| |
| |
| |
Kroniek
Cyriel Buyssse oktober 2012 - september 2013
Het afgelopen jaar heeft geen verrassingen opgeleverd in en rond de studie van Buysse. Maar onze geëerde schrijver blijft gelukkig nadrukkelijk aanwezig. Op 20 september 2013 kreeg hij zelfs een groet op radio 1 voor zijn verjaardag. Lieven Vandenhaute, de bekende radio- en televisiemaker met een hart voor cultuur, liet zijn grote liefde voor Buysse op dezelfde zender op zondag 25 augustus al blijken in het programma ‘Een zomer met boeken’ van Friedl' Lesage. Die dag ging het over ‘autobiotips’ en daarin kon de biografie van Joris van Parys natuurlijk niet ontbreken. Vandenhaute noemde Buysse bij die gelegenheid ‘misschien wel de eerste moderne schrijver’, een ‘meester-verteller die zich voor geen enkele kar liet spannen’, en hij vroeg extra aandacht voor de klassiekers De biezenstekker, 't Bolleken en Tantes. Er was nog meer Buysse in de pers. In Humo van 23 oktober 2012 kwamen enkele Vlaamse uitgevers aan het woord, onder wie Leo de Haes, directeur van Houtekiet en uitgever van Van Parys' Masereel- en Buysse-biografieën. Boeken die hem naar eigen zeggen de grootste voldoening van zijn uitgeverscarrière hebben bezorgd. Canvaskijkers hebben intussen kunnen genieten van een heruitzending van de tv-bewerking van 't Bolleken door Mare Didden. Inderdaad een van de ‘memorabele’ momenten uit de televisiegeschiedenis, zomaar te putten uit het rijke VRT-archief en te zien op Memotv op dinsdag 30 april 2013 om 23u22. Met dank aan één van de late opblijvers, Patrick Lateur; en op vraag van de kijkers: Buysse kreeg voor die week dus de meeste stemmen.
Het is zeer voorspelbaar dat in 2014, als de ontelbare herdenkings-momenten over de Grote Oorlog uitbreken, de commentaarstem van Buysse nog meer zal te horen zijn. Nu al, in 2013, werd hij vaak geciteerd met een stukje over de Wereldtentoonstelling in Gent uit zijn dagboek Zomerleven, dat honderd jaar geleden werd opgetekend en ook in deze aflevering van de Mededelingen in het zoeklicht staat. Enkele voorbeelden: de nieuwsbrief ‘Literatuur in Gent’ uitgaande van de stadsbibliotheek Gent opende zijn nummer 45 (april 2013) met een fragment over de beeldhouwwerken die Buysse zag in de expo 13. Ook het zeer boeiende en uitnodigende Wandelen door Gent 1913-
| |
| |
1918. Van Wereldtentoonstelling tot Wereldoorlog door Peter Jacobs & Erwin de Decker (Tielt, Lannoo, 2013) opent met een fragment van Buysse: ‘Historie zal deze oorlog over honderd jaar geworden zijn; historie, evenals al de andere oorlogen, en meer niet. En als er over honderd jaar nog eens een wredere oorlog woedt dan deze, dan zal het misschien gaan om opvattingen en geschillen waarvan wij thans zelfs in de verste verte geen vermoeden hebben’ (uit de Haagsche Post 25 augustus 1917). Het fraaie ‘wandelboek’ van Jacobs en De Decker bevat verschillende citaten van Buysse, maar ook van Karel van de Woestijne, Stijn Streuvels en Virginie Loveling. De oorlogsdagboeken: even zoveel goudmijnen voor eenentwintigste-eeuwse zoekers naar getuigenissen! Het ziet er nu al naar uit dat Buysse meer dan eens in de pers zal komen met zijn aangrijpende verhalen en verontwaardigde commentaren. Van Peter Jacobs konden we in de Standaard der Letteren van vrijdag 27 september overigens nog een enthousiast leesverslag over Zomerleven lezen!
