Maatstaf. Jaargang 33
(1985)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dam Backer
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maat 11½ × 18½ cm, goed passend in de binnenzak van het treincolbertje. Maar zich ook goed schikkend in mijn slaapkamerboekenkastje: eerst netjes verticaal in horizontale rijtjes, daarna horizontaal in verticale stapeltjes en soms ter afwisseling en opfleuring van het slaapvertrek kleurig gerangschikt in een geometrische figuur waar Mondriaan jaloers op zou zijn geweest. Omstreeks april 1973 voltrokken zich echter opnieuw ingrijpende wijzigingen bij Maatstaf. De redactie werd groter en of het daarom was of om de toe te voegen portfolio's: het formaat werd 17 × 23 cm. Welkome, de herkenbaarheid verhogende, veranderingen waren dat een jaargang voortaan samenviel met een kalenderjaar en dat met ingang van het juni/julinummer de omslag een rugnummer kreeg. Maar met de formaatverandering begon de ellende. Weliswaar is 23 gelijk aan 2 × 11 ½ maar 18½ is niet gelijk aan 17 en hoe ik ook rangschikte en bouwde, - het aantal mogelijkheden is leg(i)o - een fraai plaatje werd het nooit. Als het boekenkastje na de inpassing van een nieuw nummer een aanvaardbaar patroon toonde, dan bleek de fysieke toegankelijkheid daarmee volstrekt verloren. Dat lag natuurlijk ook aan het te kleine kastje. De hele handel verhuisde daarom omstreeks 1975 naar een ruime boekenplank van de woonkamerboekenkast. Maar ook daarop was en is het nog vaak een getob om het esthetische en hanteerbare te verenigen. Het probleem van het vinden van de juiste opbergtechniek werd inmiddels overtroffen door dat van het opzoeken van bijdragen: van een bepaalde dichter; over zekere auteur; met betrekking tot een thema. Of namen! Heel vaak gaat het om het opzoeken van namen. Eigen interesses wijzigen zich in de loop der jaren. Ineens is het van belang te weten of Battus, onder die naam, ooit (dat wil zeggen sinds mijn abonnement loopt) publiceerde in Maatstaf; of - ander voorbeeld - er wel eens iets is geschreven over Walker Percy, een huidige Amerikaanse favoriet. Ook liet het geheugen me steeds meer in de steek. En met het toenemende tijdgebrek vanwege een drukke baan ontstond ook de behoefte aan registreren van het nog-niet-gelezene onder het motto ‘makkelijk voor later’. Voor dergelijke problemen is er natuurlijk een kaartenbak.
Dit huiselijke verhaal zou wat langer getiteld kunnen luiden: van slaapkamerbedkastje via woonkamerboekenplank naar werkkamerkaartenbak en vervolgens van kaartenbak naar huiscomputer. In 1978 kocht ik een voorraad witte systeemkaarten van de afmeting 8 × 13 cm, alfabetkaarten en twee bijpassende bakken. Grijze dozen met prima glijdende laden. De afgelopen jaren stopte ik daar mijn hele bestand Maatstaf-nummers in. Gecomprimeerd, in de linkerbak onder a t/m k, in de rechteronder l t/m z. Een tijdje met de hulp van mijn zoon maar de tijdwinst die dat opleverde werd weer beperkt door discussies over literatuur, het systeem (waarover straks meer) en het ij/y probleem. Toen ik een paar jaar in de Verenigde Staten verbleef raakte de voorraad systeemkaarten op. Ik had daar inmiddels een paar handzame kaartenbakjes inclusief de bijbehorende kaarten aangeschaft voor de registratie van de boekrecensies in The New Yorker. Waar een leeshobby al niet toe kan leiden. Ik was zo stupid díe kaarten te gaan gebruiken voor mijn Maatstaf-documentatie. Pas na een aanzienlijke produktie nieuwe kaartjes bleek dat de Amerikaanse kaarten net iets kleiner waren, dat de 3 × 5 inch index-cards zich verstopten achter de Hollandse 8 × 13 cm kaarten. Over hanteerbaarheid gesproken. Maar goed, het karwei werd geklaard, de bakken raakten aardig vol. Als, zoals Komrij, Gerrit in het 1980/10-11 nummer op pagina één schrijft, de literatuur zich in een dierentuin afspeelt, zijn dit voederbakken geworden, waaruit ik nu en dan mijn literaire honger stil. Want - en dit was een extra verdienste van de noeste arbeid - een kaartenbak met circa vijftienhonderd kaarten met informatie uit een kleine twintig jaar Maatstaf is op zichzelf beschouwd al een lezenswaardig geval. Al bladerend ontdek ik interessante dingen of grappige combinaties en, hoe vaak niet, wip ik even later naar de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekenkast en trek daar dan feilloos het gewenste Maatstaf-nummer uit en sla het op de juiste bladzijde open. Het kaartenbestand leent zich uiteraard goed voor allerlei analyses, maar heeft ook zijn beperkingen. Het is een bak met systeemkaarten, maar wat is nu het systeem? Hoe ver te gaan met categoriseren, indexeren, registreren? Eeuwige vragen, zowel op kantoor als thuis. Ik besloot om het zeer eenvoudig te houden. In 1967 en 1968 was de Maatstaf-redactie zo vriendelijk een inhoudsopgave van een jaargang bij te voegen. Daarin kwamen de categorieën: brieven (br); essay (e); poëzie (p); politiek essay (pe); verhalend proza (pr); redactie (r); toneel (t) voor. Tussen haakjes staan de indices; codes zo men wil. Hieronder volgt een voorbeeld, waaruit meteen mag blijken dat men zoiets niet te ingewikkeld moet opzetten. Het is afkomstig uit de veertiende jaargang, 1966/1967; een tijdperk ook van herlevende democratie, waarin zelfs de kleine letters evenveel te zeggen kregen als de hoofdletters.
