| |
| |
| |
Kroniek
Cyriel Buysse oktober 2004 - september 2005
De kroniek van vorig jaar werd afgesloten met de introductie van een nieuwe rubriek: de aanwezigheid van Cyriel Buysse op het internet. Deze rubriek mag nu de opener zijn, uiteraard omdat daar steeds meer informatie te rapen valt, maar ook en vooral om de aandacht van onze lezers te vestigen op ‘onze’ webstek. Die was er vorig jaar al, maar sinds enkele maanden beschikken we over een geregistreerde domeinnaam, zodat het ‘tk’-aanhangsel nu definitief vervangen is door het officiële ‘be’-aanhangsel. Ons adres luidt voortaan: www.cyrielbuysse.be en blijkt nu al veel bezoekers te trekken, die vooral de aangebrachte links of doorverwijzingen appreciëren. De ‘traffic check’ van onze poortwachter leverde voor de eerste maanden de volgende bezoekersaantallen op: 116 in januari 2005 (dat is kort na de verspreiding van ons jaarboek, met de bekendmaking van het adres) en vervolgens 59 in februari en 57 in maart 2005. Verrassend is wel dat de webstek ook regelmatig bezocht werd door surfers uit de Verenigde Staten (12 in januari, 9 in februari, 19 in maart), wat op het eerste gezicht niet te verklaren valt maar wellicht, zoals bestuurslid Jan Luyssaert bedacht, in verband kan worden gebracht met zoekende genealogen of stamboomfanaten. Zoals bekend uit de familiegeschiedenis zijn er destijds nogal wat Buysses uitgeweken naar de nieuwe wereld. Maar daar hield het natuurlijk niet mee op.
Onlangs nog viel in de krant dit bericht te lezen onder de titel ‘Belg neergeschoten in Brazilië’: Op zijn plantage in Brazilië is de 39-jarige ex-visboer Marc Buysse uit Blankenberge op 13 september neergeschoten aan zijn voordeur. Dat heeft het Belgische consulaat in Brazilië vrijdag bevestigd aan de familie van de man. Buysse werd in 1996 door de Brugse correctionele rechtbank veroordeeld tot vier jaar cel na een frauduleus bankroet. Hij vluchtte naar het Zuid-Amerikaanse land, waar hij een vrouw leerde kennen. Met haar heeft hij drie kinderen. Marc Buysse was een verre neef van Cyriel Buysse (in De morgen van 25-09-2004).
Maar we hadden het over het doorklikken op het internet. In een mum van tijd valt te ontdekken dat zowel de bekende novelle ‘De
| |
| |
biezenstekker’ als de roman Tantes bij https://www.dbnl.org/. integraal elektronisch beschikbaar zijn (vorig jaar hebben we deze digitale bibliotheek Nederlandse letteren al aanbevolen). Door wat verder gegoogl (en met wat uithoudingsvermogen en wat meer tijd) kan men op het spoor komen van recente herdrukken en van nieuwe drukken. De Franse pagina's leverden zelfs de informatie op dat de vertaling van Zoals het was... (C'était ainsi...) volledig op het net te lezen valt; ze geven ook namen en adressen van antiquariaten die boeken van Buysse in huis hebben. De zoektocht in de Nederlandse pagina's was dan weer zeer vruchtbaar door het aanklikken van ‘afbeeldingen’. Zo kwamen we terecht bij een productie van Rozeke van Dalen door Toneelkring De Waag in Liedekerke, in een regie van Gie Beullens. Die verzorgde zes voorstellingen in het Sint-Gabriëlinstituut op vrijdagen en zaterdagen 21en 22, 28 en 29 januari en 4 en 5 februari. De première, op 21 januari, was tevens een ‘speciale dovenvoorstelling’, waarbij horenden uiteraard ook welkom waren. De aankondiging draagt ook een waarschuwing: ‘Gezien het naturalistische karakter van bepaalde scènes is dit stuk minder geschikt voor kinderen!’ Op het net is ook de fraaie affiche voor deze voorstelling opgenomen, en er zijn foto's van maar liefst 18 acteurs en figuranten, naast foto's van de voorstelling zelf, gesigneerd Yves Nevens Fotografie www.nevens.be /. Een bezoekje waard is dat. Te ontdekken via wat klikwerk maar ook op de oude, klassieke manier te vinden is de kleine uitgave van het verhaal ‘Les grenouilles’, een vertaling van ‘De kikkers’, door uitgeverij Finitude, 10 rue des Bahutiers, F-33000 Bordeaux. Het verhaal wordt ‘gewoon’ besproken door ‘Jeanpyer
Poëls’ in het Brusselse blad Le Mensuel littéraire et poétique nr. 324, oktober 2004. Met dank aan auteur Pol Hoste, die ons dit blad bezorgde. Het is een bijzonder fraai verzorgd boekje, in een speciaal formaat (20 × 22,5), en contact met de uitgever heeft al diens belofte opgeleverd dat er nog meer komt. Buysses voornaam wordt voorlopig nog Cyriël gespeld - een spelling die hij zelf hanteerde in de periode dat hij eraan dacht door te dringen tot de Franse literaire scène - maar we hopen dat dit nog kan verkeren.
