Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 13
(1997)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd-61-(7)
's Hage, Laan van Meerdervoort 11. 19 Juli '90.
Waarde heer Fr[e]d[e]ricq!
Ontvang onzen hartelijken dank voor Uwe zeer gewaardeerde beleefdheden. Mijn vrouwGa naar eind(1) is zeer ingenomen met de muziekstukjes, vooral met dat ééne, waarin een spinnende vrouw voorkomt. Zij en de logées zijn druk bezig een en ander intestuderen. Dat ik U niet vroeger, namelijk al aanstonds onzen dank betuigde, was, omdat ik U tevens den indruk wilde mededeelen van de lezing der novelle ‘Sophie’. Heden eindigde ik die, en ik zie thans, dat ik U niet alleen om de gave van het boek heb erkentelijk te zijn, maar ook omdat U mij daardoor de gelegenheid schonk kennis te maken met een kunstvoortbrengsel, dat mij anders waarschijnlijk zou zijn blijven ontgaan. ‘Sophie’ is voor mij een ware openbaring geweest! Weinig boeken nog las ik met zooveel spanning en medegevoel. Het gezond, aangrijpend realisme der voorstelling, de treffende eenvoud en soberheid der beschrijvingen, en het eigenaardige en ongekunstelde der taal bleven mij voortdurend treffen. Een uitstekend voorbeeld, dacht | |
[pagina 275]
| |
ik telkens, voor onze jonge Amsterdamsche schoolGa naar eind(2), die realist denkt te zijn wanneer ze slechts gewaagd in woordenkeus en uitmiddelpuntig in haar onderwerpen is. - Met schaamte moet ik thans erkennen, dat ik (een specifiek Hollandsch gebrek, waarop ook reeds LoffeltGa naar eind(3) doelde) die massa's Fransch, Engelsch en Duitsch las, door zoo weinig op de geschriften van Virginie Loveling te letten, iets groots liet voorbijgaan voor veel kleins, en dat ik te ver voor mij heen ziende, het schone niet zag, dat in mijn nabijheid was. Doch ook om een andere, dan de kunstreden, is ‘Sophie’ voor ons, Noord-Nederlanders, van belang. Levende buiten eenigen religiestrijd, en ons al heel boos makende voor sommige eigendunkelijkheden en aanmatigingen van zekere anti-revolutionnaire landgenooten, krijgen wij toch eerst een recht idéé van de beteekenis der ten Uwent heerschende en ons alleen bij benadering uit de dagbladen bekende machinaties der geestelijke fracties, wanneer wij die zoo aanschouwelijk voor oogen gebracht krijgen als in de genoemde novelle. Inderdaad zullen weinigen mijner landgenooten ook maar vermoeden, dat toestanden, als door V.L. geschilderd worden, op zoo korten afstand van ons, en tegen het einde der 19e eeuw mogelijk zijn. Vandaar dat het mij toeschijnt, dat ‘Sophie’ behalve de groote letterkundige, ook nog een bepaaldelijk sociaal-historische waarde heeft. Nogmaals dank, waarde heer Fr[e]d[e]ricq voor Uw kostelijk aandenken. Mijn vrouw en de Kempsche logées (ook miss Felroy, die bezig is Hollandsch te leren) laten U zeer groeten. Komt u weêr eens hier ter stede, vergeet dan de Laan v. Meerdervoort niet, en geloof mij, na groeten aan onze wederzijdsche vrienden, den heer en mevrouw LogemanGa naar eind(4), steeds vriendschappelijk
Uw zeer dw. Theodoor Tromp
Ik hoop, dat U mijn schrift lezen kan. Die ellendige zenuwen maken mij ook 't schrijven zoo moeilijk. ‘Sophie’ is als een pendant van ‘Kippenaar.’Ga naar eind(5) Doch 't laatste lijkt mij meer boertig, 't eerste meer artistiek. |
|