Maatstaf. Jaargang 3
(1955-1956)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Martinus Nijhoff
| |
[pagina 76]
| |
Marsman de kracht niet heb opgebracht om hem aan het verleden over te laten. Marsman is nog altijd voor mij niet een dode van gisteren, maar een dode van vandaag. Hij is nog steeds aanwezig, posthuum aanwezig. Dit wordt niet verklaard door de persoonlijke herinneringen aan zijn lenige geest en strenge eerlijkheid, die hij in mij en talloze anderen heeft nagelaten, en niet door zijn springlevende taal en versvernieuwingen, waardoor hij bij uitstek de meester bleef, blijft en nog lang zal blijven voor alle Nederlandse dichters jonger dan hij, en voor allen - zonder uitzondering -, die nieuwe paden betreden en zullen betreden. Neen, Marsman's aanwezigheid wordt alleen verklaard door zijn ziele-adel, want ik heb geen ander woord voor de bevrijde staat van menswaardigheid, die de mens slechts kan bereiken door moeizame zelfoverwinning. Marsman heeft op zijn korte levensweg, die hij zo haastig bewandelde, vele malen zichzelf achter zich gelaten, voordat hij zichzelf had gevonden. Zijn geboortedorp Zeist, met het ouderhuis, de kerktoren en de Hernhutterschool; zijn gepassionneerde jeugd; zijn reizen naar het na-oorlogse Duitsland van 1920; zijn Sturm-und- Drang decadentie en expressionnisme; zijn staatkundig beeld van Nederland; zijn rol in de maatschappij en in de letteren; zijn kring van gelijkgestemde vrienden - hij had al deze facetten van zichzelf achter zich gelaten om tenslotte te ervaren en aan den lijve te ondervinden, dat er slechts twee dingen bestonden: het individu en het universum, en het individu slechts in zoverre het zichzelf tot een universum opvoedde. Om een term te gebruiken uit de geschiedenis van Europa, en wel uit de verre eeuwen, toen de menselijke geest zich in zijn scheppingen nog niet liet bepalen door staatkundige en kerkelijke grenzen: - Marsman's levensweg had hem gebracht tot de Latiniteit. Hij had de betoverende Middellandse Zee, die door Odysseus werd bevaren van de Zuilen bij Gibraltar tot de Hellespont en aan wier kust Marco Polo en Columbus het levenslicht zagen, reeds vroeger ontdekt in reizen naar Spanje, Sicilië, Italië en Zuid-Frankrijk, maar hij zag haar eerst aan het einde van zijn weg als de eeuwige bron van de creatieve geest, als het bolwerk der cultuur. Omringd door Europa, Azië en Afrika, die zij tot | |
[pagina 77]
| |
één drievoudig continent maakt, verbindt zij het veelvuldige, mengt wijnrank, roos en ivoor, verenigt tempel, kruis en moskee, zoals de regenboog kleuren verenigt, en is zodoende het natuurbeeld van de universele geest, hetzij deze zich uitdrukt in het vervoerende lied der mythologische Sirene of in woorden van Griekse wijsheid. In de dichter-autobiografie, Tempel en Kruis genaamd, die vlak voor zijn dood verscheen, heeft Marsman ons zijn levensweg met de hem eigen onomwonden eerlijkheid geduid. Het boek eindigt met een ode aan de Middellandse Zee, een gedicht, dat als zijn uiterste wil is te beschouwen voor toekomstige schrijvers. Ik hoop dat u mij zult veroorloven het u voor te lezen. ‘Wie schrijft, schrijv' in den geest van deze zee
of schrijve niet; hier ligt het maansteenrif
dat stand houdt als de vloed ons overvalt
en de cultuur gelijk Atlantis zinkt;
hier alleen scheert de wiekslag van het licht
de kim van het drievoudig continent
dat aan ons lied den blanken weerschijn schenkt
van zacht ivoor en koolzwart ebbenhout,
en in den dronk den geur der rozen mengt
met de extasen van den wingerdrank.
hier golft de nacht van 't dionysisch schip
dat van de Zuilen naar den Hellespont
en van Damascus naar den Etna zwierf;
hier de fontein die naar het zenith sprong
en regenbogen naar de kusten wierp
van de moskee, de tempel en het kruis.
hier heeft het hart de hooge stem gehoord
waardoor Odysseus zich bekoren liet
en 't woord dat Solon te Athene sprak;
en in de branding dezer kusten brak
de trots van Rome en van Babylon.
