Maatstaf. Jaargang 19
(1971-1972)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |
theo kars
| |
[pagina 205]
| |
naar hem geknikt, maar nu groette zij hem als een oude kennis. Hij verbaasde zich hier eerst een beetje over, maar stond er niet lang bij stil, omdat hij geen belangstelling voor haar had. Ongeveer twee weken nadat zij elkaar voor het eerst hadden gegroet, kwam het meisje naast hem zitten. Zij kon niet anders want er was geen andere plaats vrij. Hij probeerde verder te lezen in zijn krant, maar was zich te veel bewust van haar aanwezigheid om zich te concentreren. Hij nam haar voorzichtig op. Zij had magere, maar stevige benen, en droeg een zwart leren rokje met een witte blouse, en een mouwloos zwart leren jasje. Haar handen waren vreemd: klein en tenger, met vingers die als zij ze strekte niet recht waren, maar omhoog krulden. Een tijdlang zaten zij zwijgend naast elkaar. Hij had het gevoel dat zij zich even sterk bewust was van zijn tegenwoordigheid, als hij van de hare. Omdat zij elkaar dagelijks groetten, waren zij nu zij naast elkaar zaten, min of meer verplicht een paar woorden met elkaar te wisselen. Hij moest zich echter altijd forceren tot zulke gelegenheidsgesprekjes en had er bovendien geen belang bij met het meisje te praten. Daarom zweeg hij en liet haar het initiatief.
Een sjofele man die op een mondharmonica had staan spelen, liep het terras op om geld op te halen en wenste iedereen die hem iets gaf onderdanig een prettig week-end toe. Hij had de geslagen, doffe blik van de straathonden die in de Spaanse badplaatsen langs de boulevards schooieren. Het meisje en Verwey waren bijna de enigen die zijn uitgestoken hand negeerden. ‘Ik begrijp niet waarom mensen zo'n man iets geven,’ zei het meisje tegen Verwey. ‘Ze spelen vals, en het zijn altijd nare liedjes.’ Zij had een lichte, besliste stem en sprak accentloos Nederlands. ‘Ik ook niet... Ik denk dat veel mensen geven omdat zij vermoeden dat de anderen het ook zullen doen. Het komt ook wel eens voor | |
[pagina 206]
| |
dat zo'n man niets krijgt, als de eerste mensen aan wie hij iets vraagt niets geven.’ ‘Ja, misschien is het dat... Woon je al lang in dat huis?’ ‘Zes jaar.’ ‘Het is wel een leuke buurt, hè? Ik heb eerst in Amsterdam-Zuid gewoond, dat vond ik verschrikkeijk.’ Hij begreep haar niet. ‘Waar woon je dan nu?’ ‘Tegenover jou.’ ‘Maar je werkt toch in de boekhandel?’ ‘Ja, ik woon er boven.’ ‘Ik dacht dat daar een meisje met lang haar woonde.’ ‘Ik had vroeger lang haar.’ Hij keek haar aan om het beeld dat hij in zijn herinnering van haar bezat, te vergelijken met de indruk die zij nu maakte. Zij had bruine, grote ogen, die iets treurigs kregen doordat haar oogkassen groot waren. Haar neus was fijn en recht. Haar kleine mond leek nog kleiner doordat het onderste gedeelte van haar gezicht te lang was. Omdat zij ook een grauwe huid had, en haar korte haar dun en vlossig was als van een baby, vond hij haar gezicht niet aantrekkelijk. Het was niet vervelend er naar te kijken, maar het liet hem erotisch even onberoerd als het gezicht van een man. Zij spraken nog een kwartier met elkaar. Zij vertelde dat zij op de toneelschool had gezeten, maar deze opleiding niet had afgemaakt omdat haar leraren hadden gezegd dat zij niet genoeg talent bezat. Zij had het toneel niet helemaal opgegeven en kreeg in haar vrije tijd privéles van een acteur. Zij was drieëntwintig en heette Wiesje Koch. Verwey vond haar wel aardig. Zij bezat een bepaalde felheid, die hem aansprak. Zij liet duidelijk merken wat zij leuk vond en wat haar tegenstond. Alleen de manier waarop zij over toneel sprak hinderde hem. Een jonge bekende acteur met wie zij bevriend was, duidde zij alleen met diens voornaam aan, wanneer zij hem ter sprake bracht, alsof hij ook een kennis van Verwey | |
[pagina 207]
| |
was, en zij bleek bijna alle toneelstukken die zij zag goed te vinden.