De voorstelling van de publicaties beginnen we met twee correcties. In de ‘Kroniek’ van Mededelingen XX, p. 222 schreven we dat in Antwerpen in 1963 een tweetalige loge werd gesticht waaruit in 1969 een dochterloge Broederken ontstond. Een aandachtige en sympa- | |
| |
thieke lezer meldde ons dat dit een mooie vondst was (in die context dan toch) maar niet correct. Wij zetten dus graag recht wat krom was. Bedoeld Broederken is wel degelijk Broederketen. Met excuses aan al wie zich door deze ongewilde (flauwe) grap beledigd heeft gevoeld. De tweede correctie is eigenlijk een aanvulling. Eveneens in Mededelingen XX, maar dan in de editie van de ‘Brieven van en aan familieleden III’, p. 26 staat te lezen in noot 4 dat Th. Janssens niet kon worden geïdentificeerd. Jan Luyssaert wees er ons op dat het hier gaat om Theodoor Janssens (o 1852 en overleden te Nevele op 24.02.1899), kerkdecorateur, kunstschilder en stichter van een kunstatelier te Nevele. Meer over hem is te lezen bij A. Janssens, ‘Mensen uit ons heem (III). Theodoor Janssens’, in Het land van Nevele, jg. 21 (1990), afl. 1, p. 31-46. Met dank aan Jan Luyssaert dus. Verder signaleren we hier graag dat in het Jaarboek XXXIII (2004) van de Heemkring Scheldeveld (Sint-Martens-Latem 2004) een bijdrage is verschenen van Peter Theunynck (p. 3-51) over ‘“La Frondaie”. Karel van de Woestijne te Zwijnaarde (1925-1929)’ waarin o.m. de bekende groepsfoto (door Barbaix) met Buysse is afgedrukt en een bezoek van Buysse aan Van de Woestijne wordt vermeld. In dezelfde aflevering, p. 103-118, schrijft Eddy Vaernewijck over ‘Laat ons de Leie. Kroniek van het protest tegen de kanalisering van de Leie in 1911’, waarbij natuurlijk ook de lezersbrief van Buysse (gedateerd
Afsné 5 juillet 1911) in La Flandre Libérale ter sprake komt, evenals diens aanwezigheid op een protestbetoging op zondag 20 augustus. Buysse als betoger, een ongewoon beeld is dat. Maar hij was wel in goed gezelschap, o.m. van twee senatoren en diverse burgemeesters uit de Leiestreek. Ze hebben er zelfs een uitbundig feest van gemaakt, want de bevoegde minister had intussen zijn besluit ingetrokken om de kromme Leie recht te trekken.
Weliswaar niet uitvoerig (men zou wensen dat ze uitvoeriger was) maar wel interessant is de beschouwing over Buysse en de Leiekunstenaars in het ‘Zomerdagboek van Erwin Mortier’, verschenen in de weekendkatern ‘Zeno’ van de krant De morgen op zaterdag 30 juli 2005 met een prachtige foto van Tim Dirven. ‘Alle onderdak kan alleen tijdelijk zijn’ is de titel van het dagboek, dat loopt van donderdag 21 tot woensdag 27 juli. Op zondag 24 juli mijmert Mortier over de oevers van de Leie bij Merendree (zijn geboortedorp) en Bachte-Maria-Leerne: ‘Hier in de rafelige rand van Gent levert de stroom zich over aan een stuurloosheid die hem al eeuwenlang tot
| |
| |
pittoresk bochtenwerk inspireert. Hij lijkt wel geschapen om als uitzicht te dienen vanuit de dure villa's aan de overkant van de spoorweg, in de volksmond “de betere kant van Drongen” geheten.’ Op zoek naar ‘literaire fossielen in de zompige ondergrond van de Leie’ is Mortier op de feestrede gestoten die Maurice Roelants bijna tachtig jaar geleden hield toen Van de Woestijne vijftig werd. Hij heeft ook citaten gevonden van Buysse en natuurlijk van Van de Woestijne zelf:
‘Iets, ik weet niet wat’, stelde bijna een eeuw geleden Cyriel Buysse vast, ‘heeft me daar altijd aangetrokken, van kindsbeen af, en trekt me nu nog aan.’
