denten, geen vooroordeel. Dat schuift nu op naar de volgende bundel. Rebis kan ik eerlijk gezegd niet helemaal serieus nemen. Hocus-pocus-poëzie. De maker schermt met een oude notie van de artistieke schepping als alchemistisch proces en fabriekt vervolgens, volgens mystieke formules, zijn gedichten. Zo leidt bijvoorbeeld het Griekse alfabet tot een cyclus gedichten met opeenvolgende titels als ‘Alba’, ‘Ballatetta’, ‘Gamma’, ‘Driehoek’ etc. In bijgeleverde noten legt Claes de achtergrond van zijn enigmatische en kabbalistische werkwijze uit.
Ik kan me zo'n buitenartistiek ordeningsprincipe ook wel voorstellen (per slot van rekening gebruikte Vestdijk de astrologie voor zijn romans, niet omdat hij erin geloofde maar omdat ze hem bepaalde, handige typologieën opleverde), en Claes heeft de zijne kennelijk niet van de straat - hij weet wat van die literatuur af. Maar het gaat ons tenslotte om zijn gedichten en, alchemistisch gebrouwen of niet, die lijken nergens naar.
Het is haast komisch om tussen al die geleerde citaten van Dante, Ben Jonson en Plato gedichten te lezen als de eerste uit de cyclus ‘Rebis’:
Woordspelletje met twee klanken. Waartoe rijmdwang al niet verleiden kan! En u ziet, het toont ons de wording van een gedicht, op wit blad, met inkt, emotie op schrift. Zoiets. Ik geloof dat wij dat soort dingen vroeger wel in onze schoolagenda probeerden, tijdens wiskunde.
Toegegeven, de cyclus ‘Rebis’ vertoont ten slotte nog wel zoiets als een ontwikkeling. Het gaat over een relatie tussen twee die zelfs nog eindigt met een orgasme in diverse talen. Maar hoogstens is het een demonstratie van technisch vernuft, en ook dat meestal niet.
Van eenzelfde orde, geleerd maar kinderachtig, zijn ‘de zonen van de zon’, zeven variaties van een ‘oud’ gedicht (van Claes zelf, I presume, waarover hij zegt: ‘Het originele sonnet (...) thematiseert een familiale configuratie in een kosmische constellatie. Centraal staat de castratie, aanwezigheid van afwezigheid, elliptisch oog van de zon’ (?!)), in de titels waarvan steeds een volgende noot van de toonladder is verwerkt. Spielerei, opgetut met een zwaarwichtig notenapparaat.
Of ben ik gemakzuchtig en weiger ik me in te laten met een mij onbekende traditie? Ik geloof het niet; het gedicht zelf vormt nu eenmaal het enig geldende toegangsbewijs tot haar achtergrond, achterliggende structuur of cultuur, het gedachtengoed waaruit ze voortkomt.
De Veldtocht van Armando is poëzie die bij herlezing wint. Men is inmiddels haast vergeten dat Armando (tegenwoordig voornamelijk schilder en prozaïst) ooit als dichter begon met toentertijd schokkende regels als ‘gelukkig nog duizenden slachtoffers’ en ‘er kan nog zoveel gedood worden’. De Veldtocht herinnert er weer aan.
Armando is een schrijver met een volstrekt eigen onderwerp: geweld, misdaad, macht. Ook deze Veldtocht past daarin. Ze bestaat uit een handjevol karige tekstjes die vrijwel onpersoonlijk en van afstand de even fascinerende als gruwelijke kwaliteiten van een oorlogssituatie beschrijven. Op het eerste