In de daarop volgende week kwam zij steeds bij hem zitten als dat mogelijk was. Omdat hij merkte dat zij hem aardig vond en zijn gezelschap zocht, begon hij meer aandacht aan haar te besteden. In boeken en films bejegenen mannen vrouwen die zich aan hen opdringen altijd met verachting, maar Verwey vond een vrouw begeerlijker naarmate zij makkelijker was. Door deze trek in hem ontstond een paradoxale toestand: hij werd nieuwsgierig naar de manier waarop zij zich in bed zou gedragen, maar verlangde er niet naar haar aan te raken. Zij interesseerde hem genoeg om haar niet te mijden, maar te weinig om haar te vragen mee naar zijn kamer te gaan. Hij ontdekte dat haar smaak vaak met de zijne overeenstemde, zolang het niet over toneel of literatuur ging. Zij had een betere opvoeding gekregen dan hij had gedacht, en bleek veel over antiek te weten. Toen hij haar een keer naar bijzonderheden over haar kamer vroeg, nodigde zij hem uit die avond om half elf bij haar koffie te komen drinken, als zij klaar was met haar werk.
Toen hij 's avonds tegenover haar stond, zag hij voor het eerst dat zij bijna geen borsten had. Op het terras had zij steeds naast hem gezeten en kleding gedragen die haar figuur verhulde. Nu had zij een blauw spijkerjurkje aan. Haar kamer verraste hem, omdat deze door de inrichting veel aan de zijne deed denken. Net als hij hield zij van donkergroen en de kleur van ongeverfd hout. Er stond een potkachel, een ronde tafel op een zware poot, drie stoelen met rieten zittingen, en een ongeverfde massieve kloostertafel. Boven de kachel hing een grote reproductie van een schilderij van Breughel. ‘Ik vind het hier erg leuk... De kamers van de meeste meisjes zijn altijd overvol en er staat van alles door elkaar.’ Zijn lof deed haar duidelijk plezier. Toen zij In haar keukentje | |
[pagina 208]
| |
koffie klaarmaakte, vroeg hij zich af hoe dit bezoek zou verlopen. Hij voelde zich op zijn gemak bij haar, hij vond haar aardig en haar uiterlijk stootte hem niet af, maar haar lichaam liet hem nog steeds onverschillig. Die gedachte maakte hem een beetje onrustig. Wat deed hij bij haar? Wat verwachtte zij van hem? Hij had haar niets anders te bieden dan zijn conversatie. Op den duur moest zij dat wel merken. Omdat hij haar deze grievende ontdekking wilde besparen, besloot hij niet lang te blijven. Tijdens het koffiedrinken spraken zij over haar kamer. Haar ouders woonden op een kasteel aan de Maas en de meeste meubels die zij bezat waren daarvan afkomstig. Zij liet hem een ansichtkaart van het slot zien en vertelde dat haar klas van de toneelschool er een paar maal had gelogeerd. Op dat ogenblik drong het tot hem door dat zij veel meer karakter bezat, dan hij had aangenomen. Hoewel haar opvoeding haar er toe had voorbestemd, was zij niet een van de conventionele studerende meisjes van goeden huize geworden met schrille stemmen en lange rokken. Hij had zich voorgenomen om twaalf uur weg te gaan, maar hij was loom geworden door de sherry die zij na de koffie had geschonken, en bleef maar in zijn stoel zitten. Hij had aandachtig twee fotoalbums bekeken en haar vragen gesteld over haar verleden. Zij bleek twee jaar met een man te hebben samengewoond, met wie zij zou zijn getrouwd als zij niet had ontdekt dat hij ook een vriendin in Antwerpen had. Zij sprak laatdunkend en kortaf over deze geschiedenis, alsof het haar eigenlijk niet meer interesseerde, maar hij had de indruk dat zij zich er toe moest forceren. De man liet haar nu misschien onverschillig, maar het hinderde haar nog steeds dat zij hem niet volledig had kunnen boeien. Hij merkte dat zij zijn belangstelling voor haar verkeerd uitlegde. Als zoveel vrouwen mat zij zijn genegenheid voor haar af aan de belangstelling die hij voor haar toonde, terwijl zijn interesse niets met genegenheid of afkeer te maken had, maar uit | |
[pagina 209]
| |