‘De vlakke streek, die rust aan de stille Leye, als aan een wijde gestrekte moederarm, welk is haar geheim’, vroeg ook Karel van de Woestijne zich in zwelgende bewoordingen af, ‘welk is hare gelokene kracht, dat niemand weerstaat aan hare zoetheid?’
Mortier laat nog een hele passage volgen met verzuchtingen van Van de Woestijne over het tekort aan vervoer naar Latem, maar intussen had de kunstenaarskolonie die zich rond hem en zijn schilderende broer had gevormd steeds meer ‘jonge Gentsche aestheten’ met hun ‘preraphaëlitische liefjes’ naar de Latemse weilanden gelokt. ‘Zelf liet hij zich aan boord hijsen van de plezierboten waarop de Gentse beau monde de grillige rivierloop kwam afgezakt’, is de bedenking van Mortier, ‘om de artiesten te verwennen met dure heerlijkheden langs de waterkant - onderwijl misschien “de neus dichtknijpend voor een scherp riekende mestvaalt”, zoals Buysse fijntjes opmerkt.’
Buysse is prominent aanwezig in Zuurvrij. Berichten uit het AMVC-Letterenhuis nr. 8, juni 2005. Joris van Parys introduceert er kort de correspondentie tussen Baekelmans en Buysse die hier, in deze aflevering van de Mededelingen, volledig wordt uitgegeven. Dirk van Hulle, docent Engelse letterkunde en tekstgenetica aan de Universiteit Antwerpen, maakt een belangwekkend initiatief bekend. Omdat literaire archieven vaak handen tekort komen om alle waardevolle documenten in te scannen en dat in het AMVC-Letterenhuis zeker niet anders is, biedt de Universiteit Antwerpen aan haar licentiestudenten van het departement letterkunde de mogelijkheid om enkele literaire documenten in te scannen en er een transcriptie van te maken als eindwerk. Van Hulle gaf met het oog hierop een college op locatie voor het vak ‘Tekstgenese en editie’, om de studenten te
| |
| |
leren werken met de databank Agrippa en ze te confronteren met de tastbare documenten zelf. De uitnodiging tot digitalisering bleek voor de studenten aantrekkelijk en leverde ook al directe resultaten op. Eén daarvan is de afstudeerscriptie van Indra van Sprundel en Marleen Smeyers, die de vroege versies van Cyriel Buysses Het gezin Van Paemel onderzochten (de schets, in het Frans, van de personages in een notitieboekje uit 1901 en de twee manuscriptversies) en een elektronische archiefeditie bezorgden waarvoor ze werden bekroond met de CTB-Prijs voor Teksteditie 2004 van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. De scripties, inclusief de elektronische archiefeditie, kunnen worden geraadpleegd in het AMVC-Letterenhuis. Een afgeleide publicatie van een lezing op een Antwerpse studiedag verschijnt binnenkort en zal wellicht in onze volgende kroniek met preciezere gegevens kunnen vermeld worden.
