Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft drie deelen: I. David bidt om hulpe. II. Vermaent hy de vyanden: doch te gelijck III. bekommert zijnde, dat hy by hen weynigh soude uyt-richten; waer by hy gelijcke-wel voegt eenen krachtigen troost. | |
I.2VErhoort my, als ick roepe, Godt mijner gerechtigheyt, Ghy die my troost in anxt; zijt my genadigh, ende verhoort mijn gebedt. | |
II.3LIeve Ga naar margenootb Heeren, hoe lange sal mijne Ga naar margenootc eere geschendt worden? hoe hebt ghy het ydele soo lief, ende de leugen soo geerne? Sela! | |
4☜Erkennet doch, dat de HEERE sijne Heyligen wonderlijck leydt☞: de HEERE hoort, als ick Hem aenroepe. | |
5Ga naar margenootd Toornet ghy, Ga naar margenoot+ so en sondiget niet; spreket met uw’ herte op uw’ leger, ende Ga naar margenoote verbeydet, Sela! | |
III.7VEle seggen: Hoe soude ons dese wijsen, wat goet is? maer HEERE, Ga naar margenoot+ verheft over ons het Ga naar margenootf licht uwes aen-gesichts. | |
8Ghy verheugt mijn herte, al-hoe-wel gene veel wijn ende koorn hebben. | |
9Ick ligge ende slape gantsch met vrede; Ga naar margenoot+ want alleen Ghy HEERE helpt my, Ga naar margenoot+ dat ick seker woone. |
|