| |
| |
| |
X, 44.
Opregte Woensdagsche Haarlemsche Courant van 1 September 1869.
ADVERTENTIE:
Hoogere Burgerschool. Gymnasium.
In den familiekring van een Leeraar aan een Hoogere Burgerschool en het Gymnasium........., kunnen nog eenige Leerlingen uit den deftigen stand, die de daar bestaande inrichtingen van middelbaar onderwijs willen bezoeken, worden opgenomen. Er wordt gegarandeerd, dat de leerlingen ieder jaar naar eene hoogere klasse bevorderd worden. Adres Lett. X, 44, enz.
't Is een zegen, dat er eenige allertreurigste dingen zijn, bij welke wij niet kunnen nalaten in een Homerisch gelach uit te barsten. Als dit niet het geval was, zou geen mensch 't op deze wereld kunnen uithouden; want er is ontegenzeggelijk veel, dat ons den eetlust kan bederven en nog meer, dat ons belust zou maken op een lange zweep voor allen, die hunne naasten bestelen, belasteren en even rampzalig
| |
| |
maken als zijzelven zijn. Wèl beschouwd is de wereld tamelijk vol van armzaligheden en de gedaante der wereldsche dingen soms meer gelijk aan een poolschen landdag of een boerenherberg in de kermisweek, dan aan de goed georganiseerde staten, waarop wij zoo pedant zijn, en waarover we zulke lange, mooie boeken schrijven. Nu wij over een heele boel zaken lachen kunnen dat we schudden, is 't zoo erg niet. 't Is verwonderlijk welk een massa levenskracht er uitgaat van dat lachen! De Hemel alleen weet wat ons geslacht in 't algemeen aan de Aristophanessen, Sterne's, Molière's en hun collega's te danken heeft. Vooral zou 't wel de moeite waard wezen eens uit te rekenen hoeveel deze lui meer bepaald gedaan hebben in 't belang van hen, die door temperament of opvoeding (ik wil 't geval van zijn mooisten kant beschouwen!) onder de strafwet der publieke opinie zouden bezweken zijn, ingeval men hun eigenaardigheden niet van de comische zij had opgevat. Zeer velen onzer natuurgenooten zouden zonder eenigen twijfel slecht genoemd worden als ze niet het geluk hadden belachelijk te zijn.....
Ik heb deze algemeene opmerkingen hier vooraf laten gaan, wijl ik geen lust gevoel om voor een lichtzinnigen spotter gehouden te worden als ik om de advertentie, die aan 't hoofd van dit opstel prijkt, liever lach dan mij boos maak. 't Is alleen omdat ik iemand van een welwillende natuur ben.... Naar mijn inzicht is er meer goed te weeg gebracht en meer kwaad uitgeroeid door de algemeene hilariteit dan door geweldige strafoefeningen. Indien ik om een misdaad lach is 't dus geenszins omdat ik haar minder dan anderen zou verfoeien.
- ‘Doch betreft het hier een misdaad?’
- ‘Ja meneer! Zonder eenigen twijfel. Deze advertentie is
| |
| |
een misdaad. De man, die haar opstelde, heeft een aanslag gedaan op den geest van een onzer beste en gezondste wetten. Zijne poging om jonge lieden op deze manier te lokken, is een steek naar 't hart van 't Middelbaar Onderwijs.
Wat is 't Middelbaar Onderwijs?.... Wie zal van 't Middelbaar Onderwijs zeggen wat het is?
De commissie van 't jaar 1808, door Koning Lodewijk benoemd, heeft, zoowel als die van 1828 en '29, op de vraag, wat wij onder 't Middelbaar Onderwijs moeten verstaan, een niet minder onduidelijk antwoord gegeven dan die van '49 en dan de wetsvoordracht van '63.
