Maatstaf. Jaargang 13
(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 523]
| |
[pagina 524]
| |
Stervende man
De oehoe ziet de zevenslaper in de nacht,
nog is het leven niet geweken.
De oude blaasbalg piept en hijgt onder de bontgekleurde deken.
Het schrompelhoofd geel als citroen houdt dodenwacht.
Dan driemaal dat is scheepsrecht, spitst de tong zich uit de
mond als een benauwde houten vogel,
die koekoek roept
en staat het uurwerk stil.
| |
[pagina 525]
| |
Rusthuis in maart
Onder bottende struiken
slaapt toch de dood.
Geen deksel past op deze kist,
de doorgroeide baard zoekt desnoods met geweld
een weg naar buiten.
Verzwakte ouderdom keert terug
en rust vermoeid 3-hoog op het portaal.
Kijkt uit het raam,
bepeinst, terwijl de late scherpe zon
een streep trekt over het gezicht,
de lust om dit jaar voort te leven.
Beneden is er samenzang,
van kwebbel, thee en oude zorg.
Een welverdiende levensavond, galgenmaal.
|
|