De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
Stem: Daar was een Meysje Jonk van Jaaren.
JOnge Lieden die willen Vryen,
Wild voor al dees plagen myen:
Daar ik mijn nu in bevin,
Het is mijn Wijf om klaar te zeggen,
't Zal u de zaak eens uyt gaan leggen,
Maar ik vrees waarentig voor 't begin.
'k Geloof dat zy was dertien Iaaren,
Doe my de Duyvel riep tot paaren,
Mijn dogt ik had een Engelin
Maar 'k zag wel anders na drie Weeken,
Haar patten zijn genoeg gebleken,
Want 't is een regte Duyvelin.
Komt mijn een Vrind of twee bezoeken,
Zo doet zy anders niet als vloeken,
Schoon dat zy niet vertrokken zijn;
Haar kennissen die mogen
| |
[pagina 25]
| |
komen,
Die hebben voor geen kwaad te schromen,
Al was het ook een heel dozijn.
Gelijk ik lestmaal heb bevonden,
Doen Rozalijn en Allegonde,
Met Antonicke kwamen aan,
Een wijl daar na, zijner Catrina,
Met Lijsje Bene en Christina,
Wat dunkt u? kan dat zo niet gaan?
Ga naar voetnoot*'t Boesjette Betli moest daar wezen,
De arme Meyden mogten vrezen;
Zo daar geen Ga naar voetnoot†Agokenti was:
't Was Ga naar voetnootaTrije soekri,Ga naar voetnootbda Kaderre,
Ik stond en hoorden 't aan van verre;
Want 'k had de bruy van al den bras.
Ga naar voetnootcRomenia Saligadoe,
Ga naar voetnootdCommelinge dosie dees Ga naar voetnooteAstadoe,
En al dat zeldermentze tuyg;
't Was Ga naar voetnootf Sandie Bonkes Tomme Ga naar voetnootg Koppe,
Ga naar voetnoothPreste Coeree, of ik laatze kloppe;
Gy maakt het al te Duyvels ruyg.
Zoek ik de zaak dan by te leggen;
Ga naar voetnootiVos quityn dwee, Komt zy mijn zeggen:
Ach Hemel had ik dan gedaan,
Ga naar voetnootkVos fide poete moet ik hooren:
Ga naar voetnootlVos Branc Catlor dat komt my vooren,
En daar mee moet ik heenen gaan.
Vrinden wat dunkt u van dit leven,
Wild u voor al dog niet begeven;
Met een Mosties in d' Egte-staat:
Bewaard uw zelven van te kwijnen
Zy mogen wel wat huysjes scheynen,
Maar 't zijn Duyvelinnen in der daad.
|
|