Het Jaarboek X van het Stijn Streuvelsgenootschap (2004), onder redactie van Marcel de Smedt, is geheel gewijd aan Prutske van Stijn Streuvels. Het boek bevat o.m. een bijdrage van de betreurde Prosper de Smet, die onder de titel ‘Is Streuvels nog te lezen?’ ingaat op de vraag of het gebruik van West-Vlaamse woorden de teksten van Streuvels voor de moderne lezers onbegrijpelijk maakt. In De Smets bibliotheek staan Buysse en Streuvels broederlijk naast elkaar, deelt hij mee, en hij is ook bij Streuvels aan een herleesavontuur begonnen. ‘Streuvels niet meer leesbaar? Vergeet het’, is het resultaat van de oefening: ‘Hij heeft een paar weken mijn leescrisis omgetoverd in leesgeluk’. Voor Prosper de Smet ligt de betekenis van Streuvels niet zozeer in zijn taal (‘raar taaltje soms,’ inderdaad) maar ‘in het bedenken van een verhaal, in de constructie van een roman, in zijn psychologisch doorzicht, in het tot leven wekken van zijn personages’ (p. 216). Gelukkig heeft Prosper de Smet zich niet laten verleiden tot het in de literaire kritiek obligate tegen elkaar uitspelen van Buysse en Streuvels. Voor de ‘echte’ lezer van vandaag kunnen ze eindelijk broederlijk naast elkaar staan.
Elders in dit Jaarboek over Prutske belicht Kathryn Smits het ontstaan van de editie die ze heeft bezorgd van de correspondentie tussen Stijn Streuvels en Emmanuel de Bom in de jaren 1900-1914, ‘Een aardig bundeltje brieven’, 2 dln. (deel I. Teksten; deel II. Annotaties), verschenen bij Pelckmans, Kapellen, 2005. De uitgave werd (samen met een studie over Streuvels door Tom Sintobin) onder
| |
| |
grote belangstelling aan het publiek gepresenteerd in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent op 22 juni 2005, met o.m. een toespraak van Streuvels' kleindochter Leentje Simons-Vandemeulebroecke. Kathryn Smits wijst er in het Jaarboek op dat in de correspondentie tussen Streuvels en De Bom en in de annotaties daarbij veel te lezen valt over de veelbesproken verhouding van Streuvels tot Cyriel Buysse. ‘Uitingen die in brieven van vele jaren verstrooid voorkomen moesten behoedzaam worden geïnterpreteerd’, stelt zij (p. 204), en als voorbeeld haalt zij natuurlijk het steeds weer besproken conflict aan dat aan het einde van de negentiende eeuw (in 1897) was ontstaan door Buysses vernietigende kritiek op de flaminganten en zijn geringschattende uitlatingen over de Vlaamse taal. ‘Streuvels kon hem deze woorden niet vergeven’, is de interpretatie van Kathryn Smits, maar ze voegt eraan toe dat Buysses oordeel over Streuvels' taalgebruik (in De Amsterdammer van 21.12.1902) ‘evenmin tot een goede verstandhouding tussen de twee schrijvers [heeft] bijgedragen.’ Inderdaad, over die tegenstellingen en conflicten zal men wel nooit uitgepraat raken. Maar gelukkig groeit ook het besef dat al die spanningen werden opgedreven en dat beide schrijvers ‘in de letterkundige tijdschriften (en door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde) al jaren op onaangename wijze tegen elkaar werden uitgespeeld’ (p. 207).
In de brieveneditie zelf valt nog meer te ontdekken. Er zijn verscheidene brieven waarin die ‘moeilijke’ verhouding tussen Buysse en Streuvels ter sprake komt. De gemeenschappelijke vriend Mane de Bom heeft uiteindelijk een belangrijke verzoenende rol gespeeld, dit is althans de klemtoon die hier door Mevr. Smits wordt gelegd, zoals ook blijkt in het register (p. 250): ‘De Bom effende hem [Buysse] het pad tot een terugkeer naar Vlaanderen en een verzoening met zijn collega's’. Veel blijft hier onvermeld, in de eerste plaats het feit dat Buysse naar Nederland is gaan wonen (in 1896) nadat hij was getrouwd met een Nederlandse en niet (zoals hier stilzwijgend wordt geïmpliceerd) als gevolg van of in samenhang met de breuk met zijn letterkundige collega's in Vlaanderen. Die breuk kwam er dus pas toen hij al in Den Haag woonde en heeft in oorsprong ook veel te maken met Buysses onvermogen om de schulden mee te vereffenen die waren opgebouwd na de eerste reeks van Van Nu en Straks. Een grote rol heeft natuurlijk ook zijn vriendschap met Maeterlinck en diens uitlatingen over ‘le Flamand’ gespeeld. Maar het is hier niet de
