| |
| |
| |
Kroniek
Cyriel Buyssse oktober 2013 - juni 2014
Dit is de dertigste en laatste kroniek. Zoals u hiervoor al heeft kunnen lezen worden de Mededelingen na deze dertigste aflevering verder gezet in een andere vorm, met een verjongde redactie. De Buysse-studie zal worden ingebed in de bredere studie van de literatuur van het interbellum. De pro memorie-behoefte ter ondersteuning van de centrale focus zal daarbij dan ook wegvallen.
Verrassend veel nieuws is er te melden rond de roman 't Bolleken die, zoals bericht in onze Kroniek in Mededelingen XXV (p. 186), in 2008 een achtste druk beleefde. Over de eerste druk schreef Paul-Gustave van Hecke in 1908 een uitvoerige lovende recensie die terug te vinden is in de vorig jaar door Manu van der Aa bezorgde en toegelichte uitgave Fashion en andere dada's. Paul-Gustave van Hecke: Verzameld Nederlandstalig werk 1907-1921 (Letterenhuis, Antwerpen 2013). In zijn recensie schreef Van Hecke onder meer: ‘In dat boek leeft het leven; als Buysse over landleven schrijft wordt het me verrukkelijk, ik zie, ik voel, ik eet, ik adem de waarheid, de zuiverheid, de diepte, van het leven zelf. Dat is menschelijke kunst!’ (p. 131). Verheugend is de vaststelling dat 't Bolleken een eeuw later ook de theaterwereld blijft inspireren. Regisseur Jef Depaepe, die eerder al een toneelbewerking bracht van de roman Tantes én van de novelle Lente, heeft nu een theatertekst gemaakt van 't Bolleken voor de toneelvereniging De gebroken spiegel te Wevelgem. Het stuk 't Bolleke. ‘L'alcool et la femme’ werd opgevoerd op 18, 19, 25 en 26 april 2014 in volle zalen en bracht in een gestileerde, strakke regie de ‘dramatische’ hoofdmomenten van de roman op de planken. Er werd in open doek gespeeld, waarbij de taferelen werden verbonden door vertellende stemmen. Een uitgekiende lichtregie legde de nodige accenten en een schimmenspel zorgde tussendoor voor zeer fraaie beelden. Een knappe regie die gelukkig samenging met sterke acteursprestaties. Depaepes interpretatie van 't Bolleken sluit nauw aan bij de roman, met dien verstande dat de oorzaak van de ondergang van ‘Nonkelken’ Meneer Vital nadrukkelijk wordt gelegd bij ‘l'alcool et Flavie’:
alcohol en de vrouwen. Jef Depaepe geeft in de programmabrochure zelf aan dat hij net als in
| |
| |
zijn bewerking van Tantes (1999) gebruik heeft gemaakt van de ‘afspiegelingsidee’: we zien in de eerste generatie de toekomst van de tweede generatie, of beter, we leren het verleden van de eerste generatie uit wat de tweede generatie meemaakt. Een cirkelstructuur die symboliseert dat elke poging om aan zijn lot te ontsnappen zinloos is. Zoals het naturalisme het wil. Fataal besef: meneer Vitals mislukking in de liefde doet hem naar de drank grijpen zodat hij zijn eigen lot bezegelt, in het volle besef dat het overdadig gebruik van de goede dingen des levens ook hem snel zal aftakelen. Een niet vergeten pareltje uit Buysses werk, waarin ook de sociale verhoudingen scherp op de korrel worden genomen: een huwelijk van de ‘hogere’ burger Meneer Vital met het ‘gewone’ cafémeisje Eleken was immers niet acceptabel voor ‘de gemeenschap’ van het dorp.