We blijven nog even bij de actualiteit van vandaag. We vonden ook een deugddoende mededeling in de digitale pers: een Nederlandse blogger die met Erick Kila tekent wandelde langs de Laan van Meerdervoort in Den Haag en werd getroffen door ‘onze’ gedenkplaat aan de gevel van het nummer 11, waar de atmosfeer ‘Haagser dan Haags’ is, tenminste als je daar de juiste trilhaartjes voor hebt. De wandelaar ging op zoek naar informatie en kon zich goed documenteren over het ‘aardige coterietje’ dat zich hier vormde op een vierkante kilometer: de familie Mesdag, het echtpaar Buysse en de nabij wonende familie Couperus. Over Couperus en Buysse lezende ontdekte hij ook dat de precieuze ‘nerveuze vrouw’ (type Eline Vere) die zo prominent was in de literatuur rond 1900, nu helemaal verdwenen is. Voor hem ‘een trieste gewaarwording. Mooi verbonden met de bronzen herinnering aan het Haagse leven van Cyriel Buysse’. Het artikel van Erick Kila, getiteld ‘De nerveuze vrouw’, werd op 21 augustus 2013 gepost door CDR-Mededelingen en was te vinden onder http://mededelingen.over-blog.com/article-de-nerveuze-vrouw-119622681.html (met dank aan de vinder Yves T'Sjoen). Alvast een onverwacht neveneffect van de gedenkplaat. Wij kunnen nu hopen op nog meer (be)zoekers.
Het afgelopen jaar verschenen enkele publicaties waarin Buysse min of meer een rol heeft gekregen. Aansluitend bij wat hier zojuist voorafging is het opstel van Jaap Grave, in diens bundel Na de roes.
| |
| |
Over verbeeldingskracht en utopieën in de literatuur, Nijmegen, Vantilt, 2012. Het stuk is hier getiteld ‘Vlaamse proletariërs en Haagse bourgeoisie: Cyriel Buysses Het recht van de sterkste en Louis Couperus' Extaze’ (p. 61-73) en verscheen eerder als ‘Buitenaards genot oftewel: waarom zweven in Buysses Recht van de sterkste en Couperus' Extazete. verkiezen is boven de zwaartekracht’ in het tijdschrift De negentiende eeuw, jg. 31, nr. 2, 2007, p. 119-130 (in een themanummer over ‘genot’). Die eerste publicatie werd al vermeld in onze kroniek. Jaap Grave, die verbonden is aan de vakgroep Nederlands van de Freie Universitat Berlin en eerder al schreef over vertalers en vertalingen rond 1900 (zijn dissertatie), laat in deze bundel zien hoe het karakter van de Bildungsroman aan het veranderen is in diezelfde periode: de personages onttrekken zich aan de discipline van de opvoeding en zoeken een uitweg in roes en extase. In de romans van Buysse en Couperus ziet hij, ondanks de grote verschillen van setting en personages, toch grote overeenkomsten tussen de wijze waarop beide auteurs het motief genot behandelen. Er zijn inderdaad meerdere gelijkenissen te vinden tussen het werk van de twee vrienden. In deze context vermelden we graag nog dat er een bijzonder fraaie geannoteerde editie is verschenen van De correspondentie van Louis Couperus. Bezorgd door H.T.M. van Vliet (2dln., Amsterdam, Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2013), waarin, uiteraard, alle bekende brieven van Buysse terug te vinden zijn. In de fotokatern bevindt zich de mooie foto van Buysse en zijn vrouw Nelly aan het Roze Huis te Afsnee in 1899.