| |
| |
plaats voor een uitvoerige discussie of bespreking van deze interessante brieveneditie. Hoe dan ook, rond 1910 zou de weerstand van De Bom tegen zijn oude vriend Buysse wat afbrokkelen, zo wordt hier gesteld. In werkelijkheid was dat veel vroeger; zie bijvoorbeeld de zeer waarderende studie van De Bom in Vlaanderen 1906, die in brief 325 ter sprake komt. Maar duidelijk is wel dat De Bom bij de voorbereiding van de feestelijke huldiging van Buysse in 1911 een belangrijke rol heeft gespeeld. Streuvels werd, via De Bom, gevraagd om toe te treden tot het erecomité maar wenste daar niet op in te gaan en begreep ook de ‘ommekeer’ bij De Bom niet. Deze verdedigde zich na afloop op die manier (brief 629):
Ja, Stijn, daar is in mij een ommekeer gebeurd: Cyriel is me danig meegevallen, om zijn stoeren eenvoud, zijn stoïeke verduldigheid onder den regen van honig. En zijn komediestuk [Het gezin Van Paemel] heeft me een opdonder gegeven. B[uysse]'s kleine rede op 't banket - zoo echt en zoo sober - deed mij 't overige, hij heeft me werkelijk gewonnen. Toen was er geen plaats meer voor wrevel tegen de jongens, die tactloos rond Buysse gepoenderd [ = drukte gemaakt] hebben. 'k Zag alleen mijn resultaat: ik voelde tegenover Buysse in 't krijt te staan, zijn laatste werken liet ik ongelezen, en nu ik er kennis mee maak voel ik dat als een ongerechtigheid. Mijn geweten dwingt me dat goed te maken.
Dit is slechts een klein fragment van de brief, die gedateerd is 16.04.1911 en die een centrale plaats verdient in een nog te schrijven studie over de vriendschap (en de correspondentie) tussen Buysse en De Bom. Streuvels, intussen, kon zoals bekend niet worden overgehaald en vond al dat gefeest maar niks. Buysse van zijn kant vroeg zich af of Vlaanderen dan zo klein was dat er geen plaats zou zijn én voor Streuvels én voor hem. Wie zich verder wil verdiepen in de ‘moeilijke’ verhouding tussen de twee ‘grote’ naturalisten en realisten in Vlaanderen vindt in deze brieveneditie een goudmijn aan informatie.
Wat vonden we nog meer op onze leestafel? De nieuwe editie van Tantes, die vanaf 14 november 2004 tot januari 2005 integraal werd voorgelezen door Nic Balthazar op Radio 1 in het programma Gulliver op zondagavonden, lokte weinig commentaar uit in de schrijvende pers. In De standaard van 14.04.05 vonden we wel een reactie van Eddy Bettens, die niet het boek als zodanig bespreekt maar er een zin uithaalt waarbij hij uitvoerig commentaar geeft in de
| |
| |
rubriek ‘Zinspelingen’. Het gaat over de blik van Adrienne, die verliefd is geworden op Raymond maar stuit op het veto van de tantes. Die blik is ‘gedurfd’ en ‘bijna wild’, schrijft Buysse, waarna hij Raymond zo laat reageren: ‘Het maakte hem gejaagd en angstig, en, hij kon het niet helpen en telkens dat hij dat beeld verjoeg kwam het hardnekkig zich weer opdringen; de blik waarmee zij hem soms aankeek, deed hem denken aan de blikkerende ogen van zijn koeien, wanneer zij wild werden en den stier in de nabijheid ruikten.’ De zin is in Tantes vooral aangrijpend, meent Bettens: ‘Je leest die tachtig jaar oude zin niet zonder een kleine schok’. En: hij ‘heeft iets van een vluchtige metamorfose’ waardoor het lot van Adrienne (het loopt slecht met haar af) al beklonken is.