Waarom de brief, want dat is het, van nout aan simon niet de aanduiding ‘br’ kreeg is onduidelijk. Misschien was ‘br’ bestemd voor aan de redactie gerichte brieven, die een enkele maal als curiositeit achterin het blad worden afgedrukt. Maar er is ook een code ‘r’. Of was die uitsluitend bestemd voor brieven van de redactie? In de aanduiding ‘p 172’ betekent de ‘p’ dus niet pagina, maar dat tartuffe een gedicht is. Ik koos voor een ander systeem. Het volgende. Elke bijdrage van elke auteur krijgt een vermelding op een kaart, die alfabetisch wordt geplaatst overeenkomstig de achternaam, gevolgd door voorna(a)m(en) of initialen en eventuele voorzetsels. De naam wordt linksboven geschreven, boven de rode streep. Wanneer toepasselijk en bekend wordt achter de naam van de auteur die onder pseudoniem schrijft de echte naam vermeld. Onder de rode streep komt achtereenvolgens: maand & jaar (sinds 1982: jaar/volgnr.); paginanummer(s); titel van de bijdrage. Dat gaat meestal op één regel. De twee onderste regels van een kaart blijven in principe onbeschreven ten behoeve van de leesbaarheid. Hierdoor bedraagt het maximum aantal bijdragevermeldingen op een kaart zeven. De achterzijde wordt niet beschreven. Is een kaart vol dan wordt een volgende op naam gestelde toegevoegd en krijgen de kaarten rechtsboven een Romeins cijfer als volgnummer. Elke bijdrage die geheel of in belangrijke mate handelt over een andere auteur of diens werk krijgt twee vermeldingen. De tweede op naam van die andere auteur, met de vermelding van schrijver en titel van de bijdrage. Ook uit een symbool (//) op de kaart blijkt dat de betreffende bijdrage geen eigen werk is van de linksboven vermelde persoon. Hieronder een voorbeeld, waarbij opgemerkt dat een kaart breder is dan een kolom in dit blad.
Postma, Hannemieke heeft als ‘bijdraagster’ haar eigen kaart. Camerlinck is geen auteur en krijgt geen kaart. De, zestien, ‘bijdragers’ aan het L.P.B. nummer krijgen ieder een vermelding op hun kaart. Uit het voorbeeld valt verder af te leiden dat ik niet aangeef of de bijdrage een essay, fragment, verhaal of iets dergelijks is. Het enige categorale onderscheid is poëzie of | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet-poëzie. Daar dit wordt aangebracht onder de rode streep is het evenwel geen ingangsgegeven. De lengte van de niet-poëziebijdragen laat ik in het midden, maar ik vind het prettig van een kaart te kunnen aflezen hoeveel dichtwerk er ongeveer is opgenomen. Waarom? Waarom daarom! Op de kaarten komen verder nog kruisverwijzingen en bijzonderheden voor, die hier buiten beschouwing blijven. Het eigendunkelijke karakter van een persoonlijk kaartensysteem komt vooral tot uiting bij de bepaling wat onder een bijdrage moet worden verstaan en wat een auteur is. Onder een bijdrage wordt verstaan alles wat door de redactie van Maatstaf wordt geplaatst met uitzondering van ingezonden brieven, die naar mijn smaak niet als bijdrage waren bedoeld. Ook een serie vignetten, waarvan de maker in de inhoudsopgave wordt genoemd krijgt een vermelding en wel op de voor ‘Portfolio’ bestemde kaart. Dat is een gele kaart, waarvan er nu een vijfentwintigtal zijn volgeschreven. Het blok ‘Portfolio’-kaarten bevindt zich tussen Populier, Bert en Portnoy, Ethel; totdat er een bijdrage wordt geplaatst van een auteur met de naam Portfles over het werk van de Schotse dichteres Port-Glas, G.O.W. Onder een auteur wordt verstaan: a. iemand van wie een bijdrage in Maatstaf verschijnt (van-auteur), b. iemand over wie een bijdrage in Maatstaf verschijnt, mits deze persoon wel beschouwd kan worden als dichter, essayist, scenarioschrijver en dergelijke, én er tevens sprake is van substantiële aandacht (over-auteur). De laatste subjectieve beperking moest ik wel aanbrengen want het aantal namen van auteurs dat zo maar ‘valt’ is ontelbaar, in elk geval niet bij-te-kaarten. Iemand kan uiteraard zowel van-auteur als over-auteur zijn. De groep van-auteurs geeft geen problemen, maar de tweede groep is lastiger en daardoor meer onderhevig aan willekeur. Ter illustratie:
Vooral bij pamflettisten en schrijvende politici is de keuze arbitrair. Bepalend is nogal het antwoord op de vraag: ben ik in de toekomst (nog) geïnteresseerd in deze persoon. Volgens dit systeem krijgen acteurs, beeldhouwers (een enkele uitgezonderd: Wolkers, Jan), schilders (Schilders, Ed uitgezonderd) en dergelijke géén kaart toebedeeld, hoewel het best interessante personen kunnen zijn en de behoefte daar opnieuw over te lezen kan opkomen. In zo'n geval is het zoeken geblazen met een vage herinnering als richtingaanwijzer.
Aldus, kaarten op achternaam gesorteerd. Slechts een enkele keer moet daarvan worden afgeweken. Zo is er een kaart op naam van de dichter Willem. Voluit: Willem die madocke makede; maar deze, goedklinkende, toevoeging kan moeilijk als achternaam dienen. Tevens legde ik gele kaarten aan met thematische trefwoorden als anarchisme (in het Anarchistenjaar 1976 werd er een heel nummer aan gewijd, ingeleid door Ros, Martin), fascisme, marxisme, utopie; ook een serie kaarten over onder meer Chinese-, Franse-, Russische schrijvers. De bedoeling was daarop een extra aantekening te maken naar aanleiding van een Maatstaf-artikel. Daarmee werd afgeweken van het hou-het-eenvoudig-principe en dit nevensysteem is dan ook niet waterdicht. Als de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kaartinformatie straks op de computer gaat kunnen de lekken en scheuren mooi worden gestopt. De gele kaarten buiten beschouwing latend is de toegang tot de bak derhalve alleen via de achternaam. Eenmaal, zogezegd, in de bak zittend kunnen kruisverwijzingen naar een andere kaart leiden. De toegankelijkheid kan worden vergroot door de toepassing van ruitertjes met als nadeel dat die de neiging hebben van hun papieren paarden te lazeren. En er bestaan andere kunstgrepen, maar voor mijn oorspronkelijke doeleinden was dat niet nodig. Hoewel de behoefte aan toegang via categorieën (bijvoorbeeld Poëzie, Engelstalig) wel groeit valt er goed te leven met de kaartenbak. Ik beleef er dubbel plezier aan: het is het middel om het gewenste Maatstaf-item trefzeker uit de boekenkast te pakken én het is een leuke kijkdoos (literatuur-tuurbak) met een boeiende inhoud, waarmee bovendien pretentieloze naamspelletjes te spelen zijn. Soms biedt de bak een aardige verrassing; als ik bij het doorbladeren op een naamkaartje stuit van iemand uit mijn, niet-literaire, kennissenkring van wie ik geen notie had dat ie in m'n bak zat. In aanleg zijn er meer gebruiksmogelijkheden. Zowel voor de informatieverwerking als ook voor de spelletjes. Maar daarvoor dient omzetting op ponskaarten - en dat zie ik thuis niet zo zitten - of invoer in een huiscomputer plaats te vinden. Een huiscomputer, daar zit wat in! Laten we eens zien wat met zo'n persoonlijke rekenautomaat wel en niet kan.