Een vaste waarde in de Buysse-ensceneringen is en blijft natuurlijk acteur-verteller Jo Decaluwe, die de x-te voorstelling van zijn theaterproductie ‘Och Hiere God toch’ op vrijdag 21 maart 2014 bracht in het Gentse theater Tinnenpot. Zou hij zelf de tel bijgehouden hebben? Deze productie was ten voordele van het solidariteitsproject ‘Vorming voor bouwvakarbeiders in Cambodja’ van het ACV. Jo Decaluwe liet ook weten dat de productie ‘Goeste’ enorm gegroeid is sinds de première (ze werd onder meer opgevoerd voor de Goossenaertskring op 27 oktober 2013 in De Schakel te Zeveneken), maar dat hij nog steeds méér optreedt met de andere verhalen, vaak bij speciale feest- en familieaangelegenheden of bij reisgroepen. Zo wordt Buysse gehoord in Rusland, Bulgarije, Quatar en Israël: overal en telkens een welkome act.
Even succesrijk blijven de verfilmingen. Op dinsdag 4 maart was de memorabele bewerking van Lente te zien in de reeks MemoTV op Canvas. Deze tv-film van Dré Poppe in de BRT-reeks ‘Made in Vlaanderen’ (1983), met Blanka Heirman als Cordule en Chrisje Thijs als Leontientje, samen met Jo de Meyere, Walter Cornelis, Dries Wieme en Oswald Versyp, behoort inderdaad tot de onvergetelijke klassiekers van de Buysse-verfilmingen. Als aflevering 17 in de MemoTV-reeks werd overigens ook 't Bolleken nog hernomen. Dé grote klassieker op het theater is natuurlijk Het gezin Van Paemel, dat vooral amateurgezelschappen blijft inspireren. Dit jaar kunnen we signaleren dat het als seizoensopener werd gebracht door Toneelhuis Colisse & Co te Melle, dat hiermee zijn tiende verjaardag vierde. Een bericht hierover was te vinden in Het Nieuwsblad van 28 augustus 2013. De regie was in
| |
| |
handen van Herman van den Bulcke. Speeldagen op 6, 7, 13, 14, 20 en 21 september 2013 in het Cultuurcentrum Gildenhuis, Merelbekestraat 99 te Melle. Meer info over dit gezelschap op www.colisse.be. Met dank aan Paul de Loore voor deze info en hierbij ook nog onze gelukwensen: hij was het die als bevlogen leraar en Buysse-liefhebber zijn leerlingen inspireerde.
Vorig jaar gingen we hier vrij uitvoerig in op een toneelvoorstelling van de gebroeders Chokri en Zouzou Ben Chika: onder de titel ‘De waarheidscommissie’ werd het feit ‘herdacht’ dat tijdens de wereldtentoonstelling in Gent in 1913 een groot aantal Senegalezen en Filippino's werden tentoongesteld in nagebootste dorpen. Buysse bericht daar ironisch over in zijn dagboek Zomerleven. Op Radio 1 waren op 31 januari en 2 februari 2014 in het programma Braakland berichten te horen over een herneming van deze voorstelling - een hoorzitting onder voorzitterschap van oud-gouverneur Herman Balthazar - nota bene in Kaapstad. De rol van de verdediger van Buysse, in Gent gespeeld door theatermaker Herwig Deweerdt, werd in de Kaapse voorstelling overgenomen door Tom Lanoye. De opvoeringen (1, 2 en 3 februari) hadden plaats, heel symbolisch, in het voormalig Parlement van de kleurlingen. Uiteraard heeft ook Lanoye amnestie gevraagd voor Buysse: het was in die tijd niet alleen heel gebruikelijk om hele dorpen te laten overkomen voor een wereldtentoonstelling, maar de uitspraken van Buysse in zijn dagboek sporen ook helemaal met de algemene houding tegenover ‘kleurlingen’ en met het woordgebruik van toen.
