Matroosen vreught
(1696)–Anoniem Matroosen vreught– AuteursrechtvrijOp de stemme; t’ Sa t’ sa mijn Harders Riet.
ADieu Europia,
Nu wil ick reysen ga
Na dat Rijck Asia,
Om te besien:
Ick heb soo langh gedacht,
Mijn vrolijck Hart dat lacht,
Dat ick werde verwacht
Te Batavia:
Ick ga besoeken den Indiaen,
Want sijne waren
Doen mijn verklaren,
’t Staet mijn wel aen.
Haer specerijen eel,
En ook haer Zijde geel
En Porcelynen veel,
Doen mijn verblijden?
Ick sal niet sijn gerust,
Voor dat ick sie mijn lust
Aen die vermaerde Kust
Van Caremedel,
Vol wonderheden, het is een vreugt
Om te aenschouwen,
Haer Edel Landts-douwen,
Voor de jonge Ieught.
| |
[pagina 16]
| |
Of het geluck soo quam
Dat ich de reys aen-nam
Na dat Gout-rijcke Lant,
Om te besien,
Daer die edel Robijn,
Veel diamanten zijn,
Den steen van Kristalijn,
Alsoo ik hoor,
Die hoop ick selver te aenschouwen dra,
Geen Landt ter Werelt,
Soo schoon beperelt
Als India.
En reysen dan soo voort
Lustigh en ongestoort,
Ick segh het u aenhoort,
Het gaet soo wel:
Voor seven Iaren tijdt,
Ick soo mijn tijdt verslijt,
Hier mee soo gaet de Fluyt
Na Batavia,
Siende, Zumate, en Zylon
Oock in Terenaten,
Hoop ikker te laten,
Oock in Ambon.
Daar den Noot met sijn bast,
En swarte Nagel wast,
Peper met menigh last,
Lack en Yvoor,
Daer den edelen Robijn,
Veel Diamanten zijn,
Dien steen van Kristalyn,
Alsoo ick hoor:
Die hoop ik ja selver te aenschouwen dra,
Adieu te garen,
Voor seven Iaren
Dan kom ick weer.
Uyt Oost na Polla blaest,
En Tritons hooren raest,
Ick segge voor het laest,
Het is nu ganck,
Adieu mijn waerde Vrouw,
Weest mijn als ick getrouw,
| |
[pagina 17]
| |
Als men ter werelt souw,
Mijn leven lank,
Ick wil niet vergeten dat Zeeuse dal,
Ook Vader en Moeder
Suster en Broeder,
En vrienden al.
|
|