Enige tijd geleden kocht ik een goedkoop virtueel brein. Een doos waarvan de kleur identiek is aan die van de kaartenbak en aan die van echte hersencellen. De bijgeleverde cassetterecorder en regeldrukker en de huiskamertelevisie zijn met een wirwar van snoeren verbonden. De toegang tot het systeem is door middel van een toetsenbord. Na een paar vingeroefeningen besloot ik een programma te schrijven dat mijn bezit aan grammofoonplaten beter toegankelijk zou maken. Hoewel mijn voorraad platen een bescheiden omvang heeft vergeleken met die van mijn tot een armere generatie behorende kinderen, had ik geen enkel overzicht meer. Het programma, een niet lastige maar wel tijdrovende job, loste dit probleem op. Het hoofdonderdeel is een ‘format’, een standaardformulier met bedachte rubrieken; zeg maar een zelfontworpen systeemkaart. Per plaat wordt één kaart ingevuld, maar een bepaalde artiest kan natuurlijk op meerdere kaarten voorkomen, zodat ook kan worden gezegd dat die artiest een n-tal kaarten op zijn naam heeft staan. Het is van groot belang van te voren goed te doordenken aan welke rubrieken behoefte is, wat te registreren valt. De rest van het programma bestaat uit instructies voor invoeren, sorteren, uitvoeren. In dat gedeelte zitten dan de meeste bugs, fouten die er later wel weer uit te halen zijn. Maar als het ‘format’ niet deugt, dan moet het programma worden aangepast. Toen het programma klaar was, was het invoeren een zaak van het willekeurig uit de kast pakken van een plaat en het intikken van de door het ‘format’ verlangde gegevens, totdat alle platen aan de beurt waren geweest. Het geheel zit dan in een ‘file’. Elke associatie met een queue voor een Engelse bushalte of een autofile voor de Coentunnel dient te worden vermeden, want het is toelaatbaar de volgorde inde rij te wijzigen. De power van een computerfile is dat het een kaartenbak is waarvan de kaarten zijn te schudden en op allerlei gewenste manieren te verknippen en sorteren. Een beetje computer doet zoiets graag en makkelijk. Van belang voor het vervolg van dit verhaal is dat uit de aldus geprogrammeerde ‘muziekdoos’ diverse selecties en deelkeuzes (bijvoorbeeld Pop, niet-Amerikaans) zijn te maken en keurig via de regeldrukker leesbaar uit te laten draaien. Ook is het mogelijk de computer niet van te voren geprogrammeerde vragen te stellen als ‘heb ik eigenlijk iets van Lincoln, Abbey?’; waarop dan het antwoord ‘zie Roach, Max, Freedom Now Suite’ komt. Tot zover dit voorspel. De vraag rees of ik met het Maatstaf-bestand hetzelfde kon doen als met het platenbezit. Waar had ik | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behoefte aan? Ik besloot voorlopig door te gaan met het bijhouden van de systeemkaarten in de bak (lopend thans van april 1966 tot en met het 1984-6 nummer) en al doende duidelijk voor ogen te krijgen wat precies te registreren valt. Wellicht spelen andere Maatstaf-lezers met hetzelfde idee, willen zij ook van hun computer een bibliothecaris maken die de weg weet in de Maatstaf-jaargangen. Enige bevindingen en hersenspinsels wil ik die lezers en andere geïnteresseerden alvast hierbij aanbieden. Denkt u mee?
De eerder gegeven omschrijvingen van bijdrage en auteur blijven gehandhaafd. Laten we veronderstellen dat alle auteurs-achternaam, gevolgd door voorna(a)m(en), c.q. initialen en voorzetsels - en alle bijdragen en andere gegevens zijn ‘gefiled’. Voor het gemak gaan we er vanuit dat een filekaart (een ingevuld ‘format’) evenveel bijdrage-vermeldingen kan bevatten als een bakkaart; maximaal 7, in binaire taal iii. Een auteur kan daarom meer dan één kaart op zijn naam hebben, maar die kaarten blijven altijd bij elkaar, hoe er ook wordt ‘geschud’. Een kwestie van een nietje. In eerste instantie zijn de kaarten zodanig geschud dat ze alfabetisch naar auteur zijn gesorteerd; net zo als in mijn kaartenbak. Verrassingen zijn overigens niet uitgesloten. Als bij het invoeren van de gegevens van Buddingh' per ongeluk - gebiologeerd door die apostrofe - ‘Buddingh wordt getypt zal hij worden gefiled vóór Aafjes, Bertus, omdat leestekens een hogere alfabetische prioriteit dan lettertekens hebben; althans in mijn machine. Alfabetiseren kan lastig zijn. Met denkertjes als Alain-Fournier; Habakuk ii de Balker; Slachters Keesje; Bernhard, Thomas (tussen deze laatste twee woorden staat een komma, zetter!); D'Annunzio; Du Guanting; Du Perron; de Haan & D'haen. Bij twijfel biedt de alfabetische (dan wel omgekeerde) volgorde op het titelblad van Maatstaf misschien uitkomst. Maar zelfs dan... oppassen. Zo zien wij op het 1983 / 6-7 titelblad Istendael pronken tussen Hillenius en Holman (altijd wat met die Belgen bij Maatstaf). Goed, alle auteurs zijn gefiled. Dan is het moment aangebroken