Madoc. Jaargang 1999
(1999)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 1]• Esther Feer
| |
Wales in de twaalfde en dertiende eeuwIn de twaalfde eeuw bestond Wales uit een drietal grotere en wat kleinere deelrijken. De drie voornaamste waren Gwynedd in het noordwesten, Powys in het noordoosten en Deheubarth in het zuiden (afbeelding 1). De autonome Welshe vorsten kregen echter te maken met toenemende Anglo-Normandische overheersing die uiteindelijk zou leiden tot de annexatie van Wales door de Engelse koning Edward I in 1283.Ga naar eindnoot3. Afgezien van de veelvuldig bezongen strijd met de Anglo-Normandiërs en met hun koning in Londen voerden de vorsten onderling ook veel strijd. Veel problemen in de Welshe koninkrijkjes ontstonden rondom de troonopvolging na de dood van een vorst. Volgens Welshe gebruiken had iedere mannelijke afstammeling van een vorst tot in de vierde graad recht op de troon. Het was gebruikelijk dat de zittende vorst een troonopvolger aanwees, maar dat werd niet altijd door de andere potentiële kandidaten geaccepteerd. Dit leidde vaak tot een hevige en langdurige strijd waarbij meestal het recht van de sterkste zegevierde.Ga naar eindnoot4. Deze gang van zaken had tot gevolg dat een rijk in korte tijd met ver- | |
[pagina 3]
| |
1. De verdeling van Wales in de twaalfde eeuw. Uit: R.R. Davies, Domination and Conquest. The experience of Ireland, Scotland and Wales 1100-1300 (Cambridge 1990) (map 3).
schillende machtswisselingen te maken had of opgedeeld raakte in kleinere rijken. In deze machtsstrijd vervulde de aan het hof verblijvende dichter een belangrijke rol. | |
De rol en positie van de dichterUit Middelwelshe wetteksten blijkt dat dichters van de hoogste rang binnen de professionele dichtersorde privileges genoten wanneer zij aan het hof verkeerden, ook als zij niet tot de hoffunctionarissen behoorden. Zij waren verbonden aan het gwlad, het rijk als politieke eenheid dat bestuurd werd door één of meerdere vorsten. In de loop van de dertiende eeuw blijken de banden tussen dichter en de ministerialen aan het hof steeds nauwer te worden.Ga naar eindnoot5. Het was de taak van de dichter de vorst in zijn positie als rechtmatig heerser te bevestigen door middel van lofprijzingen. Als dank hiervoor ontving hij giften waarmee hij in zijn onderhoud kon voorzien. De relatie tussen dichter en vorst was derhalve een van wederzijdse afhankelijkheid. Hiernaast hadden de dichters meerdere functies. In de gedichten noemen zij zichzelf raadsheer, onderhandelaar, boodschapper en zelfs rechter van de vorst. Soms geeft de inhoud van hun werken blijk van deze activiteiten. Het betekent dat de dichter zelf door deze functies een politieke rol vervulde en daarmee een zekere macht had.Ga naar eindnoot6. Dit komt duidelijk aan het licht tijdens de opvolgingsstrijd in Gwynedd aan het eind van de twaalfde eeuw. | |
[pagina 4]
| |
Broedertwist in GwyneddIn Gwynedd brak een periode van onrust aan na de dood van de machtige vorst Owain Gwynedd in 1170. Hywel, de oudste zoon en waarschijnlijk de aangewezen troonopvolger, werd door zijn twee halfbroers Dafydd en Rhodri vermoord. Vervolgens raakten deze onderling verwikkeld in een bijna vijfentwintig jaar durende strijd om de macht in Gwynedd. Het land werd verdeeld onder een aantal broers en neven. Verschillende dichters schreven werken voor Dafydd en Rhodri waarin duidelijk de wanhoop over de onrustige situatie in het land en de conflicterende loyaliteiten tussen dichter en vorsten te lezen valt. Prydydd y Moch schreef voor zowel Dafydd als Rhodri. Zijn verstandhouding met Dafydd was klaarblijkelijk niet zonder problemen. Een conflict lijkt te zijn ontstaan over het werk van de dichter. In een bygwth, een dreigdicht, voor Dafydd dreigt hij met smaad als de vorst hem niet op gepaste wijze ontvangt aan zijn hof. Hij gebruikt daarbij de beeldspraak van het gevecht waarbij de speren en de verwondingen metafoor zijn voor zijn smaaddicht, en het gevecht staat voor hun conflict.