In oktober 2012 verscheen de monumentale biografie van Emile Verhaeren door Paul Servaes, met als karakteriserende - enigszins provocerende - ondertitel ‘Vlaams dichter voor Europa’. Verhaeren behoorde, zoals bekend, tot die begenadigde generatie Franstalige Vlamingen die tijdens de periode van naturalisme en symbolisme in de Franse literatuur sterk op de voorgrond is gekomen. De biografie van Servaes (de eerste in het Nederlands) verscheen bij EPO (Antwerpen) en omvat maar liefst 1075 pagina's. Buysse komt er, vanzelfsprekend, herhaalde keren in voor: hij was goed bevriend met Verhaeren, voor wie hij een grote bewondering had. Hij schreef voor zijn Franstalige collega een zeer levendig herdenkingsartikel waarin hun vele contacten ter sprake komen. Servaes die, zoals de ondertitel al aangeeft, Verhaeren neerzet als een Vlaming, besteedt ook aandacht aan de aarzeling die Cyriel Buysse op een bepaald moment heeft gehad tussen verder gaan in het Frans of in het Nederlands. De ‘overstap
| |
| |
naar het Nederlands’ bij Buysse wordt hier omschreven als ‘een zware keuze’ (p 59), hoewel er tegelijk wordt op gewezen dat deze keuze ‘alom gunstig onthaald’ werd (p. 60). De formulering is hier weinig genuanceerd (Buysse stapte niet over naar het Nederlands maar wel even naar het Frans). Het boek is ook elders niet geheel vrij van zeer persoonlijke standpunten of verzuchtingen, die soms aan het polemische grenzen. Tussendoor wordt bijvoorbeeld gepleit voor meer ruimte voor Franstalige literatuur in overzichten van Nederlandstalige literatuur (p. 648 e.v.). De meeste informatie over Buysse leunt sterk aan bij wat te vinden is in de biografie van Van Parys en de bronvermelding zou wat dat betreft wel wat zorgvuldiger hebben gekund. Het is overigens moeilijk zoeken in dit boek: er is geen bibliografie, wel een (selectieve) lijst met afkortingen van de veelgebruikte bronnen. Maar wie alle gegevens over Verhaeren bij elkaar wil hebben in een Nederlandstalige biografie zal hier ongetwijfeld aan zijn trekken komen. Voor Paul Servaes, ereconservator van het Verhaerenmuseum in Sint-Amands, is dit de voltooiing van zijn levenswerk.
Buysse duikt eveneens op in de biografie van Walschap door Jos Borré, verschenen bij De Bezige Bij Antwerpen (2013), ook al een fors boek van zo'n 750 bladzijden. In hoofdstuk 4 (p. 172-173 en noot 158) wordt de bijdrage genoemd die Walschap schreef voor het tijdschrift Hooger leven toen Buysse zeventig werd, in feite een bespreking van de gelegenheidsstudie van Achilles Mussche (1929). Walschap betreurt in Mussches essay ‘het ontbreken van een moreel bezwaar’, schrijft Borré, en hij ‘wil vooral begrip vragen voor de gevoeligheden van katholieken’. Wordt Buysse in dit stuk nog lichtjes op de vingers getikt voor zijn gebrek aan respect voor de katholieken (‘mijn familie’), dan blijkt Walschap even later in hetzelfde blad toch voluit te gaan in zijn verdediging van diezelfde Buysse tegen een aanval van Floris Couteele. ‘In één roman van Cyriel Buysse is voor ons, jonge schrijvers, inzake romankunst meer te leeren dan met tien kilo boeken van veel beroemdere auteurs,’ is zijn oordeel (p. 173), en hij is ‘veruit de grootste’ (p. 175), wat Borré even verder (p. 178) ook naar aanleiding van een andere repliek of polemiek, de scherpe analyse ingeeft dat Walschap het literaire oordeel los wist te koppelen van de morele waardering (of veroordeling). Jammer dat de naam van Buysse in dit overigens wel zeer verzorgde boek ontbreekt in het register.
