| |
| |
| |
Simon Vinkenoog
Het ruimtelijk gedicht
Uit een groter verhaal van een kruistocht
Ik kan het niet doen zonder kijkers.
keken een grote wereld in.
Een wereld 23 miljoen maal zo groot
als de kaart die op mijn gang hangt
een wereld niet groter ook
dan 1 lichaam in een cel van
‘Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem ploem ploem
dag visserke-vis met de pijp
dag visserke-vis met de pet
dag klein visselijn mijn’
| |
| |
hij zet een pas voorwaarts in een alfabet
ab! De groeten van allen, ab!
Je leert kennen en herkennen
de wereld wordt groter steeds vlugger groter
Kleiner dan de kleinste nevelvlek
quanta-energie en partikels
de kleinste meest elementaire deeltjes
waarbinnen het leven ontstaat.
naar de meest grenzeloze oneindigheid
Er is geen afstand, dan die
welke de mens zelf kan bepalen,
iedereen kan de zon en het vuur aanbidden,
hij schept - de kreatieve mens
| |
| |
een wereld in werelden die éen zijn
een wereld zo groot als een mens,
een ster van eigen grootte.
waar de uiterste tegenstellingen elkaar ontmoeten
- of laat ik het zeggen in de woorden van Romano Guardini:
‘het leven bestaat uit een verenigde tegengesteldheid;
in tegenstellingen van opgebouwde eenheid’.
Ik ga uit van de extase als de natuurlijke staat van de mens,
de kreatieve scheppende dynamische zich ontwikkelende en
werkend en spelend met zijn orgasme
levend en leven verspreidend in zijn scheppingsdaad
en wat betreft de beeldende kunstenaar die Lex de Bruyn heet,
een mededeelzame deelnemer,
een zwarte schijn van licht
in een onzichtbare spiegel:
sinds Wols en Michaux heeft de uitbreiding van de werke-
lijkheid een inherente boodschap: je hebt het zelf gemaakt,
zowaar als je erbij staat. Je bent de tegenaarde, die zich spiegelt,
in een schilderij dat voorbij gaat aan de benaming:
expressionistisch, al dan niet realistisch, pop, op of pot-art.
| |
| |
De afstand is opgeheven, zelf ben je de naamgever - de schilder
wijst je de weg naar jezelf, en ook jij, kijker,
met je blauwe grijze groene bruine of zwarte ogen,
op elk netvlies 180 miljoen receptorcellen, oftewel televisietoestellen,
hebt met bestaande terminologieën niets meer gemeen,
tussen maker en deelnemer,
soms moet je je mijlen, lichtjaren ver verwijderen
soms moet je er met het mikroskopisch oog bovenop gaan staan.
Het uitgangspunt: de celdeling. Woedende melkwegen in
kristallen gepolariseerd licht,
een werkelijkheid waar buiten binnen, alles niets,
tegelijkertijd, dwz tijdloos
de celstruktuur van beweging
met jou en dat wat je ziet
- of niet, want voor zovelen
is de afstand niet te overbruggen,
ze willen niets dan herkennen
en wachten niet tot het herkennen komt.
Het is een kwestie van Geef je over,
en zie van elke kleur zijn eigen rolverdeling,
zie hoe de beweging door de maker geleid
in verf dwz materie vorm aanneemt.
Het hangt misschien zo onbewegelijk aan de wanden,
je bent misschien zo gebonden aan banden,
| |
| |
en misschien geloof je nog aan grenzen.
Maar er zijn geen begrenzingen,
er zijn slechts ont-grenzingen,
er is een tasten naar een ander bewustzijn
waarvan de maker de herinnering vastlegt.
Het oor van de radio-teleskoop
beide zoekend speurend zenden signalen
Schrijvend: muziek voor melkwegbewoners,
dansend: partikelen in universum,
in een onbeperkt kleine en grote wereld,
koester het oog dat zijn middelen schept,
de bijziende zijn bril, de fysikus zijn
mikroskoop, de wiskundige zijn formules
en de schepper die van de psychedelics.
die ik deel met onnoemelijk velen,
levend in alle landen ter wereld
waar de geest beheerst de materie,
door de overgave aan klanken, vormen, kleuren,
lijnen, kontakten non-verbale kommunikatie,
het middelpunt van een wisselwerking,
bespelend het instrument dat nog ‘kunstwerk’ heet
en dat een heidelandschap ook kan zijn, een vrouw,
een lantaarnpaal, een groep aaneengesloten mensen.
In Lex de Bruyn en in zijn werk, dat hij is,
| |
| |
herken ik mijzelf, ik mag vrijuit projekteren,
en projekties terug ontvangen:
ik ben bang voor geen spiegel
een leven lang eenzaamheid,
‘als je dat niet kunt, ben je min-vermogend’ zegt mijn
vriend Lex, ‘je moet die trip dus echt kunnen maken’.
Ik sta aan het begin van een alfabet
de eerste der bekende grootheden,
het creatieve heeft iets dominerends, overheersends,
het rechtvaardigt de verhevenheid:
iedereen mag het meebeleven,
iedereen mag er naar kijken,
het middel is maar zo'n beperkt deel van het geheel,
waarbinnen zovelen blijven steken
en het kunst- en vliegwerk
geen genoegen neemt met concessie,
nooit statisch, steeds dynamisch:
je kunt het best op z'n kop zetten,
of aan de zijkanten, het heeft geen boven, beneden,
omhoog, omlaag, of links of rechts:
| |
| |
elke kleur is zijn eigen ingang,
elke entree zijn eigen medereiziger
elk wonder zijn eigen dimensie
elke steen zijn eigen gestalte:
dekoratie, ornamentie, realisatie.
Ik heb voor u en mijzelf gerealiseerd
de opening van de tentoonstelling
van Lex de Bruyn in de Berenkuil te Bussum
op donderdag 5 februari 1965.
|
|