Ik weet dat mijn dolksteek giftig is,
De woedende stroom van mijn tong is niet te genezen met een zalf,
Mijn talent is wreed in het strijdgewoel,
Een grote strijd in een gevecht, in een rumoer,
Bedaar je woede, gastheer van dichters,
Vanwege dichtkunst is zijn wraak als vuur,
Wees voorzichtig, Dafydd, held die een leger vernietigt,
Vrijgevige, je moet mijn speren vermijden.Ga naar eindnoot7.
Na deze bedreiging prijst Prydydd y Moch zichzelf aan als ‘waardevoller dan talloze paarden’ en als een dichter ‘die de roem van Dafydd zal doen schitteren op een betere wijze dan de andere “hese” dichters’. Een hoge mate van eigendunk is de dichter niet vreemd. Een ander gedicht is gericht aan Rhodri, waarschijnlijk nadat hij zijn broer Dafydd verdreven heeft uit Anglesey. Het was een gebied van strategisch groot belang voor Gwynedd waarin tevens de voornaamste hoven van Aberffraw en Cemais lagen. Prydydd y Moch verwoordt op een veelzeggende manier de conflicten tussen de twee broers:
Vijandig is de aarde, vijandig
Veelzijdig zijn de talenten van de mensheid
Verschillend geaard, hoewel ze broers zijn,
Zijn Cain en de onschuldige Abel.Ga naar eindnoot8.
| |
Parels voor zwijnenIn de loop van zijn carrière verkreeg Llywarch ap Llywelyn de bijnaam ‘Dichter der Zwijnen’. Het lijkt misschien wat vreemd, maar de term ‘moch’, zwijnen, kan duiden op de broodheren, de vorsten van Gwynedd. In tegenstelling tot moderne opvattingen had het zwijn in de Keltische cultuur van oudsher | |
[pagina 5]
| |
een positief imago. Naast de vele beeldjes van everzwijnen die zijn overgeleverd is het een van de meest afgebeelde dierfiguren op schilden, onderscheidingstekens en munten (afbeelding 2). Het was een dier dat symbool was van grote moed en kracht in de strijd, beide erg belangrijke deugden van een goed vorst binnen de heroïsche cultuur. In Middelwelshe gedichten werden vorsten vergeleken met dieren die dergelijke kwaliteiten hadden. Naast het zwijn noemt men vaak de leeuw en de wolf. Ook Prydydd y Moch strooit kwistig met heldhaftige dieren in zijn gedichten. Opmerkelijk is echter dat hij het zwijn maar één keer noemt en bovendien nog in een negatieve context, ontleend aan het evangelie van Mattheus:
Ytt heu uyg kert nac ef uid
Mal heu rac moch meryerid
Laat het werpen van mijn gedicht
voor jou niet zijn
zoals het werpen van parels voor
zwijnen.Ga naar eindnoot9.