Dat Buysse een zeer solide plaats heeft verworven in de literaire actualiteit blijkt ook nu weer uit het feit dat hij in tal van publicaties van het afgelopen jaar werd vernoemd. Naar aanleiding van de heropening van het Lijsternest als Streuvelsmuseum en schrijversresidentie op 24 april 2014 heeft uitgeverij Pelckmans een fraaie afzonderlijke kleine publicatie bezorgd van Het derde leven van Stijn Streuvels. Het gaat om de tekst van een lezing die Ludo Simons in 1996 hield aan de UFSIA over Streuvels' dagboekje Nulla dies sine linea, dat nooit als geheel werd gepubliceerd. De lezing van Simons werd eerder gedrukt in de bundel Verhalen voor Vlaanderen, uitgegeven door Karel Wauters (Antwerpen, Pelckmans, 1997) en we hebben er in onze kroniek (MCBG XIV, 1998) al aandacht voor gevraagd. Maar het past er hier naar aanleiding van deze herdruk nog even aan te herinneren
| |
| |
dat Streuvels zich in dit ‘memoriaal’ een paar keer positief over Buysse uitlaat. Het is goed dit te beseffen in een context waarin telkens weer en tot vandaag de behoefte blijkt te bestaan om beide grote Vlaamse naturalisten tegen elkaar op te zetten. Streuvels vond een novelle van Buysse ‘gezonder en levendiger’ dan het ‘peuterwerk’ dat hij las in een bloemlezing met teksten van de Nieuwe Gidsers. En ja, hij noteert ook dat hij Buysse ‘gewoonlijk meeneemt’ naar bed: ‘Om de klare duidelijke lettertype waarmede zijn boeken gedrukt zijn en 't zicht niet vermoeien, en omdat het gemakkelijke lectuur is’. Gemakkelijke lectuur zowaar! Maar toch: ‘Buysse is een opmerkelijke verteller, zij het verre de mindere van Maupassant’. Streuvels zal geweten hebben dat Maurice Maeterlinck zijn vriend Buysse ‘onze Maupassant’ noemde. Maar als Buysse het over zichzelf heeft wordt hij volgens Streuvels flauw en sentimenteel ‘en in zijn houding tegenover het landvolk blijft hij de meneer die emoties komt opdoen’. De verschillen in de sociale achtergronden van beide auteurs hebben zwaar gewogen op Streuvels' oordeel.
Tegenwoordig zien de vele Buysse-lezers dat anders. En hoe dan ook staat het vast dat Buysse en Streuvels min of meer vriendschappelijk met elkaar omgingen. Dit wordt nog eens, langs een omweggetje, bevestigd in de grote tentoonstelling die werd gewijd aan de schilder Albert Saverys tussen 1 maart en 15 juni 2014 in het Museum van Deinze en de Leiestreek. In die tentoonstelling kon een gedigitaliseerde versie van het memoriaal op een pc-scherm gelezen worden. Streuvels behoorde, samen met Felix Timmermans, Herman Teirlinck en Gerard Walschap, tot de uitgebreide persoonlijke vriendenkring van Saverys. Zij maakten deel uit van wat tegenwoordig ‘het netwerk’ heet van de gebroeders Jozef en Adolf de Coene, bekende Kortrijkse industriëlen bij wie ook Buysse te gast was. Zo was Buysse aanwezig bij de legendarische boottocht met het binnenschip De Waterhoen in 1931, een informele ontmoeting met koningin Elisabeth georganiseerd door Herman Teirlinck. De tocht werd uitgebreid gedocumenteerd in de tentoonstelling. Over dit netwerk van kunstenaars en schrijvers in de Leiestreek is verder nog een boeiende bijdrage te lezen van Peter J.H. Pauwels, ‘Een “tovenaar met kleuren” en zijn literaire vriendenkring. Schrijvers rond de schilder Albert Saverys’, in het literair-historisch tijdschrift Zacht Lawijd (jg. 13 nr. 1, januari-maart 2014).
