Janneke Raaijmakers
De pausverkiezing toen en nu
Na ruim zesentwintig jaar aan het hoofd van de rooms-katholieke kerk te hebben gestaan overleed 2 april jongstleden paus Johannes Paulus II. De stemgerechtigde kardinalen moesten nu het hoofd buigen over wie hem zou opvolgen. Alle kardinalen van 80 jaar en jonger kwamen samen in de Sixtijnse kapel, waar de kiesvergadering plaatsvond. Het afgelopen conclaaf dat in vergelijking met bijvoorbeeld het Conclaaf van Viterbo (1268-1271) bijzonder voorspoedig verliep, was voor de redactie van Madoc aanleiding om Casper Staal, conservator liturgie en volksvroomheid van Museum Catharijneconvent, te vragen naar de middeleeuwse oorsprong van deze verkiezing. Het volgende stuk is gebaseerd op het gesprek dat ik met hem voerde.
De pausverkiezing van nu heeft zijn wortels in de dertiende eeuw. Nog steeds vormt het regelement van het Conclaaf van Viterbo (1268-1271) het uitgangspunt voor de tegenwoordige pausverkiezing. De kardinalen die zich in Viterbo verzameld hadden, konden het niet eens worden over wie de nieuwe paus moest worden. Twee jaar, negen maanden en twee dagen zaten de heren opgesloten in het Vaticaan, waarmee dit conclaaf als het langste conclaaf ooit de geschiedenis in ging. Om de druk op te voeren, werden ze op water en brood gezet, maar het mocht niet baten; de heren konden geen overeenstemming bereiken. Pas toen de woedende bevolking van Rome het dak afbrak en de kardinalen werden blootgesteld aan hitte, koude en regen werd de knoop doorgehakt. De kardinalen kozen Theobald Visconti, die op dat moment namens de overleden paus op diplomatieke missie in Syrië was, tot paus (Gregorius X).
Het kon nog erger. Tijdens het eerste conclaaf in de geschiedenis van de kerk, in 1241, had een Romeins senator tien kardinalen opgesloten. Met geweld zette hij de kardinalen onder druk, waarbij zelfs een van hen aan zijn verwondingen overleed.
Overigens klaagde kardinaal Oddi in 1978 nog over erbarmelijke omstandigheden waaronder de kiesgerechtigde kardinalen hun werk moesten doen. Al was de situatie al lang niet zo bar meer als in de dertiende eeuw, toch ontbraken een aantal voorzieningen in een verder gemoderniseerd Vaticaan. Zo was er in sommige cellen geen stromend water. Bovendien was er geen rekening gehouden met mensen met een handicap. Kardinaal Alfrink had om een slaapplaats dichtbij de lift gevraagd, aangezien hij slecht ter been was, maar zijn verzoek werd niet gehonoreerd. De plek die hij