2. Bronzen zwijnen. Uit: Jan Filip, Die keltische Zivilisation und ihr Erbe (Praag 1961) 64.
zou deze regel kunnen zijn die hem later de bijnaam ‘Dichter der Zwijnen’ opleverde. Het feit dat er een genre als het dreigdicht bestaat, toont aan dat een dichter niet in alle gevallen de vorst lof toezong of hem onvoorwaardelijk steunde met positieve propaganda. Waar het Llywelyn ab Iorwerth betrof, was dit echter wel het geval. | |
Lobbyen voor Llywelyn ab IorwerthIn de tijd van de onrust in Gwynedd veroorzaakt door de rivaliteit tussen Dafydd en Rhodri verscheen Llywelyn ab Iorwerth, een kleinzoon van Owain Gwynedd, ten tonele. De Welshe bisschop Giraldus Cambrensis, die in 1185 een rondreis door Wales maakte, vermeldt dat Llywelyn zijn ooms Dafydd | |
[pagina 6]
| |
4. Ruïne van het kasteel Dolwyddelan van Llywelyn ab Iorwerth. Foto auteur.
en Rhodri op jonge leeftijd bestreed.Ga naar eindnoot10. Zijn vader Iorwerth was waarschijnlijk al in een vroeg stadium door zijn broers uitgeschakeld voor de troonopvolging en stierf in 1174. Zijn zoon liet het hierbij niet zitten en koesterde grote ambities. Opmerkelijk is dat Prydydd y Moch al gedichten schreef voor de jonge Llywelyn voordat deze aan de macht kwam in Gwynedd. In de gedichten ligt grote nadruk op de vroegrijpheid van Llywelyn. Hij wordt beschreven als een uitstekend strijder en aanvoerder van het leger.
In zijn jeugd leidt mijn vorst het leger,
Het leger van de strijders van het volk van Beli,
Bij iedere grens is een schare rondom de leider,
En elke woesteling wordt onderworpen.Ga naar eindnoot11.
Dat dit niet louter de in veel literatuur gebezigde topos van de puer senex, de wijze jongeling, hoeft te zijn blijkt uit de bovengenoemde opmerking van Giraldus Cambrensis over de wapenfeiten van Llywelyn in zijn jeugd. Verder blijkt uit de gedichten dat Prydydd y Moch Llywelyn als de aangewezen troonopvolger zag in Gwynedd. Hij noemt hem in dit vroege stadium al de ‘Gezegende koning van Aberffraw’ zoals de vorsten van Gwynedd zichzelf plachten te betitelen. Hij geeft de jonge vechtersbaas de volgende raad:
Vanwege vijandigheid,
Onderwerp mannen van hoge komaf,
Door wettige gijzelname onder jouw autoriteit zonder weerstand,
Grijp iedere leider, iedere superieure koning,
De God der Hemel heeft je uitverkoren,
Jij bent de bruidegom van Brittannië en haar volk.Ga naar eindnoot12.
Het beeld van de vorst als ‘bruidegom van Brittannië’ is een metafoor voor de erkende vorst welke van oudsher zowel in Welshe als Ierse teksten terug te vinden is.Ga naar eindnoot13. | |
[pagina 7]