In hetzelfde nummer van Zacht Lawijd vinden we nog een niet te missen bijdrage van Buysse-biograaf Joris van Parys: ‘“Geen vriendschap
| |
| |
onder den helm”. Raymond Brulez en het activisme’. In de nieuwe biografie van Van Parys is Buysse gelukkig niet helemaal weg. Aanleiding van de vermelding is de eenakter Jan Bron (gepubliceerd in Groot Nederland 1921) waarin Buysse na de oorlog een ‘objectief beeld’ probeerde te geven van het activisme, wat hem niet in dank werd afgenomen en hem de verdenking opleverde dat hij sympathiseerde met het activisme. Meer over deze absurde veronderstelling en de weigering van het stuk door de Antwerpse KVS-directeur Van Kerckhoven uiteraard in de Buysse-biografie (derde druk, 2008, p. 579-585)
Op de valreep kunnen we ook nog aandacht vragen voor twee belangrijke boekpublicaties die op woensdag 12 juni 2014 werden gepresenteerd in het Liberaal Archief in Gent. Van de hand van Guy Schrans verscheen Fredericq & Co. Een geslacht in licht en schaduw, uitgegeven bij Snoeck, Gent-Kortrijk (144 blz.). Het is bekend dat de familie Fredericq, die afkomstig was uit Frankrijk, enkele zeer vermaarde figuren heeft opgeleverd. Zoals Karel van de Woestijne het onverbeterlijk plechtig uitdrukte: het was ‘een geslacht van heersers dat in dit land omwentelend optrad’ (geciteerd op p. 9). Guy Schrans voert in dit overvolle, zeer rijk gedocumenteerde boek de hele familiegeschiedenis op van 1770 tot de Eerste Wereldoorlog. Voor Buysse-lezers die geïnteresseerd zijn in de biografische achtergronden en in de cultuurgeschiedenis van de 19e en begin 20e eeuw is dit meteen een onmisbare bron van vernieuwde en uitgebreide informatie. Zoals zij al weten was de stammoeder Marie Comparé (1791-1879), vóór haar huwelijk met de uit Duitsland afkomstige Herman-Anton Loveling (1806-1846), gehuwd met Jacques Fredericq (1778-1824), die ‘gedurende ongeveer vijfentwintig jaar’ (p. 39) gemeentesecretaris was van Nevele en de aanpalende gemeenten Meigem en Vosselare. De kinderen en kleinkinderen uit het tweede huwelijk van Marie Comparé (onder wie de latere schrijfsters Rosalie en Virginie Loveling en hun zus Pauline, moeder van Cyriel Buysse) hadden bij hun oma in Nevele de gelegenheid om in contact te komen en te blijven met de talrijke telgen uit haar eerste huwelijk. Zo komt het dat Cyriel Buysse in Nevele én in Gent optrok onder meer met zijn (half)neef Simon Fredericq, zoon van César Fredericq en Mathilde Huet. In de goed gestoffeerde korte biografie van Buysse (p. 57-60) zagen we één slippertje (in de datum van Van Nu
en Straks: dat is 1893, niet 1911). Maar dat mag de pret niet drukken. Er zijn maar liefst 960 zeer informatieve eindnoten. Schrans heeft niet alleen zijn Van Parys goed gelezen maar ook ver- | |
| |
bluffend veel andere bronnen bij zijn onderzoek betrokken. De studie over de Fredericq-familie is dus een paradijs voor genealogen. Ze werd bij de presentatie ingeleid door amateur-genealoog Jan Luyssaert, oudvoorzitter van de Heemkundige Kring Het Land van Nevele en bestuurslid van het Cyriel Buysse Genootschap. Cyriel kreeg dan ook een eresaluut aan het slot van de voorstelling.