‘'t Middelbaar onderwijs omvat al het onderwijs tuschen het Lager en het Hooger....’ ‘Tot het Middelbaar Onderwijs worden gerekend te behooren alle vakken welke volgens deze wet onderwezen worden aan de scholen waarover zij zich uitstrekt....’ ‘Het Middelbaar Onderwijs omvat de vorming van die talrijke burgerij, welke het Lager Onderwijs te boven, naar algemeene kennis, beschaving en voorbereiding voor de onderscheidene bedrijven der nijvere maatschappij tracht....’ ‘Het verkrijgen van kundigheden van eenen meer verhevenen aard, en die een vereischte zijn van hetgeen men, en te regt, eene goede opvoeding noemt; kundigheden, welke de laagste standen der maatschappij ontberen kunnen, maar die hoogst noodzakelijk zijn voor de anderen, en meer en meer onontbeerlijk worden, naarmate dat de standen meer verheven worden, dat men ruimer middelen van bestaan heeft, of eindelijk dat men tracht door eenige wezenlijke verdiensten tot een aanzienlijker rang op te klimmen; kundigheden eindelijk, die wel niet door zich zelve een staat geven, maar die dienen ter voorbereiding om er een te verkrijgen....’
Is 't niet alsof men van 1808 tot '63 de quaestie niet
| |
| |
heeft aangedurfd? Men schijnt te hebben willen uitmaken. dat eene goede wet zeer wel mogelijk is, zonder eene definitie van 't geen waarover zij handelt; of ook dat men een uitmuntend telegrafist kan wezen zonder eenig begrip te hebben van het wezen der electriciteit.
Dat alles is zoo. Maar meent nu de schrijver van bovenstaande advertentie dat wij, niet wetende wat Middelbaar Onderwijs is, ook niet zouden weten wat Middelbaar Onderwijs niet is? Om hem van dien waan te genezen heb ik mijne pen in den zwartsten inkt gedoopt en zal ik mij 't genoegen gunnen hem in een paar bladzijden naar verdienste te beantwoorden.
't Middelbaar Onderwijs is geen aannemerswerk, meneer!
't Middelbaar Onderwijs kent geen drilmethode.
Meneer! 't Middelbaar Onderwijs weet van geen schoolvossen-speculatie.
Ziedaar een preek in drie deelen, zoo goed gemeend als ooit een preek gemeend was. Ik heb er als tekst boven geschreven, wat de regering bij hare verdediging van de Wet van '63 gezegd heeft:
‘Het aan idioten te geven onderwijs kan wegens de zwakke geestvermogens der kinderen hoogstens Lager Onderwijs genoemd worden.’
De dagen zijn nog niet vergeten, waarin de vader zeide: ‘Mijn jongen moet in zooveel tijd klaar zijn,’ en de schoolmeester antwoordde: ‘Uw zoon zal in zoo veel tijd klaar wezen.’ Het geslacht leeft nog, dat is grootgebracht onder de zinspreuk: ‘Je moet 't er maar inslaan. Een jongen moet net zoo lang met zijn neus door de wetenschap gewreven
| |
| |
worden totdat hij zijn portie opgegeten heeft.’ De schoolmonarchen wandelen nog onder ons rond, die bij 't openen hunner inrichting tot hunne wederhelft zeiden: ‘Als we niet in tien jaar binnen zijn, is 't de moeite niet waard om te beginnen,’ en aan 't eind van die tien jaar tot hunne ziel: ‘Ziele! wees weltevreden en dankbaar. Gij hebt uw schaapjes op 't drooge.’
Zoolang dat ras nog leeft, doet het kwaad door lastering van ons nieuwere schoolwezen, en verleidt het, waar 't kan, de zwakken en kleinen onder de leeraren van jeugdiger dagteekening, mitsgaders de ouders of voogden van beperkt verstand. Weest op uwe hoede tegen die reeds vetgemeste of nog hongerende schoolmeesters, gij vrienden van het middelbaar onderwijs! Legt de hand op ieder, die met bewustheid of onnoozelheid ook maar even den voet zet op dien ouden weg!.... Oprechte lezers van de oprechte Haarlemmer, hier hebt ge zulk een geval. Attentie!