dat we kunnen gaan manipuleren en selecteren. Als een goochelaar de kaarten te voorschijn toveren, laten omklappen, uitwaaieren en weer onzichtbaar maken. Maar o wee als er bugs in de trucendoos zitten. Of vreemde kronkels in het programma; of ‘soft patches in the software’, niet goed gestopte gaten in de programmatuur. Behalve dat we in de Nederlandse taal een korte en een lange ‘ij’ kennen moeten we weten om te springen met het ij/y probleem. Volgens Battus in zijn Opperlandse taal- & letterkunde bestaan daarover vier standpunten (blz. 22). Mijn zoon en ik hebben bij het opzetten van het kaartenbaksysteem gekozen voor een eigenwijze variant van het zogenaamde tolerante standpunt; en het is de vraag of een precieze huisrekenaar zo'n rekkelijke interpretatie accepteert. Voorts ligt het voor de hand dat bij het intypen van de gegevens de vereiste zorgvuldigheid wel eens zal ontbreken; wie is er typevast als de fluitketel gaat of de hond blaft? Stel nu, als eerste in een serie voorbeelden, dat de thuiscomputer wordt geïnstrueerd de Romeinse auteurs te selecteren en uit te voeren. Goede kans dat er het volgende op de regeldrukker komt:
Als we - om Komrij, Gerrit te gerieven - alle auteurs met een dierennaam zouden willen weten, dan lukt dat alleen wanneer de computer eerst een lijst met alle dierennamen krijgt toegediend. Een schier onmogelijk werk. Maar dan nog zullen Maatstaf-auteurs als hieronder niet op de regeldrukker verschijnen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terwijl als we deze namen hóren, toch onmiddellijk aan dieren denken.
Dat werkt dus niet. Is ook niet zo interessant. Wel misschien de verdeling tussen mannen en vrouwen onder de Maatstaf-auteurs. Wordt er gediscrimineerd? Positief of negatief; altijd een prima vraag aan een rekenmachine. Hoeveel auteurs lopen (al) te boek als ‘mensen’? Het antwoord op die laatste vraag zal kort zijn: slechts één, een kleintje afkomstig uit Keulen. Terug naar de m/v verdeling.Ga naar eindnoot1 Volstaan zóu kunnen worden met het opsporen van de dames, dan is de rest gewoon h.h. auteurs. Maar misschien komt dan Dame Sitwell wèl te voorschijn, maar iemand als Harmsen van Beek, f niet, omdat de computer ‘denkt’ dat Fritzi de zoon van Harm van Beek is; de gekste dingen kan je meemaken. Daarom laten we voor de zekerheid onze computer kijken naar de indicatoren ‘heer’ en ‘man’. Het resultaat kan er wel eens als volgt uit komen te zien:
Het vinden van de m/v verhouding is kortom een kwestie van ‘formatten’ en goed programmeren. Dat -nen over-sen is nog niet bewezen, maar als we bovenstaande lijst nader bekijken lijkt het er wel op. En Anna Blaman dan? Sorry, die komt niet in mijn Maatstaf-bestand voor (maar dat zou een omissie kunnen zijn). Mocht de behoefte rijzen aan overzichten met betrekking tot voornamen dan zal dat weinig problemen geven. Bijvoorbeeld de selectie op de indicator ‘Neeltje’ levert prompt:
De selectie ‘Marti(e)n’:
Onvolledigheden in deze lijsten zijn waarschijnlijk te wijten aan de typist die bij het invoeren van de namen soms met een initiaal n of m volstond. De extra informatie die de computer tussen haakjes levert dient ter oplossing van dubbelzinnigheden; het grootste euvel overigens voor rekenaars die met taal omgaan. Toch geen gekke resultaten voor een goedkoop geval. Vragen we echter aan de computer, zelfs een dure, wat de tien fraaiste namen zijn dan laat het ding het afweten. Hoogstens produceert het apparaat dan een lijst met alle namen. Die passen natuurlijk niet gelijktijdig op het beeldscherm, maar kunnen wel door middel van commando's op en neer rollen, ‘scrollen’. Niet alleen een oogvermoeiend werkje, maar kunnen beeldletters ooit een schone aanblik geven? Op de huis-tuin-keuken beeldbuis in elk geval niet. De volledige naamlijst kan ook worden uitgevoerd via de regeldrukker. Dan kronkelt er even later een meterslange papieren slang met printerletters op de rug over de vloer van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kamer. Nee, aan een dergelijke behoefte voldoet de kaartenbak nog het beste. Als die behoefte bij mij opkomt pak ik de vertrouwde grijze dozen met de witte en gele kaarten en al bladerend leg ik dan de in handschrift beschreven kaarten met namen die de klank van een dichtregel hebben in een waaier voor mij neer op tafel: Min, Neeltje Maria Manilla, Manuel
Brecht, Bertolt Ionesco, Irina
Haase, Hella's Santen, Sal
Pam, Max Kal, Jan
Toe Foe Lu You
Ai Qing
Bibeb
En ook een kleinere waaier vóórnamen licht ik eruit: Pleuke Ruilof
Aphra Tessa
Oda
De naam Max Pam, qua vorm op een patstelling duidend en meerdere suggesties van schaakproblemen oproepend (om er een te noemen: Ma slaat Pa mat), zou waarschijnlijk wel uit een schaakprogramma naar voren springen.