Met de vermelding van neef Simon Fredericq zijn we bij het tweede boek beland, helemaal gewijd aan zijn memoires: Toute une vie. Les mémoires de Simon Fredericq (1857-1934), avec une introduction généalogique et annotations par le prof. ém. Guy Schrans. Dit boek is een uitgave van het Liberaal Archief. De daarnet vermelde strapatsen waaraan Simon en Cyriel zich schuldig maakten waren al lang bekend in de Buysse-studie. De memoires van Simon Fredericq circuleerden in een kopie van het handschrift en uiteraard heeft ook Joris van Parys er in zijn biografie herhaaldelijk naar verwezen. Toch is het nuttig dat deze bron nu helemaal en direct beschikbaar is voor iedereen. De uitvoerig geannoteerde editie van het dagboek zelf wordt voorafgegaan door een heldere biografische inleiding over Simon en zijn familie, waarbij natuurlijk ook weer stammoeder Marie Comparé en alle telgen uit haar twee huwelijken aan bod komen. Het typeert al de goede verhoudingen en contacten tussen de beide families: tijdens de jaren dat Cyriel Buysse schoolging in het Gentse atheneum aan de Ottogracht logeerde hij bij César Fredericq, derde van de zes kinderen van Jacques Fredericq en Marie Comparé (er waren vier zonen). César was destijds een bekend huisarts. Hij woonde in die atheneumjaren in het Gewad (nabij het Gravensteen). Ook dit echtpaar kreeg zes kinderen, van wie Simon de jongste was. Hij was twee jaar ouder dan Cyriel en zou later gynaecoloog worden. Simon noteert dat zijn neef Cyriel allerlei kleine talenten beheerste die hij zelf hoog achtte: ‘il savait imiter le miaulement du chat à la perfection, faisait à la surface de l'eau des ricochets superbes’. Hij was wel een ‘fort médiocre élève’ (p. 114) en de schooluitslagen van beide bengels waren dat jaar ook niet zo goed. Ook voor Simon was het atheneum ‘la cage’ (de kooi). Na de
prijsuitreiking werd afgesproken dat Simon en zijn zus Nica samen met Cyriel naar Nevele zou gaan bij ‘tante Pauline’ thuis voor de grote en kleine vakanties, waar de kwajongensstreken dan verder werden gezet. Simon herinnert zich bijvoorbeeld hoe Cyriel het bijna voltallige personeel dat in de fabriek van zijn vader zakken plakte voor de cichoreiverpakking, een grote vlieger deed plakken die, ‘achevé vers le soir, s'éleva
| |
| |
majestueusement dans les airs’ (p. 115). En zo nog een paar dingen die de nogal strenge papa Louis Buysse niet kon appreciëren. Na de lange zomervakantie waren Cyriel en hij, zo getuigt Simon, ‘devenus des demi-sauvages, passant nos journées à tirer à l'arc, à gauler des noix, à lancer des pierres à la fronde [met de catapult], à pourchasser les chiens et les chats du voisinage au moyen de petites catapultes, à rester perchés des heures entières au sommet d'une meule de bois pour entendre mugir le vent dans les arbres’ (p. 117). Simon ontwikkelde in Nevele een grote liefde voor zijn tantes Rosalie en Virginie, met wie ze zich kostelijk amuseerden. Het is ook via hem dat we vernemen dat de tantes voor alle neven en nichten namen bedachten. Cyriel werd Triphon genoemd, een naam die hij zal gebruiken voor het hoofdpersonage in zijn autobiografische roman Zoals het was....
Over Tante Virginie gesproken: ook haar naam duikt weer volop de actualiteit in, dank zij haar dagboek In oorlogsnood. Recent kwam het nieuws dat de Topstukkenlijst van het kunsten- en cultureel-erfgoed-beleid van de Vlaamse regering op initiatief van minister van Cultuur Joke Schauvliege wordt uitgebreid met zes objecten en zeven verzamelingen over de Eerste Wereldoorlog, waaronder het Oorlogsdagboek 1914-1918. Met dank aan de minister en haar cultuurbewuste ambtenaren. De toevoegingen aan de lijst zijn te vinden op www.kunstenerfgoed.be. Vermeldenswaard is ook nog dat het artikel van Romain John van de Maele over een brief van Emma Kraft aan Virginie Loveling (verschenen in Mededelingen XXIX) een vervolg heeft gekregen: Van de Maele publiceerde een verzorgd geannoteerde bijdrage over een bezoek dat de Deense schrijfster en vertaalster bracht aan Virginie Loveling, waarbij verschillende ontmoetingen met Deenssprekenden (onder meer het Nederlandse echtpaar Hendrik Logeman-Dina van der Willigen) werden georganiseerd (‘Emma Kraft - Een Deense schrijfster op bezoek in Gent’, in Gendtsche Tydinghen, 43e jg., nr. 2, maart-april 2014, p. 78-87). Kraft schreef over haar bezoek en ontmoetingen in haar boek Brogede Blode (1905).