zoolang de europeesche wereld leeft
en, bloedend, droomt den roekeloozen droom
waarin het kruishout als een wijnstok rankt,
ruischt hiér de bron, zweeft boven déze zee
het lichten van den creatieven geest.’
| |
[pagina 78]
| |
Dit gedicht van Marsman, met al zijn barokke beelden en slingerende associaties, is een wereldgedicht. Toen Marsman het schreef, was hij - evenals bij het schrijven van zijn andere gedichten - een wereldschrijver. Er bestonden voor hem zijn individu en zijn universum. Zijn individu was zijn stem, zijn universum was de Latiniteit, de eenheidsgedachte der mensenwereld. Ik denk dikwijls, dat het voor Russische en Amerikaanse schrijvers natuurlijker is een wereldschrijver te zijn, dan voor ons Europeanen. Een Rus of Amerikaan wordt geboren in een onmetelijk gebied en hun wereld bestaat uit veel volken en rassen en vermengde variëteiten. Hun land zelf is reeds een beeld van de wereld. Zij behoeven geen grenzen te overschrijden om het onbegrensd universum te leren kennen. Wij Europeanen, verdeeld als wij zijn in staten, talen, standen en andere instellingen, kunnen geen vleugel uitslaan, zonder dat we een grens moeten schenden of een obstakel overwinnen. Een Europees schrijver kan geen wereldwerken schrijven zonder zijn vaderland te verlaten. En verlaten heeft altijd de bitterheid van verzaken. Hoe bevoorrecht waren Multatuli en Couperus, twee onzer weinige wereldschrijvers, die steeds Indonesië, het land van werkkring en jeugdherinnering, in Nederland schrijvend, voor ogen bleven houden. En nochtans waren zij rusteloze reizigers. Als ik goed zie en het zich-verplaatsen voor schrijvers een voorwaarde is om wereldschrijvers te worden, inzonderheid in Europa, dan zijn de condities na de tweede wereldoorlog, hoewel de souvereine nationaliteiten bezig zijn te verdwijnen, voor de schrijver niet gemakkelijker geworden. Tal van nieuwe barrières zijn opgeworpen. Ik wil niet betogen, dat de schrijver een cosmopoliet moet zijn. Hij zal zijn geboortestreek nooit verloochenen, evenmin als zijn milieu van herkomst. Men kan zich in de breedte, men kan zich ook in de diepte verplaatsen en met het vergrootglas der herinnering een wereld in zijn eigen bloed ontdekken. Want de atoomcel bergt evenveel geheime energie als de sterrenruimte. Schrijvers van streekromans, als bij ons Theun de Vries en Antoon Coolen, leveren juwelen van literatuur en bewandelen een rechtstreekser weg naar het wereldschrijverschap dan schrijvers, die zonder liefde en persoonlijke ervaring | |
[pagina 79]
| |
wereldvraagstukken of kosmische problemen aanroeren. Als wij niet reizen kunnen dan zeer beperkt, dan zullen wij de reizigers tot ons laten komen. Zo hebben de initiatiefnemers en organisatoren van deze tentoonstelling gedacht. Zij hebben aan levende wereldschrijvers over de gehele wereld verzocht, hier niet met hun boeken - want die kennen we al - maar met persoonlijke documenten aanwezig te zijn, om ons de sfeer te verraden, waarin hun werken ontstonden. Zo krijgt het schitterende gedicht Liberté van Paul Eluard, een wereldgedicht als geen ander, een menselijke bekoring, als wij het handschrift zien waarin het meesterwerk in gezegende uren werd neergeschreven. Zo verleent de Engelse romancier Charles Morgan eerst de rechte waarde aan zijn Brits traditionalisme, als hij met documenten aantoont, dat hij de eerste wereldoorlog als krijgsgevangene in Nederland doorbracht en lid is, als enige Engelsman, van het Franse Instituut. Zo leert deze tentoonstelling wereldschrijvers van nabij kennen. Wat zijn wereldschrijvers? Wereldschrijvers zijn wereldburgers die schrijven, en die van hun wereldburgerschap getuigenis afleggen. Ziehier wat ik u meegeef om te overdenken, wanneer u straks, na de opening, de trappen naar de tentoonstelling bestijgt. Ik heb gezegd. |
|