De omstandigheid dat het middelbaar onderwijs voor meisjes niet voldoende geregeld werd in de wet van '63, is misschien verklaarbaar, doch een reden te meer om die wet ten spoedigste aan te vullen.
Het aanvullen van de wet van '63 is de eenige regeling, welke het beginsel van 't goed recht der vrouw ongeschonden laat. Onder den naam van middelbaar onderwijs mag men de meisjes geen school van uitgebreid, zelfs niet van uitgebreid ‘uitgebreid lager onderwijs’ geven.
Indien men onze meisjes niet reeds dadelijk kan geven wat haar toekomt, omdat finantieele bezwaren dit onmogelijk maken, zoo behoort men liever te wachten dan de zaak van den aanvang af te bederven.
't Recht van de meisjes is, dat zij evenals de jongens nieuwe scholen krijgen, gebouwd op den grondslag van het middelbaar onderwijs, omdat een volkomen nieuwe regeling de beste waarborg is voor een gezonde inrichting.
Ons lager en ons uitgebreid lager onderwijs mogen bovendien niet vermengd worden, of ook maar verbonden, met inrichtingen volgens eene andere methode dan die bij 't lager onderwijs proefondervindelijk bewezen is goed te zijn.
't Groote onderscheid tusschen lager onderwijs en middelbaar onderwijs ligt voornamelijk in de methode, die bij het meededen van kundigheden gevolgd wordt.
Hoe meer het middelbaar onderwijs alle leden der maat-