nieuwsgierigheid voortvloeide. Toen zij zich vooroverboog om de sherrykaraf bij te vullen en hij haar rechte, smalle benen zag, het beste gedeelte van haar lichaam, voelde hij voor het eerst een vleugje begeerte. Zijn onrust verdween. Nu er een begin van begeerte was, zou deze wel uitgroeien. Meer was niet nodig. Een paar minuten later toen hij met haar voor het raam stond, omdat hij wilde weten wat voor aanblik zijn etage vanuit deze gezichtshoek bood, legde hij een hand op haar schouder en begon haar hals te strelen. Een tijdlang zeiden zij beiden niets. Daarna zoende hij haar. Zij drukte zich meteen tegen hem aan en zoende hem terug met een heftigheid, waaruit bleek dat zij al lang op dit ogenblik had gewacht. Hij streek met zijn handen over haar magere rug met de scherpe wervels en harde schouderbladen. Hij voelde meer tederheid dan begeerte, maar vertrouwde er op dat hij haar meer zou begeren als hij haar langer streelde. Zij stelde zelf voor op haar bed te gaan liggen. Haar jurkje werd van voren gesloten door een rij knopen. Toen hij een paar knopen had losgemaakt en zijn hand onder haar beha wilde schuiven, verstarde zij en zei, terwijl zij een hand op de zijne legde, met een bitter lachje: ‘Ik heb niet bepaald veel, hoor.’ ‘O, maar dat is toch niet belangrijk. Het gaat er om of je het prettig vindt daar aangeraakt te worden, dan vind ik het ook prettig.’ Zij scheen hierdoor gerustgesteld. Meer nieuwsgierig dan begerig, maakte hij haar beha los en schoof deze omhoog. Hoewel zij hem had gewaarschuwd, schrok hij toch. Haar borsten waren niet klein, ze ontbraken. Hij had wel vaker meisje ontmoet met heel kleine borsten, maar zij was volkomen plat, als een jongen. Hij liet niets van zijn verbazing merken en begon haar tepels te zoenen. Dit wond haar niet op. Hij vermoedde dat zij geremd werd door de gedachte dat haar lichaam inferieur | |
[pagina 210]
| |
was aan dat van andere vrouwen wanneer een man haar daar aanraakte. Hij knoopte haar jurkje verder los, en toen hij haar onderlichaam streelde begon zij weer te reageren op zijn liefkozingen. Tien minuten later gingen zij in bed liggen. Hij voelde een lichte paniek over hem komen, omdat haar lichaam hem bijna niet prikkelde. Het kwam niet door haar gebrek aan welvingen, maar omdat haar lichaam hard aanvoelde. Haar dijen waren stevig en glad als een nieuw stuk zeep; het vlees gaf niet mee wanneer hij erop drukte. Hij had het gevoel of hij een hard opgepompte band aanraakte. Toen hij na een sigaret gerookt te hebben om zijn paniek weg te redeneren, in haar ging, slaagde hij daar alleen in door zich krampachtig voor te houden dat zij nieuw was en misschien wel heel ongewoon zou reageren. Hij trachtte haar zoveel mogelijk plezier te geven, maar was een paar maal gedwongen op te houden omdat zijn begeerte wegebde. Tenslotte kreeg hij tamelijk onverwacht zijn hoogtepunt, toen hij aan haar reacties dacht te merken dat het hare naderde. Hij was echter te voorbarig. Toen hij weer naast haar lag, streek hij met een teder gebaar het vochtige haar op haar voorhoofd weg. Hij was bang dat haar zijn gemis aan begeerte was opgevallen, en wist niet hoe hij zich daarvoor kon verontschuldigen. Tot zijn verbazing zuchtte zij echter na een minuut. ‘Het was heerlijk, hè... Meestal is een eerste keer anders.’ Hij kon niet anders dan instemmend knikken. Hij stak een sigaret op, sloeg een arm om haar heen en vroeg zich af hoe hij zijn vertrek moest inkleden. Hij wilde niet bij haar blijven slapen, want dan zou zij de volgende morgen weer willen vrijen. Een half uur later was hij weer op zijn kamer. Hij had haar smalle bed als excuus gebruikt. Hoewel hij van plan was geweest geen afspraak meer met haar te maken, had hij niet de moed bezeten te weigeren een paar dagen later bij haar te komen eten. Zij rekende er waarschijnlijk op dat hij dan bij haar zou blijven, | |
[pagina 211]
| |
maar hij was vastbesloten na het eten weg te gaan. Hij wist dat het hem niet zou lukken een tweede maal met haar te slapen en hoopte dat zij niet zou aandringen op een nieuwe afspraak. Het zou haar grieven als hij haar niet meer opzocht, maar wanneer hij met haar naar bed ging en faalde, zou hij haar nog veel meer kwetsen.