Men garandeert dat de leerlingen ieder jaar naar eene hoogere klasse bevorderd worden. Mij dunkt, ouders noch voogden kunnen 't mooier verlangen. De Heer X., 44 staat er voor in. De jongens, die men aan zijne zorg toevertrouwt, worden ieder jaar bevorderd. Men kan dus precies vooruit berekenen hoeveel tijd en geld men beschikbaar hebben moet. Zendt men een knaap voor de 1e klasse, dan komt hij na verloop van vijf jaar regelmatig en zonder eenig oponthoud uit de laatste klasse voor den dag. Elk jaar brengt hij geregeld het bewijs of de mondelinge blijde boodschap mee, dat hij een klasse hooger geplaatst is. Telt uwe bankbilletten af en ge zijt verlost van de onaangenaamheid, die reeds vele ouders den zomer bedorven heeft! Schrijft een enkel woord onder letter X., 44 en ge kunt zeker wezen uw veelbelovenden knaap
| |
| |
vijf achtereenvolgende jaren aan uwe familie te zullen presenteeren als de kroon van uwen vaderlijken leeftijd. Gij zult hem kunnen meenemen naar Wiesbaden, of te Scheveningen op een ezel laten rijden, zonder zorg voor de naaste toekomst of de hoogst onaangename zenuwachtigheden van uwe vrouw, die nooit dieper gevoelt dat zij moeder is, dan wanneer een stel onrechtvaardige rechters haar lieven jongen voor minder knap dan een ander heeft verklaard.... O zalig tijdperk! Vijf jaar vooruit en vijf jaren lang, kan papa in zijn societeit bluffen op de buitengewone gaven van zijn zoon. ‘Hij zou blijven zitten?.... Neen, waarachtig niet.... daar is 't geen jongen voor....’ Zoo zal hij van morgen af beginnen te decreteeren... en ‘ziet ge wel dat ik gelijk gehad heb’ zal 't morgen over een jaar en morgen over twee jaar heeten. Ik vraag u, welk vaderhart, dat toch ook maar een ordinair menschenhart is, is daartegen bestand?
Wie zal zich niet haasten om deel te nemen in deze jongste en voortreffelijkste assurantie-maatschappij?
‘Wat kan ik mijn jongen beter meegeven?’ zegt papa, terwijl hij met een goeden vrind een flesch Bourgogne knapt: ‘wat kan ik hem beter meegeven dan een goede opvoeding? Geld zal ik hem niet nalaten. Al liet ik hem een ton na, is 't nog de vraag of hij gelukkiger zou zijn. Als hij op de hoogte van zijn tijd is, kan hij zijn eigen brood verdienen, is hij altijd zijn geld waard en heb ik, geloof ik, mijn plicht gedaan?...’
Welnu, mijn waarde heer! betaal vijf achtereenvolgende jaren de premie voor bovenstaande assurantie-maatschappij en bestel een tweede flesch Bourgogne. Vijf jaar regelmatig overgaan tegen eene storting van vijfmaal.... hoeveel?.... Och, als ge maar even een briefje aan 't kantoor schrijft, zal men u per omgaande en franco een prospectus zenden....
| |
| |
- ‘Mag ik vragen hoe groot het waarborgkapitaal is?’
Mijn beste heer, dat moogt ge eigenlijk niet vragen. 't Geldt hier geen assurantie met zoo en zooveel guldens uitkeering aan u of uwe erfgenamen. 't Geldt hier een onstoffelijk profijt, een kapitaal aan kennis, beschaving, verlichting en ik weet niet wat al meer. Die dingen kan men niet in een som uitdrukken. U betaalt vijfmaal zooveel en u krijgt zeker duizendmaal zooveel terug. Verder kan ik 't niet bepalen. Als men in zaken van onderwijs altijd precies weten wil wat men krijgt, dan is er geen garantie mogelijk.
- ‘Dat is te zeggen, meneer!.... 't Eindexamen!....’
Daarin hebt u gelijk, maar voor 't eindexamen kan geen mensch instaan. De wet op 't middelbaar onderwijs heeft die aangelegenheid buiten 't bereik van elke particuliere onderneming gesteld. Evenwel, als een jongen ieder jaar regelmatig overgaat, dan mag men toch wel aannemen dat hij aan 't eind van 't laatste klaar zal zijn.... De voorbeelden dat een jongen in de provinciën (let wel: in de provinciën, meneer!) afgewezen wordt, zijn hoogst zeldzaam. Wij, die zelf in den regel lid van die commissies zijn geweest, zullen wel zorgen dat hij zich niet lichtvaardig aan 't eindexamen onderwerpt en dus, als hij geregeld van de eene klasse in de andere komt, dan durf ik wel te verzekeren....