Ook schokkend, maar dan voor uw kroniekschrijfster, was de vermelding van Buysse in de rubriek ‘Literatuur in de klas’ door Sasja Koetsier in Literatuur. Magazine voor Nederlandse letterkunde, jg. 21, nr. 8, december 2004, p. 17. Daar wordt gerapporteerd over een onderzoek naar de actualiteit van het literaire erfgoed in de klas (in ASO-6 op het Sint-Donatusinstituut in Merchtem). Het blijkt dat onwennigheid met de afwijkende taal van Vondel en gebrek aan kennis van de politiek-culturele achtergrond van oude teksten, een positieve waardering daarvan behoorlijk in de weg staan. Om toch iets te kunnen doen met ‘historische teksten’ heeft de docente besloten ‘oudere literatuur te linken aan de belevingswereld van de leerlingen, via populaire eigentijdse boeken of actuele fenomenen’. En wat lezen we verder? ‘Ze koppelt Vondels gedichten over zijn dode kinderen aan teksten van Kristien Hemmerechts over dat onderwerp, of het naturalistische drama van Buysse aan Trainspotting.’ Buysse verklaard aan de hand van de ‘harde’ cultfilm Trainspotting uit 1996? Waar het gaat om jongeren die als losers worden opgevoerd, leugenaars, psychoten, dieven en junks, die hun alledaagse leven als werklozen in Edinburgh kleur proberen te geven met drugs? Hard was dat. Zeer hard, met enkele zeer confronterende scènes. Maar schokkend genoeg, dat wel. Met dank aan Agnes Gelaude, die deze vermelding (én Trainspotting zelf) vond.
Maar er is natuurlijk ook de minder schokkende Buysse. Naar aanleiding van de opening van de schitterend vernieuwde permanente tentoonstelling in het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen, maakte het weekblad Knack op 27 oktober 2004 een ‘persoonlijke’ selectie van de meest pakkende vertellingen uit twee eeuwen Vlaamse vertel- | |
| |
kunst. In deze top 50, samengesteld door Frank Hellemans, staat Buysse op nummer 5 met 't Bolleken, waarvan de typering met ‘hilarische trekken’ in verband wordt gebracht met Oblomov van de Russische romanschrijver Gontsjarov. En er is nog meer van dat. In De standaard van maandag 25 april 2005 worden de vrienden Maurice Maeterlinck en Cyriel Buysse genomineerd voor de titel ‘De grootste Belg’ aller tijden. De presentatie van Buysse is van de hand van Heleen Touquet, redactrice DS Online, die verwijst naar de hier herhaaldelijk al vermelde digitale bibliotheek Nederlandse letteren op het web maar ook de site van ons genootschap ‘best de moeite waard’ vindt. Dat is dus mooi meegenomen. We noteerden ook dat Heleen Touquet Tantes heeft gelezen (zij signaleert de herdruk van 2005), dat zij vindt dat het verhaal ‘leest als een trein’ en dat de romans van Buysse nu nog zeer leesbaar en modern zijn.
De berichten over opvoeringen draaien, zoals gewoonlijk, rond de klassiekers. Toch zit er ook weer iets ‘anders’ tussen. Yvan de Maesschalck signaleerde ons (waarvoor dank) dat op 20, 21, 26, 27 en 28 november 2004 in het Parochiehuis van Haasdonk Lente werd opgevoerd, naar een bewerking van Peter de Kemel, in een regie van Timothy Begijn en met acteurs die deel uitmaken van de lokale toneelkring Tassijns. Lichtvoetig en bij wijlen ‘grollig’ noemt Yvan de Maesschalck deze opvoering, die aan het publiek ‘uitbundige reacties’ ontlokte. Met deze ‘lichtvoetige’ toonzetting zit de regisseur duidelijk op de lijn van een nieuwe, hedendaagse trend in het theater en is uiteraard ook de conclusie gewettigd dat Buysse blijft leven, ‘ook in de uithoeken van het Waasland’. We kunnen er nog aan toevoegen dat Peter de Kemel zelf ons op de hoogte bracht van een verfilming van zijn bewerking van Lente. Het gaat om een film die als feuilleton voor de televisie zal worden gebracht. De tweede aflevering werd al gepresenteerd op woensdag 1 juni 2005 in Jeugdherberg Groeningheheem, Passionistenlaan 1A in Kortrijk. Meer nieuws hierover hopelijk in onze volgende kroniek.
Resten ons dus nog te vermelden: de klassiekers. Uiteraard valt hier de naam van Jo Decaluwe, die zijn Tinnenpotproductie (vroeger: Arca-productie) van ‘Och Hiere God Toch’ nog steeds als vaste waarde op zijn repertoire houdt. We noteerden een opvoering op 9 juli 2005 naar aanleiding van het Feest van de Vlaamse Gemeenschap, aangeboden door het Gemeentebestuur en de cultuurraad van Des- | |
| |
telbergen. Maar er waren en komen ook nog vele andere speeldata.