| |
4. Ruïne van het kasteel Dolwyddelan van Llywelyn ab Iorwerth. Foto auteur.
De gedichten prijzen ook veelvuldig de voorname afkomst van Llywelyn. Dit is een van de veelgebruikte topoi in de gedichten en dat is op zich niet zo verwonderlijk. De nadruk ligt vooral op zijn afstamming via zijn moeder. Zij was dochter van de machtige vorst Madog ap Maredudd van Powys. Deze was in 1060 gestorven en Powys was sindsdien, net als Gwynedd, verdeeld door strijdende nakomelingen. Het volk van Powys wordt ook als publiek van een van de gedichten genoemd. Dit noodt tot een aantal interessante interpretaties. Het kan zijn dat Llywelyn gesteund werd vanuit Powys, misschien door verwanten van zijn moeder. Ook is een verwijzing mogelijk naar het feit dat Llywelyn van goede en legitieme geboorte was in tegenstelling tot zijn ooms Rhodri en Dafydd die bastaardzonen waren. Dit werd in de politiek van die tijd een steeds belangrijker onderwerp.Ga naar eindnoot14. In Wales hadden bastaardzonen oorspronkelijk gelijke rechten als zonen geboren binnen het huwelijk. Dit veranderde in die tijd onder meer onder invloed van het kerkrecht. Giraldus maakt ook specifiek vermelding van het feit dat Llywelyn van legitieme geboorte is in tegenstelling tot Rhodri en Dafydd.Ga naar eindnoot15. Prydydd y Moch schreef deze gedichten met de intentie Llywelyn aan te sporen om de heerschappij van Gwynedd te bemachtigen. Het was een duidelijke politieke stellingname. Hij zag in de jonge Llywelyn een beter vorst dan in de twee schermutselende broers Dafydd en Rhodri. | |
Llywelyn's zege over WalesIn 1194 maakt Llywelyn ab Iorwerth daadwerkelijk een eind aan de onrust door, samen met twee neven, eerst Dafydd en daarna Rhodri te verslaan. Rhodri stierf in het jaar 1197. Dafydd werd met vrouw en zoon naar Engeland verbannen. Prydydd y Moch legt in een lang lofdicht op Llywellyn grote nadruk op de triomf over Dafydd en Rhodri. Het gevecht wordt in al zijn bloedige details be- | |
[pagina 8]
| |
schreven. Toch herdenkt hij de twee broers op gepaste wijze, waarschijnlijk omdat zich onder het gehoor ook de vroegere aanhangers van deze twee vorsten bevinden.Ga naar eindnoot16. Dat niet alle dichters in de euforie deelden blijkt uit de werken van Elidir Sais, een dichter die waarschijnlijk met Dafydd mee ging in ballingschap naar Engeland; vandaar zijn bijnaam Sais, ‘Engelsman’. Hij beklaagt het droeve lot van Rhodri en Dafydd. In de elegie voor Rhodri schrijft hij:
Wee Brittannië voor het verlies van rechtmatige heerschappij!Ga naar eindnoot17.
In een lofdicht op Dafydd vermeldt hij het droeve lot van de afstammelingen van
Maelgwn, een roemruchte voorvader van de vorsten van Gwynedd:
Dafydd is van zijn vaderland en landerijen verdreven,
Een verschrikkelijke ramp voor het grootse nageslacht van Maelgwn.
De mannen van Gwynedd kunnen niet bedaren vanwege verdriet om hem.Ga naar eindnoot18.
Later keert Elidir Sais weer terug naar Gwynedd en componeert een zogenaamde dadolwch, een smeekdicht, om door Llywelyn geaccepteerd te worden. Daarin verwijst Elidir nogmaals naar het onrecht wat volgens hem deze broers is aangedaan:
Mijn lang en groot verdriet werd veroorzaakt,
Door de vernietiging van de rechten van broers.Ga naar eindnoot19.
In tegenstelling tot Elidir Sais staat Prydydd y Moch volledig achter Llywelyn. In de loop van zijn succesvolle carrière prijst Prydydd y Moch zijn heer op de gebruikelijke wijze: hij roemt zijn overwinningen en somt zijn territoria op. In de verschillende gedichten zien we Llywelyn's machtsuitbreiding verbeeld: zijn zege op Powys, zijn overwinningen in het zuiden en de uiteindelijke triomf over geheel Wales:
Ik prijs mijn heer, bijenkoningin van het Welshe volk,
De meest bekwame Welshe man die God ooit heeft geschapen,
Machtige Llywelyn, niemand daagt hem uit,
Het land Wales is zijn begrenzing, bewaakt door zijn leger.Ga naar eindnoot20.
Met deze prachtige metafoor van de vorst als ‘bijenkoningin’, de onbetwiste leider van zijn volk, door de ‘Dichter der Zwijnen’ zijn we aangekomen bij het hoogtepunt van de carrière van Llywelyn en het eindpunt van die van Prydydd y Moch. Er zijn uit de laatste jaren van de regeerperiode van Llywelyn geen werken meer van de dichter overgeleverd. Waarschijnlijk is hij rond deze tijd overleden waarna de dichter Dafydd Benfras de taak als voornaamste lofdichter van deze vorst op zich nam. |
|