourant zal de duystere plaatzen van sommige Nieuwsschryvers ophelderen, om, zo doenlyk is den Leezer in eene adem te stichten, en te verlichten.’
F. Een zeer modern aandoende opvatting van Weyerman is de volgende: kwaliteit moet boven kwantiteit gesteld worden. ‘Een Boom wort niet geacht om de Meenigte van Bladers die hy voortbrengt, maar hy wort geschat na den Qualiteyt van zyn Vruchten. Een Schryver die zonder Oordeel den eenen Riem Papier op den anderen stapelt, is niet in verdienste verheven boven andere Zywormen, die minder Bladers doorknaagen, geenszins; want het is de Qualiteyt, en niet de Quantiteyt van Stof die den Autheur opbeurt uyt het Stof.’ (Ontleeder II, 8 jan. 1725, p. 97).
Na deze globale indelingen blijven er nog een paar opmerkingen over de journalistiek over die niet direkt onder te brengen zijn. Het komt er echter op neer dat een schrijver zijn verstand moet gebruiken (en niet ‘Rym zonder Reeden’ en ‘Onrym zonder Geest’, A'damsche Hermes I p. 265) en dat men, als er een ‘ernstig Nieuwspapier’ wordt nagestreefd, zich moet richten tot verstandige lieden (A'damsche Hermes I p. 391-392). Bovendien levert Weyerman kritiek in de A'damsche Hermes II p. 252 op het feit dat over het algemeen de schifting van goed en slecht nieuws onvoldoende plaats vindt. Tenslotte veroordeelt Weyerman in De echo des Weerelds I p. 5 de schrijvers die slechts publiceren uit eigenbaat: ‘Want alhoewel de meeste Schryvers voorgeeven wanneer zy een Traktaat op het Weefgetouw der Drukpars zetten, dat het ter Liefde geschiet van hun Tydgenooten, en dat zy enkelt doelen om die te stichten, te onderwyzen, of te vermaaken, het is onwaar, en hun voorgeeven is valsch, zy pompem om het Hoofd boven het Water der nootzaakelykheyt te houden, het Geld is de Leus, en Eygenbaat is het Wachtwoort aller Schryvers.’
Het is opvallend dat Weyermans opmerkingen over de journalistiek, al dan niet terloops geuit, schaarser worden naar mate de tijd verstrijktGa naar eind(5) Aanvankelijk gaf Weyerman in zijn periodieken regelmatig nieuwsberichten. Na Den Ontleeder der Gebreeken (1724-1726) zijn deze vrijwel geheel verwenen. Weyerman hield zich nog voornamelijk bezig met het vertellen van sprookjes en het schrijven van toneelstukjes. Verder valt op dat niet in iedere door mij aangebrachte kategorie alle periodieken evenredig vertegenwoordigd zijn (zie bijlage). Alleen in de A'damsche Hermes komt elke kategorie aan bod. Daarin formuleert Weyerman ook zijn meer algemene kritiek op de journalistieke praktijk van zijn tijd, zonder dit steeds aan bepaalde personen op te hangen. In de R'damsche Hermes en de A'damsche Hermes dl. I gebeurt dat nog wel veelvuldig. Argus en Bro-der Polix worden door Weyerman gebruikt om zich tegen af te zetten. Mij krijgen voortdurend hetzelfde vorwijt te horen: zij zijn fantasieloos! Door deze eerste twee periodiek-jaargangen krijgt kategorie A, het belang van de fantasie, m.i. teveel gewicht. Er wordt telkens gerefereerd aan een paar Courantiers die het in de ogen van Weyermen met geen doen, naar van een algemene opmerking | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over het belang van fantasie in een periodiek komt hij niet toe. Belangrijker lijkt mij kategorie B: een journalist moet ter zake kundig zijn. Een aanwijzing daarvoor zie ik in het citaat dat ik daarbij gaf. Uit de formulering spreekt een grote ernst. Hij vindt het werkelijk schandalig dat de praktijk zo anders uitpakt dan hij noodzakelijk vindt. Dit citaat wint aan overtuigingskracht omdat het een algemene beschouwing betreft over de journalistiek en niet zo maar een aantijging is tegen de een of andere courantier. Ook aan kategorie C hecht ik veel waarde. In een periode van vijf jaar (1721-1725) maakt Weyerman herhaaldelijk opmerkingen over de noodzaak om slechts waarheden te schrijven. Hoewel de ppmerkingen van Weyerman in een aantal gevallen persoonsgericht zijn (voornamelijk Broeder Felix), geeft Weyerman ook dikwijls algemene kritiekenGa naar eind(6). Kategorie D en E lijken me veel minder belangrijk. De opmerkingen die Weyerman over stijl maakt, zijn heel verschillend. Het is niet mogelijk een duidelijke stijlopvatting hieruit te destilleren. In elk geval lijkt hij erg tegen het opleggen van een bepaald keurslijf te zijn. Hij wil zich vrij voelen om te schrijven zoals hij zelf wil. Bovendien keurt hij het zeer af om moeilijke woorden te gebruiken. Dit is slechts een poging om de eigen onmacht te verbergen. Weyerman komt een paar keer terug met de opmerking dat een schrijver moet stichten en verlichten. Hij kent een courantier blijkbaar een opvoedende taak toe. Kategorie F is te klein om daar iets zinnigs over te kunnen zeggen.
Het lijkt me gerechtvaardigd de nadruk te leggen op de kategorieën B en C: Weyerman vindt dat een journalist zijn artikelen moet schrijven met een grondige kennis. Hij moet ‘all-round’ zijnGa naar eind(7). Bovendien moet een journalist eerbied hebben voor de waarheid. Dus geen feiten verdraaien om leuke artikeltjes te kunnen schrijven. Dze opvatting van Weyerman over de journalistiek past volgens mij ook heel goed bij om eigen tijd. Evenals misschien de volgende verzuchting: ‘Maar laat ons nimmer na 't onmoogelyk verlangen,
Zegt Hermes, want het is te laat,
Dat men om 't Noenmaal roept, als 't na den avond gaat.
Het moest een baas zyn, die, die Hekken zou verhangen’
(A'damsche Hermes II p. 256-257) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageHieronder volgt een opsomming van de plaatsen waarin opmerkingen van Weyerman over de journalistiek door mij zijn aangetroffen, in de bladen genoemd in noot 5.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|