Een computer is zeker geschikt voor het zoeken van passende paartjes en leuke triootjes. Dat wil zeggen tegen elkaar geplakt liggende kaarten, niet her en der verspreide verwante namen. Volgens deze afspraak is Brown, Dee & Green, Julien geen paar; Ferron & Perron evenmin. Ook niet de toevallig in een zelfde Maatstaf-nummer (april / mei 1968) voorkomende semantische tweeling Bruins Slot & Slotemaker de Bruine. Wel Arends & Arendt. Het gaat eigenlijk om stellen met een hoge alfabetische ‘dichtheid’, die evenwel in literair opzicht vaak contrasteren: Büch-Buddingh' en Elias-Eliot zijn daarvan voorbeelden; dan wel prettig in het gehoor liggen: Plat-Platen-Plath bijvoorbeeld. Een passende combinatie kan met de volgende aflevering van Maatstaf veranderen. Zo werd de cadans van het trio Camus-Capek-Capote medio 1982 verstoord door Capelleveen. Een computer is vóór alles een rekengerei, een veredelde telmachine. Stelt meh het apparaat vragen dan komt er of een voorgeprogrammeerd antwoord, waar weinig rekenkunst voor nodig is, of het tuig gaat inderdaad aan het rekenen en produceert na een bliksemsnel, doch onzichtbaar, proces een antwoord. Een antwoord waar geen cijfer meer in hoeft voor te komen. In het hierna volgende vraag- en antwoordspel zullen wij onze fictieve huisgenoot eens testen op diens rekenkundigheid. De auteurskaarten zijn allen gefiled en alfabetisch gesorteerd op achternaam, maar het programma is nog niet checked, rechecked, double-checked. v = Vragensteller; r = Rekenaar-reactie (response).
v: Wat zijn de 3 dichtstbevolkte letters? r: 1e ‘b’; 2e ‘h’; 3e ‘k’; en ‘s’ ex aequo, elk 100 kaarten. v: Welke auteurs hebben 5 of meer kaarten op hun naam staan? r: 5: Boon; Buddingh'; Roland Holst, a; 6: Guépin; Hart; Vestdijk; 7: Haan, Jacques (talking shop) den; 8: Charles; Schouten, Rob; Warren. v: Van welke auteurs verscheen er niet meer dan 1 bijdrage? r: Meer dan 100. Verzoeke fiat uitvoer lijst. v: Geen fiat. Over welke auteurs verscheen niet meer dan 1 bijdrage? r: Meer dan 100. Verzoeke fiat uitvoer lijst. v: Fiat alleen voor de letter ij/y. Geef ook bijzonderheden. r: Yourcenar, Marguerite; 1984/4 p. 29;//v.d. Starre: m.y. tussen toen en nu. v: Van welke auteurs met ij/y verscheen niet meer dan 1 bijdrage? Geef ook bijzonderheden. r: IJzer, Meta van; jan 69 p. 734, 735; Poëzie; Ypma, d; mei 70 p. 1.; Waarom daarom. v: Welke Nederlandstalige bestselling auteurs verschenen niet of minimaal in Maatstaf? r: Onbeantwoordbaar. Wat is bestselling? ‘Ask me another’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v: Hoeveel kaarten staan er op naam van de volgende (willekeurig uit het Winkler Prins Encyclopedisch Jaarboek 1983 geplukte namen onder het lemma letterkunde) auteurs: Biesheuvel; Reve, Gerard; Schippers; Nooteboom; Hart; Wispelaere; Leeflang; Hermans; Ferron; Krol; Mulisch; Schouwenaars; Wolkers; Claus; Hillenius? Kijk