- ‘Dat wil ik aannemen, meneer! Maar welke zekerheid hebt gij dat mijn jongen regelmatig ieder jaar zal overgaan? Dat is dan toch 't eigenlijke waarborgkapitaal, waarop 't aankomt! Hebt gij dienaangaande eene verzekering van de commissie van toezicht der Hoogere Burgerschool, of van 't collegie curatoren? Of bestaat er een soort van overeenkomst tusschen u en den directeur of rector, u en de overige leeraren aan genoemde inrichtingen?’
| |
| |
Meneer, een zoodanige verzekering, of iets wat naar zulk een contract zweemt, zou onzedelijk zijn; daarvan bestaat natuurlijk niets. 't Eenige wat ik kan aan wijzen, is de waarborg van het verleden en, mij dunkt, u kunt in redelijkheid geen beteren verlangen. Tot nog toe zijn al de jongelui, die bij mij inwoonden, ieder jaar geregeld overgegaan. Zou uw zoon niet kunnen doen, wat zoovelen vóór hem deden?......... Hier steekt de vaderlijke ijdelheid, van welke alle vaders bij de geboorte van hun oudsten zoon een zekere dosis cadeau gekregen hebben -; de vaderlijke ijdelheid, aan welke nog niemand gestorven is of hij beweerde dat zijne ziekte uit miskenning van zijn vaderlijke rechten voortsproot...; hier steekt zij het hoofd op en zegt: ‘Ja, wat zoovelen vóór hem deden, dat kan, bij de asch mijner vaderen! dat kan mijn jongen ook. Al is hij geen genie, hij is toch geen grein minder dan een ander. Al zal hij geen professor worden, hij heeft gezonde hersens en zijn natuurlijk verstand. Zijn moeder is niet gek en ik, Goddank, ook niet.... Mag ik u verzoeken mij een prospectus te zenden en voorloopig een plaatsje open te houden?’.............. Ik vraag u, o volk van Nederland! wat is dit anders dan een aannemingscontract?....
Maar er is nog een andere waarborg dan 't verkregen resultaat. De Heer X., 44 zou, als hij zijn gemoed durfde uitspreken, tot bovenbedoelden huisvader zeggen: ‘Mijn lieve meneer, ik geef u den besten waarborg in mijn eigen persoonlijke plannen. Uw zoontje zij voor mijn part een ezel: zijn hersenpan zij zoo hard als een ijzeren pot; 't kind hebbe bij zijn geboorte niets mee gekregen en gedurende zijn eerste
| |
| |
opvoeding niets opgedaan, wat ik niet even goed zou kunnen aantrelfen in den kalfskop, waaraan ik mij in de vacantie met mijne familie hoop te vergasten....; wat er niet in is, dat pomp ik er in; wat hij niet weet en, ruiterlijk gezegd, niet leeren kan, dat zal ik, door hem te drillen, er toch wel in krijgen. A force de forger on devient forgeron en wie eenmaal smid is, weet zeer wel hoe hij door gloeiing en pletting, door er op te slaan en te beuken een stuk ijzer bewerken moet.... Of liever, geef mij uw zoon en ik lever u na vijf jaar een model-schoolpaard, zooals Carré nooit gedresseerd en Baptiste in zijn liefelijkste droomen niet aanschouwd heeft. Wat is het iets te weten? Is 't iets anders dan het dag aan dag te doen? Wij staan 's morgens vroeg op en nemen de jeugdige hersens waar, terwijl de dauw er nog op ligt. Wij zetten den knaap uren en uren lang voor zijn boek en laten hem zitten, totdat het boek uit verveling in zijn bol gekropen is. Wij geven desnoods aan de maag en de beenen en de longen vacantie en gebieden stilte aan zijn levenslust, totdat de trage hersenmassa in werking komt.... Geloof niet, meneer, dat ik wreed ben. Ik ben zelf huisvader en weet wat het zeggen wil zijne kinderen in 't hart te dragen; maar ik ben niet dwaas genoeg om over de algemeene ontwikkeling en breede grondslagen van onderwijs mee te praten. Ik weet wat men van de jongens vorderen kan en heb bij ondervinding wat een jongen leeren kan. Op grond van die ondervinding garandeer ik u dat uw jongen ieder jaar zal overgaan.