Bij de publicaties die we dit jaar onder ogen kregen verdient hier de bundel Appeltjes van het Meetjesland. Jaarboek van het Historisch
| |
| |
Genootschap van het Meetjesland nr. 63 (Maldegem 2012), nog een aparte vermelding. Dit jaarboek werd ons gesignaleerd door Bart Veeckmans, zelf inmiddels bekend als auteur van twee zeer gesmaakte bijdragen over Buysses roman De strijd in onze Mededelingen. Het opent met een uitvoerige bijdrage van (historicus en uitgever) Peter Laroy, ‘“Hij had de liefde en de haat van 't wild; de hevige begeerte het te doden en te stelen”. Over stropers en jachtwachters in de streek van Aalter (1875-1935)’. Het citaat in de titel is ontleend aan de novelle ‘De wraak van Permentier’ van Buysse, die evenals Het recht van de sterkste veel nuttige informatie opleverde voor deze studie over stropersverhalen en stroperspraktijken in de streek van Aalter. Met dank aan Bart Veeckmans voor de info over en weer.
En ten slotte: in nummer 23 van Zuurvrij (december 2012), de aantrekkelijk gepresenteerde en door velen zeer gesmaakte ‘Berichten uit het Letterenhuis’, geeft Mare Somers een selectie uit de aanwinsten. In de kleine lettertjes op pagina 30 (ontdekt door de arendsogen van Werner Waterschoot, waarvoor dank) kunnen we lezen dat zich onder die aanwinsten een kleurenets bevindt met een portret van Buysse. De naam van de etser wordt niet vermeld en is dus vermoedelijk onbekend. Spoorzoeker gevraagd.
Twee lezingen vallen er dit jaar te signaleren: de OSGG ofte Oud-studenten Geschiedenis van de Universiteit Gent nodigden als gastspreker op hun contactdag, zaterdag 23 maart 2013, Joris van Parys uit, ‘gelauwerd auteur van de biografie van Cyriel Buysse’. De lezing ging over ‘De zeereizen van Cyriel Buysse ca. 1890 en de emigratie uit België’, een onderwerp waarover u al meer heeft kunnen lezen in deze Mededelingen. En op de ‘Spiegeldag’ op zaterdag 21 september, de studie(namid)dag van het tijdschrift Spiegel der Letteren in het Letterenhuis in Antwerpen die helemaal gewijd was aan de herdenking Louis Couperus 150 jaar, sprak uw kroniekschrijfster over ‘Couperus in Vlaanderen’: niet zozeer een bijdrage over het verblijf van Couperus bij de Buysses als wel een kennismaking met enkele reacties op het werk van Couperus in het Zuiden, onder meer bij Pol de Mont en André de Ridder.
Ongewoon in deze kroniek is een bericht over het Nederlandse antiquariaat Secundus, dat op de Internationale Antiquarenbeurs in Mechelen op 5, 7 en 9 december 2012 een grote partij Buysseboeken aanbood, waaronder het bijzonder fraaie en zeer zeldzame exemplaar
| |
| |
van de Contes des Pays-Bas. Dit luxe-exemplaar werd ons gesignaleerd door de notoire boeken- en bandenverzamelaar Werner Waterschoot, die we ertoe hebben kunnen overhalen om elders in deze Mededelingen te berichten over zijn wel heel bijzondere hobby in het algemeen en over de luxe-exemplaren van Buysse in het bijzonder. Daarnaast werden in Mechelen nog enkele drukken aangeboden met opdracht aan Georges Buysse, neef van de schrijver.