ook onder pseudoniemen. r: Resp.: 3; 2; 0; 1; 6; 1; 3; 2 (ad pseud.: o kaart bij Bijkaart); 0; 1; 2; 0; 1; 1; 3 (driedick territorium). v: Wat is dat, over dat territorium? r: Voorbeeld van computerhumor, onderdeel van k.i. (Kunstmatige Intelligentie). v: Charmant! r: Charmant, Hans; 1983/10-11 p. 17; Een beer in de wijngaard des Heren: Hobbes als polemist. v: Hoe is de verhouding Vlaamse/Nederlandse auteurs? r: Een kwalitatieve of kwantitatieve vraag? v: Kwantitatief, maar geef antwoord in kwalitatieve zin; maak keuze uit betreffende antwoordenlijst. r: Getalsmatige verhouding Vlaamse/Nederlandse auteurs: valt wel mee. v: Hoe is de verhouding buitenlandse/Nederlandse auteurs? Geef kwalitatief antwoord cfm. lijst. r: Minnetjes. v: Van hoeveel auteurs verscheen de bijdrage altijd op p. 1? r: 1 v: Wie is dat & hoe vaak? r: Brouwers, Jeroen; 6×. v: Zou hij dat bedongen hebben? r: Onbeantwoordbaar. v: Hoe vaak verscheen de bijdrage van Hart, Martin/Maarten 't op p. 1? r: 3×; waaronder een ½ bijdrage vragen aan F.B. Hotz. v: Hoe vaak verscheen de bijdrage van Hotz voorin? r: 8× op p. 1; 12× in eerste helft; 1× in tweede helft. v: Van welke auteur verschenen er bijdragen met een tussenpoos van ca. 5 jaar? Geef 1 voorbeeld. r: Zaal, W im: 70-72 (6×); 76(1×); 81(1×). v: Zijn er dichters die lange tijd droog staan? r: Onbeantwoordbaar. Zie: 1983/6-7 Poëzienummer. v: Je bedoelt de enquête waarin Kortweg het langste antwoord gaf? r: Klopt. v: Van welke dichters verscheen er 4 jaar lang geen bijdrage? Idem 8 jaar of langer? Geef van elk 1 voorbeeld. r: Basart, R.A.: bijdragen in 74; 75; 76; 77; ---; 81; Golterman, C.: bijdragen in 71; ---; 81. Nota bene: Cita zond in juni 81 na tien jaar afwezigheid een Prentbriefkaart in. v: Over welke auteur verschenen er bijdragen met een tussenpoos van ca. 5 jaar? Geef 1 voorbeeld. r: Proust, Marcel: 66(6×); 71(2×); 76(1×); 81(1×). v: Zijn er titels die aanvangen met een getal? R: Legio: Twee gedichten; Vier sluitertijden; Vijf anecdoten; Zeven verhalen; Acht gedichten; e.d. (klopt steeds!). v: Wat is de kortste bijdrage? r: Onbeantwoordbaar. Lengte bijdragen onbekend; lengte titels wel. v: Geef overzicht: Poëzie, haiku's of pseudo haiku's. r: Berge, H.C. ten; jul 78 p. 21; Een haiku; Vroegindeweij, Rien; apr 81 p.62 Hiku. v: Welke van de 2 haiku's heeft de minste letters? r: Onbeantwoordbaar. v: O, ja. Was ik weer vergeten. Bestaat er: Poëzie, punk? r: Chabot, Bart; bijdrage over: okt 81 p. 114 & 1983/2 p. 65. v: Welke auteur levert gemiddeld de kortste titels? r: Santen, Sal; daarna Biesheuvel & Hotz (nauwkeurig op 1 decimaal). v: Geef 1 voorbeeld van een lange (= meer dan 50 letters) titel. r: de Boer, Peter: Beeld-spraak. Picturale en sculpturale symboliek in de romans van S. Vestdijk. v: Hoe kan iemand met zo'n eenvoudige naam zo'n ingewikkelde titel bedenken? r: Onbeantwoordbaar.