- ‘Dat is alles heel mooi; maar zult ge mijn kind niet verstompen, terwijl ge meent hem op te scherpen? Ik ken jongens, van een paar mijner intiemste vrinden, die letterlijk verstompt zijn door 't leeren! Letterlijk verstompt, zeg ik u.’
Die verstomping, meneer, is op zichzelf nog zoo'n groot
| |
| |
ongeluk niet. Ik heb meermalen opgemerkt dat een jongen er niet slechter bij voer, als hij een beetje verstompt was, gelijk men beweerde. Een knaap, die alle dingen met dezelfde scherpzinnigheid in zich opneemt en bewaart, moet zich dikwijls vrij wat meer moeite geven dan een middelmatige jongen, ten einde er al die vakken te kunnen inhouden. Als u van ‘verstompt’ praat, dan kan ik u prachtige exemplaren laten kijken; maar ik geloof, met alle bescheidenheid, dat u daarvan liever niet praten moest. Dat woord heeft een kwaden klank en zal uw jongen, als hij volwassen is, meer kwaad doen dan 't feit zelf. Laat ons liever zeggen dat uw zoon, behoorlijk gedrild en afgericht, een bruikbaarder mensch zal worden dan honderd anderen. Onze tegenwoordige maatschappij heeft geen behoefte aan genieën, meneer! Genieën loopen ons meer in den weg, dan dat ze ons van nut zijn. Wij hebben noodig, wat velen met kwade trouw middelmatigheden noemen. Ik verzeker u dat uw jongen onder die rubriek een eervolle plaats zal innemen, al acht deze of gene hen ‘verstompt....’ Onder al die hoog opgeschroefde redeneeringen over ontwikkeling van den geest en breede grondslagen van opleiding is, ik herhaal 't, al ben ik zelf aan twee inrichtingen van Middelbaar Onderwijs verbonden, veel lak. De hoofdzaak is 't er in te krijgen. Mijns inziens is 't vrij onverschillig hoe dat geschiedt.
Ziedaar, o volk van Nederland, 't noodzakelijke gevolg van 't aannemings-contract hierboven vermeld. Als de jongen niet gedrild wordt, kan de contractant ter eenre niet aan zijne verplichtingen voldoen. Zouden wij niet daarom alleen reeds een anathema uitspreken over de heele advertentie?
De hemel heeft aan den eenen sterveling tien, aan den
| |
| |
anderen vijf en aan enkelen maar één talent gegeven. In den naam des Hemels, als gij een kind hebt dat er slechts één heeft, hanteer het dan niet alsof 't er tien ontvangen had. De schoolmeesters, die de hersens onzer kinderen beschouwden als brouwketels en de wetenschap niet hooger vereerden dan onze huismoeders het worstvleesch (waarvan wij eerstdaags weder zulke enorme massa's zullen zien wegstoppen in de welbekende guirlandes); die schoolmeesters zijn de grootste tirannen geweest van het tijdperk dat verloopen is. Verdwijnt met dat verleden, akelige spoken en bietebauwen onzer jeugd! Wij willen ten minste onze kinderen uit uwe handen trachten te redden!...
De wet op 't Middelbaar Onderwijs is een oorlogsmanifest tegen die verderfelijke richting. Haar geest en strekking is: niet pompen, niet dwingen en duwen.... geen Procrustusbed; maar ontwikkeling naar kracht en talent. Voor de maatschappij is 't veel beter dat de man met één talent zijn kleinen schat in den grond beware, dan dat hij er mee uitga om te concurreeren met dien van vijf en tien....