En intussen evolueert de Buysse-receptie mee met haar tijd. Sinds kort staat de extra editie van Achter de schermen, de nieuwsbrief van het Willem Elsschot Genootschap gewijd aan de biografie van Joris van Parys (oktober 2008) integraal in pdf-versie op de website van het WEG (even ‘Achter de schermen’ intikken in het zoekvenster). Joris van Parys signaleerde ons ook dat er uitgebreide informatie is te vinden over Cyriel Buysse op de website www.schrijversgewijs.be mede
| |
| |
op basis van de site van ons genootschap. Nu te vinden op YouTube is Café De Reisduif van Johan Verminnen (met het vers ‘Cyriel Buysse achterna’): http://www.youtube.com/watch?v=tAi3NXEyk w. Ook bij de dbnl bleef het niet stil: op 3 juni 2014 werd een begin gemaakt met de digitalisering van onze Mededelingen: de afleveringen 1 tot en met 5 zijn nu al te raadplegen op www.dbnl.org. Goed nieuws is dat, voor de velen die tevergeefs probeerden de delen I en II te pakken te krijgen. Op dbnl verscheen eerder al (april 2014) een gedigitaliseerde versie van Het ‘Ezelken’, dat eveneens als e-book beschikbaar is.
Het laatste woord van alle dertig de kronieken is voor de toekomst: het goede nieuws is dat er in sommige scholen in Vlaanderen nog literatuurlijsten bestaan. Volgens een bericht in Knack (Boekenspecial 16 oktober 2013) is dat het geval in het Sint-Bernarduscollege van Oudenaarde, waar leraar Nederlands Wim Verhofstadt zijn leerlingen een kort lijstje geeft dat door 90 procent onder hen wordt afgewerkt. Daar staan ook ‘klassiekers’ op, zoals Het recht van de sterkste van Cyriel Buysse. Het boek heeft enkele troeven, zo deelt de leraar mee: ‘het gaat over emoties, er wordt dialect in gebruikt én het telt niet al te veel bladzijden.’ Het ga hen goed: houden zo. Maar misschien toch belangrijker dan deze ietwat magere vooruitzichten op het ‘doorwerken’ van Buysse is de volgende aanvulling die ons werd bezorgd door Yvan de Maesschalck. Hij las onlangs Meester Mitraillette (Atlas/Contact, 2014), de mooie (tweede) roman van Jan Vantoortelboom [...] en schrijft ons hierover het volgende: Het boek deed me qua sfeer en verhaallijn aan ‘Meester Gevers’ denken: de hoofdfiguur (David Verbocht) trekt enkele jaren voor de Eerste Wereldoorlog naar het West-Vlaamse dorp Elverdinge om er onderwijzer te worden in de gemeentelijke lagere school. Hij is niet bepaald gelovig maar wel vrijzinnig, en komt daar ook voor uit tegenover de plaatselijke pastoor, die hem probeert te intimideren/chanteren. Maar David (‘meester Mitraillette’) geeft geen krimp. Hem wordt niet, zoals in ‘Meester Gevers’ het geval is, het leven onmogelijk gemaakt, maar spanningen met bepaalde dorpsfiguren zijn er wel. De botsing tussen het (klerikale en militaire) systeem en het idealisme van het hoofdpersonage wordt hem uiteindelijk fataal (zij het op een totaal andere manier). Ja, Buysse blijft, zoveel is zeker. En het is met grote voldoening dat
ik hierover dertig jaar lang kon rapporteren, met een wisseling van de wacht in het vooruitzicht.
Anne Marie Musschoot
|
|