Wel gewoon in deze kroniek is een eervolle vermelding van het Gentse Teater Tinnenpot: directeur Jo Decaluwe hield en houdt ook dit jaar zijn vier bekende Buysseproducties op zijn programma: De raadsheren van Nevele, Typen, Och Hiere God toch en Goeste. Terugkerend is ook een verwijzing naar activiteiten rond Buysse in diens geboorteplek Nevele. De Nieuwsbrief van de heemkundige kring Het Land van Nevele van 2 september 2013 bevatte de details van wat er zoal te bezichtigen viel op de Open Monumentendag van zondag 8 september: hierbij Hof ter Walle in de Nieuwe Kerkstraat 2, een mooi gerestaureerde oude herenboerderij, nu een bed & breakfast. De nieuwsbrief schrijft: ‘Cyriel Buysse heeft het daarover in de novelle “Lafon”. Daarin schrijft hij over een honderdjarige, die gevierd wordt in zijn dorp “Oelegem”. André Bollaert [voorzitter van de heemkundige kring] heeft mooi kunnen bewijzen dat Buysse met “Oelegem”, eigenlijk Poesele bedoelde. Buysse kende immers die honderdjarige zeer goed en noemde hem zijn vriend.’ Om 10u30 die zondagochtend in Nevele heeft Trees Coppieters voorgelezen uit ‘Lafon’. Nog tijdens Open Monumentendag werd ook de Zevenbunder aan de Landegemstraat 35 opengesteld, een hoeve die beschreven werd door Buysse in Het recht van de sterkste. En om dit Nevelse bericht helemaal vol te maken willen we graag nog vermelden dat Jan Luyssaert, stichtend lid van de heemkundige kring Het Land van Nevele vzw waarvan hij de voorzitter was van 1970 tot 2006, de titel heeft gekregen van ereburger van de gemeente Nevele. Dit gebeurde met een plechtigheid in de Klaproos (Bibliotheek van Nevele in Landegem) op zondag 26 augustus 2012 (ontsnapt aan onze vorige kroniek). Wij wensen Jan, die tevens bestuurslid is van het Cyriel Buysse Genootschap, hiermee van harte te feliciteren.
Om de lus rond de blijvende aanwezigheid van Buysse rond te maken nog dit: de gebroeders Chokri en Zouzou Ben Chika hebben voor een opmerkelijke voorstelling gezorgd. Zij herdachten het feit dat tijdens de wereldtentoonstelling in Gent in 1913 (beschreven
| |
| |
door Buysse in diens dagboek Zomerleven) 128 Senegalezen en 60 Filippino's in nagebootste dorpen werden tentoongesteld. Sommigen van hen stierven aan ziektes waarvoor ze geen immuniteit hadden ontwikkeld. De voorstelling van de gebroeders Ben Chika bestond uit de zitting van een waarheidscommissie in het Gentse justitiepaleis, onder voorzitterschap van gewezen gouverneur Herman Balthazar. Een uitvoerige beschrijving van deze voorstelling is te vinden in een essay door Ivo Kuyl in Etcetera. Tijdschrift voor Podiumkunsten, jg. 31, nr. 133, juni 2013, p. 55-57, waaraan het voorafgaande (en het volgende) is ontleend: ‘In het begin van de zitting worden drie vragen gesteld: 1) De tentoongestelde dorpen op de expo van 1913: waren het “zoo humains” of was er sprake van culturele uitwisseling? 2) Wat is de erfenis van de “zoo humain”? 3) Welke lessen voor de toekomst vallen er uit dit alles te leren? Daarna begint de waarheidscommissie haar werkzaamheden. Experts worden gehoord, de nazaten van de slachtoffers krijgen de kans schadevergoeding te eisen en hun voorvaderen te eren.’ De excuses - die in werkelijkheid door burgemeester Daniel Termont openlijk werden aangeboden en ook door de pers werden opgenomen - laten een wrang gevoel na. Wat dit alles met Buysse te maken heeft? Veel. Buysse kreeg het verwijt te horen dat hij in de bewuste passage in Zomerleven denigrerende woorden had gebruikt over de exotische dorpen en de tentoongestelde mensen. Hij werd verdedigd door theatermaker Herwig Deweerdt, die tijdens de debatten had geargumenteerd dat hiervoor geen vergeving bestaat maar dat je er wel lessen moet uit trekken: ‘Geen eerherstel, geen vergeven en vergeten, wel de bereidheid om uitspraken en opvattingen uit 1913 in de context van 1913 te bekijken...’. Een complexe kijkervaring moet dat geweest zijn!
A.M.M.
|
|