Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 14
(1998)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd28. Brief van Nicolaas BeetsGa naar voetnoot(53) aan Tony (Door Heremans gepubliceerd in zijn voorrede tot Verspreide Schetsen en Novellen door Tony, Gent: Hoste, 1875, XIII-XIV)Utrecht, 19 Januari 1874
Hooggeachte Heer, Ik behoef alleszins uwe vergiffenis daarvoor, dat ik de ontvangst van uw treffelijk Geschenk, mij reeds vóór meer dan ééne week geworden, tot hiertoe nog niet dankbaar erkend heb. Tot verschooning heb ik het volgende aan te voeren. Op het enkel doorbladeren van uw boek, zag ik terstond dat dit een boek was dat mij leek, waarvan de lezing mij een ongewoon genot beloofde. Ware het tegendeel het geval geweest, ik had terstond naar de pen gegrepen, en zonder verdere kennisneming, mijn oprechten dank betuigd voor de vriendelijke schenking. Maar nu stelde ik uit totdat ik alles zou hebben gesmaakt. Ongelukkig noodzaakten mij zeer drukke bezigheden, en onvoorziene gebeurtenissen ook de lezing uit te stellen, en zoo ging het van den eenen dag op den anderen... Vergeef het mij! Eindelijk kwam de gelukkige ‘gelegene’ tijd. En zoo ik u thans hartelijk mijn dank betuig voor uwen Ernest Staas, het is niet maar voor de vriendelijke toezending, niet slechts voor de streelende bewoordingen waarvan Gij het geschenk, op het schutblad, hebt | |
[pagina 87]
| |
doen verzeld gaanGa naar voetnoot(54), maar, bij en boven dit alles voor het boek zelven, om zijn voortreffelijken inhoud, voor het groot en rijk, veelvuldig en rein genoegen, bij de lezing gesmaakt. In alle waarheid en oprechtheid kan ik u betuigen, onder de boeken van dezen onzen tijd er in lang geen gelezen te hebben dat mij zoo smaakte, en ik geloof niet dat de Vlaamsche letterkunde iets heeft aan te wijzen dat er boven gaat. Indien Ernest Staas in België en Holland geen grooten opgang maakt, beklaag ik den smaak mijner tijdgenooten. Het is waarheid en leven, geest en gevoel; fijnheid van teekening met losheid van trek. Juistheid van opvatting, en schilderachtigheid van uitdrukking. En in plan en aanleg zoowel als uitvoering, die matiging, die sobriëteit, die gelijk zij van het zelfbezit in den schrijver getuigt, ook de kracht van zijn werk is. Daarenboven dit boek kan niet dan goed doen. Het is door en door gezond; het komt uit een rijp verstand en een liefderijk gemoed. Er is veel uit te leeren, omdat het veel geeft te zien. Ik wil bij geene bijzonderheden stilstaan, daar met ter daad alles mij even goed gelukt schijnt: - elk portret - elke scène - elk gesprek - maar bladzijden als b.v. blz. 28-29Ga naar voetnoot(55), worden niet lichtelijk overtroffen. Het ‘doch hij weet wel beter’, bracht mij bij de voorlezing de tranen in de stem. Bij de voorlezing, want dit is een boek dat ik voorlees; dat ik den mijnen niet onthouden mag. En gij moest het gezien hebben hoe het door ouderen en jongeren in mijn huiselijken kring genoten, gesavoureerd werd. Waarde Tony, dit alles moest Hildebrand u zeggen! Hooggeachte Heer Bergmann neem deze uitdrukking zijner innige deelneming in uw schoon werk, met de hartelijke betuiging zijner ware erkentelijkheid, in welgevallen aan van
Uw oprecht toegenegen Nicolaas Beets. |
|