Zij keek teleurgesteld toen hij op de avond dat hij bij haar at na het koffiedrinken wegging, maar sprak haar teleurstelling niet uit. Hij had medelijden met haar omdat zij erg veel aandacht aan de maaltijd had besteed. Hij wist dat hij haar feestje bedierf. Hij zei haar dat hij geen nieuwe afspraak maakte, omdat hij naar zijn ouders ging en niet wist wanneer hij terug zou komen. Daarop vroeg zij hem zijn telefoonnummer, wat hij haar met tegenzin gaf.
Hij kwam een week later in de avond terug. Twee uur na zijn terugkomst belde zij hem op. ‘Je bent terug, hè?’ zei zij opgewekt. ‘Ik zag licht bij je branden.’ ‘Ja, maar ik ga vroeg naar bed, ik ben erg moe... Ik zal je morgen opbellen.’ Hij was opeens nerveus, omdat hij besefte dat zij zou aanhouden, en hij haar duidelijk zou moeten laten merken dat hij haar niet meer wilde zien. Had zij geen toenaderingspoging meer gedaan, dan had zij na enkele dagen weliswaar ingezien dat hij haar niet meer wilde ontmoeten, maar zich ieder geval niet hoeven verwijten dat zij zich had opgedrongen.
De volgende dag belde hij niet op. Om half twaalf 's avonds rinkelde zijn telefoon. Hij nam niet op. Toen het bellen ophield en het daarna stil bleef, dacht hij dat zij nu begreep dat hij haar niet terug wilde zien. Een minuut later werd op zijn deur geklopt en stond zij voor hem. Dat was mogelijk doordat de voordeur van het huis waar hij | |
[pagina 212]
| |
woonde altijd open was. ‘Ik heb je net opgebeld, maar je nam niet op. Je zou mij toch opbellen?’ ‘Ja, maar ik was erg moe vandaag en voel me niet goed.’ Hij kon zo snel niets anders bedenken. ‘Nou, dan rook ik een sigaret en ga ik weer. Is dat goed?’ ‘O, natuurlijk,’ zei hij opgelucht. Vijf minuten voerde hij een hortend gesprek met haar. Hij was opzettelijk weinig spraakzaam om haar vertrek te bespoedigen. Zij stak echter een tweede sigaret aan, en hij zei speels, maar met een ondertoon van ergernis, ‘Hè, je smokkelt...! Na deze sigaret moet je echt weg hoor.’ Toen hij de tweede sigaret had uitgezeten, stond zij op en liep naar de deur. Hij volgde haar. ‘Krijg ik geen zoen van je?’ vroeg zij en keek naar hem op. Haar oogranden waren rood. Zij had verteld dat haar huid niet goed make-up verdroeg. ‘Natuurlijk,’ zei hij vrolijk, omdat hij wist dat zij daarna weg zou gaan, en nam haar in zijn armen. Aan de gretigheid waarmee zij hem zoende, merkte hij dat zij hem tot meer hoopte te verleiden. Om haar niet te kwetsen, zoende hij haar nog eenmaal lang, en maakte zich daarop los. ‘Nu moet je echt gaan, Wiesje.’ Zij strekte met een schok haar rug en vroeg geprikkeld: ‘Vind je mij niet aantrekkelijk, of ben je homofiel?’ Omdat hij niet meteen antwoord gaf, vervolgde zij: ‘Het lijkt wel of je mij ontwijkt... Je bent steeds moe of je moet weg.’ ‘Ik ben echt moe,’ zei hij lam. Hij wist dat zijn toon niet erg waarachtig was. ‘Nou, ik begrijp je niet...’ Zij deed bruusk de deur open en liep naar de trap. Toen hij zich omdraaide om weer naar binnen te gaan, zei zij honend: ‘Ga maar lekker slapen!’ |
|