Maatstaf. Jaargang 13
(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 689]
| |
[pagina 690]
| |
Het fregatschipWij naderden de naakte witte klip,
maar aan de steenwand sloeg een gloed ons tegen:
een wolk van bloemen, wilde rode regen,
omgaf met geuren allen in het schip.
O bittere tranen om wat werd onthecht,
om wat, tot aan de laatste dag ontzegd,
achter de wal der tanden wordt verzwegen,
en wilde geur om lippen en om haar.
Hoe voeren wij, afgewend van elkaar,
als schreienden voorbij de bloesemregen.
| |
[pagina 691]
| |
De gestorveneZeven maal om de aarde te gaan,
als het zou moeten op handen en voeten;
zeven maal, om die éne te groeten
die daar lachend te wachten zou staan.
Zeven maal om de aarde te gaan.
Zeven maal over de zeeën te gaan,
schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
kon uit de dood ik die éne doen keren.
Zeven maal over de zeeën te gaan -
zeven maal, om met zijn tweeën te staan.
| |
[pagina 692]
| |
Achilles met XanthosGereinigd door de zee
geroskamd door de wind
het sterk Thessalisch kind
de hengst. Die op de stee
bij herfst de merries dekt
en edel ras verwekt.
En stappend naast het paard
in ongenaakbaarheid
de trotse jonge zoon
der hofstee, die de kroon
der stallen onvervaard
vast aan de halster leidt.
|
|