De rekenkunst van de huiscomputer is hiermee wel voldoende getest. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de gestelde vragen kwamen we ook een beetje te weten over de samenstelling van Maatstaf. Het is duidelijk dat zoiets veel analytischer en intelligenter kan en wel in het bijzonder met betrekking tot de inhoud van de bijdragen en andere letterkundige kanten. Met mijn kaartenbak kan ik dat niet en het is de vraag of ik dat laatste wel zou willen met een computer. Het zou leuk zijn als ie dat kòn, maar ik zal zelf het programma moeten schrijven en daarmee waarschijnlijk zo druk bezig zijn dat ik onvoldoende toekom aan het lezen van de ‘Maatstaven’, waardoor ik geen kijk krijg op die literaire aspecten en er een gebrekkig programma ontstaat dat al gauw om verbetering schreeuwt. Een vicieuze ‘loop’. Mijn programma zou niet veel meer pretenties moeten hebben dan mijn eerder beschreven platenprogramma: het literaire kwaliteitsblad beter, dat wil zeggen gemakkelijker en selectiever, toegankelijk (= leesbaar, genietbaar) maken; wetenswaardigheden desgewenst opleveren; enig spelgenot verschaffen. Met die laatste opnieuw strikt persoonlijke voorwaarde bedoel ik dat zoals mijn kaartenbak per slot van rekening als speeldoos is te gebruiken, zo behoort de huiscomputer een speelmakker te zijn. Zonder er ingewikkelde termen als interactief systeem of communicatieweetikwat bij te halen is het toch vanzelfsprekend dat men met een personal computer plezierig moet kunnen omgaan; een kantoormachine hoeft alleen maar - eigenlijk zeer afstandelijk - gebruikersvriendelijk te zijn. Met een kaartenbak met namen zijn in het bijzonder naamspelletjes te doen. Met een file namen in een computer moet het een vreugde zijn. Voor mij gaat er van een serie naamkaarten een fascinatie uit, die ik niet heb als ik een telefoonboek opsla. Maar weer wel ondervind bij het begin van het voetbalseizoen wanneer in de krant een overzicht verschijnt van de contractspelers. De blik richt zich dan het eerst op Volendam: wonderlijk korte namen, betoverende klanken. Ik zou daarom mijn geprogrammeerde compagnon nog wat speelse vragen over namenGa naar eindnoot2, los van de op hen betrekking hebbende bijdragen, willen stellen. v: Waarmee begint de letter ‘a’? r: Aafjes, Bertus. v: Begint de letter ‘k’ met Kafavis? r: Met Kafka; Kaváfis komt na Kaufman, Georg S. v: Wat komt er an 't end? Ende, Michael? Endt, Enno? Of Ent, Anton? Da's 'n flauwe grap. Serieus, ik houd het op: Zuiderent, Ad. Wat is de laatste naam? r: Zuylen, Belle van. v: Een schoner slot is niet denkbaar. Hoe vaak en wanneer komt de naam Jans(s)en voor? r: 1×: Jansen, Marc; aug/sep 76. v: Wat is de kortste achternaam en vindplaats? r: p'; mei 81 p. 53 v: Wat is de langste achternaam en vindplaats? r: Regtdoorzee Greup-Roldanus; sep 70 p. 383. v: Zijn er ook zeeheldennamen? Zie checklist. r: Diverse Trompen (Bart, Erno, Herman). v: Zijn er ook vorstelijke namen? Zie checklist. r: Bernhard, Coninck, Keyser, King, Koning, Prins. v: Je bent van alle richtingen thuis, hè? r: Noorderhaven; Oosthoek; Zuiderent; Weststeijn. v: Als onder absolute alfabetische dichtheid (aad) van een paar of drietal alfabetische opeenvolgende, niet identieke, namen wordt verstaan het totaal paarsgewijs overeenstemmende opeenvolgende letters (elke letter 1× mee te tellen) en onder relatieve alfabetisch dichtheid (rad) de absolute dichtheid gedeeld door het aantal namen, dus aad/2 of aad / 3, geef dan een zestal voorbeelden uit de file namen onder vermelding van aad & rad. R:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v: Als onder een alfabetische verdichting wordt verstaan het samensmelten van twee namen tot een nieuwe (zoals Timmer, Charles B. de auteur N.A. Bokowilson schiep; mrt 80 p.89) geef dan 2 voorbeelden. Volg regels syntaxis. r: J.B. Charles Timmer; Evida Gerhardgelach. v: Kan je ook rekenen met namen? r: min + (joyce & co) - joyce = minco v: Als onder een anagram wordt verstaan een letterkeer van achternaam plus eerst vermelde voornaam - laat ik wat voorbeelden geven: Baron Klimavidov, Blavdak Vinomori, Vivian Darkbloom/Bloodmark, M.R. Vivian Badlook is steeds een letterkeer van Vladimir Nabokov; Lolita Saeck van Alice Toklas; Rosa t Hek van Theo Kars; Ko Honeck van Koen Koch; H.R. Rattenmaat van Maarten t Hart en Ry Pickharr van Harry Prick - welke echte file-naam hoort dan bij de volgende anagrammen van Nederlandstalige Westindische schrijvers: Gus Hoop; A.B.C.D.E. Loort; B.L.T. Naamheler. Geef me de antwoorden morgen maar. Maak nu een Engels anagram van mijn eigen naam, die ik thans intoets. r: K. MacBread. v: Leuk gevonden. File ook deze naam als pseudoniem. En file deze bijdrage onder de code ‘lp’ (light prose). Voor vandaag verder geen vragen.
Amsterdam, 27 nov 1984 |