macht, niet streefde naar fisieke macht over atoomwapens, maar atoompraatkommissie á la McNamara afwees als surrogaat voor deelname. (The Guardian, 26 februari 1966)
Dat klinkt braafjes, maar het verliest aan braafheid bij kennisneming van iets oudere woorden van de ekonomie-professor: ‘leden van de alliantie (NATO) moeten een aandeel hebben in de atomaire verdediging in overeenstemming met de mate waarin ze bedreigd worden en de lasten die ze op zich nemen’, en dat betekent dat Westduitsland de fraaiste stoel ná de Verenigde Staten in de NATO-atoomdirektiekamer moet hebben. (The Guardian, 11 november 1965)
Het is triviaal op te merken dat alles in deze afhangt van het gedrag van de Verenigde Staten. Als daar de stroming wint die zo gauw mogelijk een waterdicht verdrag tegen verdere spreiding van atoomwapens wil aangaan - wat dus een M.L.F. onmogelijk maakt - kan Erhard zijn atlantische koffer wel pakken, en stijgen de papieren der westduitse ‘gaullisten’ en die van de potentiële atoom-Hitler.
Houdt de tegenstroming het voor het zeggen, dan is Erhard voorlopig gered, en dan kunnen de plannen voor de nieuwe-stijl-NATO worden gerealiseerd, d.w.z. een NATO zonder Frankrijk, met Westduitsland als europese vesting.
Er is te onzent door menigeen ongerustheid uitgesproken over de westduitse aandrang tot atoommedezeggenschap. A. Ekker schreef er in Vrij Nederland een artikel over, getiteld De Bondsrepubliek: Nederlands innigste bondgenoot. (25 december, 1965) In dat artikel ging de schrijver uit van de gedachte van de atlantische samenwerking, maar liet wat atoomwapens betreft een hier en niet verder horen.
De konklusie van Ekker was, dat de Nederlandse regering een uitspraak diende te doen, inhoudende dat Westduitsland afstand doet van de wens naar atoommedezeggenschap. ‘Een Nederlandse regering die een van de hartelijkste partners van de westduitse is, is meer dan wie ook in de gelegenheid dat in alle duidelijkheid uit te spreken. Ook tot meerdere geruststelling van het eigen Nederlandse volk.’
Het is een goede gedachte, en ze verdient te worden overgenomen, maar helaas: het zal niet gebeuren dat de Nederlandse regering zo'n uitspraak doet. Ze acht zich te zeer gebonden aan Westduitsland, en ze is (terecht) zózeer op De Gaulle gebeten, dat ze getrouw aan de Nederlandse rekkeloosheid niet zal komen tot een twee-frontenstrijd.
Wat echter een veel belangrijker verhinderde faktor is, is de