Bij de voorstellingen van de klassiekers tijdens het afgelopen toneelseizoen kregen we een herhaling van de tegenstelling die zich vorig jaar al aftekende: tegenover de behoefte om de naturalistische visie van Buysse intact op het theater te houden zoals ze honderd jaar geleden was, zien we nu ook even sterke pogingen om Buysse naar onze tijd toe te halen, te moderniseren en dus een beetje tijdloos te maken, zoals het bij sterk theater past: dat zit niet vast in zijn tijd, maar is van alle tijden. Over die laatste visie blijven de meningen verschillen. Zo was er een productie van Het gezin Van Paemel, verzorgd door het Nieuw Gents Volkstoneel onder regie van Willy Verbeke, die zelf de titelrol speelde. Ze werd nadrukkelijk aangeboden ‘in originele versie’, als tegengewicht voor de meer esthetiserende versie o.l.v. Herwig Deweerdt, die vorig jaar werd gebracht door het Publiekstheater Gent. Het Nieuw Gents Volkstoneel bracht opvoeringen op vrijdag 11 maart 2005 om 20u, zaterdagen 12, 19 en 26 maart om 19.30u en zondagen 13, 20 en 27 maart om 15u, met daarbij nog twee ‘speciale’ voorstellingen ‘voor de derde leeftijd’ op woensdagen 16 en 23 maart, dat alles in de gemeentelijke feestzaal te Ledeberg (Gent). Het was een zeer verdienstelijke voorstelling van dit ijzersterke drama, in een sobere, ingehouden vertolking en een regie die pathetiek schuwde en koos voor minimale decors. Uw verslaggeefster gaf op 3 maart voorafgaand aan de voorstellingen een korte, introducerende lezing over Buysses theaterklassieker waar, zoals in de folder van het NGVT viel te lezen, geen ‘vervaldatum op staat’. Donderdagavond 3 maart was een koude vriesavond maar er waren heel wat aanwezigen in de gemeentelijke feestzaal, waaronder enkele geïnteresseerde acteurs. De ‘andere’ visie kwam het afgelopen theaterseizoen evenzeer en even sterk ook weer aan bod. Herwig Deweerdt bracht aansluitend op
‘zijn’ Gezin Van Paemel nu een Driekoningenavond in een speelstijl en regie die aan de tragedie ontspannende komische (of groteske) elementen toevoegen. Deze eigenzinnige manier om repertoirestukken te actualiseren zonder dat de oorspronkelijke boodschap verloren gaat, vindt aansluiting bij de hang naar het absurde die met succes werd geïntroduceerd door het jonge theatercollectief de Roovers, maar die al lang de huisstijl is van de Gentse theatergroep ‘De Waanzin’ onder leiding van Dirk Decorte (die overigens ook al een Gezin Van Paemel heeft gebracht voor vele uitverkochte zalen). Hoe dan ook, de Driekoningenavond van Herwig
| |
| |
Deweerdt, gespeeld door het Gentse Multatuliteater op 21, 22, 27, 28, 29 januari, en op 3, 4, 5 februari om 20u in de Anseelezaal van het ABVV-gebouw aan de Vrijdagsmarkt, was een boeiende en interessante, zeer verzorgde productie, die tal van originele en geslaagde vondsten liet zien. Zo werd de schrijver op het toneel gezet, zodat hij met een knipoog naar het publiek commentaar kon geven bij het gebeuren en werden door de acteurs ook regelmatig kleine stapjes buiten het ‘kader’ gezet. Op die manier ontstond een zeer moderne, eigentijds gemaakte voorstelling, waarbij de oorspronkelijke tekst zeer getrouw werd gebracht, maar de zware tragiek van het stuk werd verzacht door wat lichtheid en afstand aan te brengen en wat luchtige elementen toe te voegen zonder in kolder of slapstick te vervallen. Wat relativering dus. Zeer gesmaakt was ook het optreden van de kinderen van de Gentse Freinetschool ‘De Harp’, die het Driekoningenavondlied live zongen.
IJzersterk, dat theater van Buysse, zo blijkt telkens weer, zowel in originele als in vernieuwde versie. Het is nu uitkijken naar wat het volgende jaar te bieden heeft.
A.M.M.
|
|