Maatstaf. Jaargang 9(1961-1962)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 826] [p. 826] Gerrit Achterberg Anti-materie Onder de laag van het verhuurde, in het oorspronkelijk gemuurte, knip ik de lichten aan. Het pand tekent zich af, naar alle kanten intact; het toegewezen quantum huisvesting van destijds, zoals het uitgemeten stond binnen de leggers bij 't kadaster; een strook particuliere grond. Van het plafond valt een stuk pleister, eens in de zoveel jaar. De beits aan radio en tafelvlak vertoont de wasem mijner hand, het vloertapijt een dameshak, krassen de kachelglans; de politoer schemertoestand tussen weefselstructuur en geest. Handvatten zijn ontvleesd, drempel en sleutelgat aftands. Gangmatten rafelen nog steeds bij deze starre vitusdans. Mijn elleboog leunt in de muur. Vingers bespelen richelstof. Knieschijven liggen voor het vuur of het de afgoden betrof. Stoelkussens hielden vast bekken en schouderkast. Oogappel dwaalt. Een vliegtuig ronkt boven het theeservies, dat vonkt. [pagina 827] [p. 827] Hoog op de tenen gaat een spoor tussen de kamerdingen door. Glasachtig lichaam, okselpaar dobberen op de serreruit. Verhemelte en alfabet roteren om elkaar. Roodgloeiend oor steekt uit de brief; het wederhoor, de vocatief. Keelholte, als bij toverslag, vol telefoon en jongste dag. Tegen de deur een pluis gevonden, zojuist per luchtpost afgezonden; het eerste ruimteonderzoek. Een blad zit omgevouwen waar je bent in het gesloten boek. Daar houden zich de helden klaar voor de beslissing aan het eind. Over de rustbank mijn profiel van achterhoofd tot hiel; min-ik, zo duidelijk omlijnd, dat hij alleen hoeft op te staan en naar de slaapvertrekken gaan om u te vragen of het licht uit kan, de antichambre dicht. Het laatst voltooide gedicht, in zijn nalatenschap aangetroffen. Vorige Volgende