Een aannemings-contract waarvan 't inpompen het eerste gevolg moet wezen, steekt dus de wet op 't Middelbaar Onderwijs naar 't hart! Dat dit zoo is, weet de Heer X, 44 evengoed als ik.
Of is 't u onbekend, meneer X, 44, dat er jongens gevonden worden, wier hersens voor geen kunstbewerking in uwen zin vatbaar zijn? Weet ge niet dat er op dit terrein putten zijn van grondelooze diepte, waar ge nooit water krijgt?
Er zijn knapen, in wier brein dag aan dag de boor wordt ingedreven en bij wie men dag aan dag afstuit op eene algeheele onvatbaarheid; knapen, die wel den mond opendoen,
| |
| |
maar niet slikken; die wel slikken, maar toch geen voedsel ontvangen van 't voedzaamste graan en 't gezondste vleesch. Neemt gij ook die aan? Garandeert ge ook van die, dat ze elk jaar zullen bevorderd worden tot een hoogere klasse? Ja, waarom zoudt ge niet??....
Hebt ge dezer dagen niet gelezen hoe de inwoners van St Louis met ijzeren volharding arbeiden aan hun monsterartesischen put? Hoe zij geen kosten en arbeid ontzien om goed drinkbaar water te vinden in het harde graniet, waarop zij stuiten? Hoe zij trotsch zijn op den droogen put, die 500 dollars daags verslindt?
Welnu, er zijn ouders, wier geduld het geduld dezer putgravers verre overtreft; ouders, die, ofschoon ze sinds lang van alle deskundigen moeten hooren dat geld en arbeid verkwist zijn, toch maar eeuwig door laten werken aan de opleiding van hunne jongens tot betrekkingen, waarvoor ze noch aanleg, noch lust bezitten.
Zijn er nog arbeiders en opzichters, die in den dienst en voor 't geld van deze kortzichtige ouders willen werken?... Helaas, ze zijn er nog, meneer X, 44! Maar ik zeg u, ze moesten er na de wet van '63 niet meer zijn......
‘Het aan idioten te geven onderwijs kan wegens de zwakke geestvermogens der kinderen hoogstens lager onderwijs genoemd worden.’
De wet op 't Middelbaar Onderwijs heeft den nekslag gegeven aan de particuliere industrie van vele onderwijzers. Ziehier een cultuurstelsel van rijkswege dat zonder twijfel een zegen voor de wereld is. Arme blanke slaven, hoe werdt
| |
| |
gij geexploiteerd door vele vrijarbeiders der schoolwereld! Ge moest, voor het karige loon van een hoog nommer in Breda, dag aan dag op de graanvelden en in de wijnbergen van den kostschoolhouder werken en uw zweetdroppels laten bij den oogst van tandepoeier en zeep. Als gij, ouders, dat tien à twaalf jaar hadt volgehouden, reed de contractant u in zijn koets voorbij, vloog uw eigen duurbetaalde tandepoeier u en uw dommen lummel van een jongen in 't gezicht.... Dit onderwijs was voor vijfachtsten in eene schoolvossen-speculatie ontaard. Moet dat weer zoo worden, meneer X. 44??
Ik acht het een zegen, dat men bij 't onderwijs op onze Hoogere Burgerscholen en Gymnasiën ook acht geeft op de behoefte aan opvoeding en leiding der knapen. Ik zie vooral veel goeds in de aanbiedingen tot huisvesting, door leeraren dier inrichtingen gedaan. Niet alle huisgezinnen bieden de vereischte gelegenheid voor gezette en ernstige studie. Vele jongelieden hebben bij den aanvang nog eenige hulp en opwekking noodig. Maar ik noem de verwarring van huiselijk verkeer en schoolonderwijs verderfelijk en uit den booze.
Men versta mij wel. Dat de leeraars der scholen van Middelbaar Onderwijs (ik neem hier nu maar de Gymnasiën bij) voor jongelieden, die om de een of andere reden gelegenheid zoeken om bij eene familie in te wonen, deze gelegenheid openstellen, acht ik dus een zeer gelukkig amendement op de wet van '63. Zelfs vind ik 't zeer goed, dat die gelegenheid aangeboden, en daarvoor bij voorkeur de Oprechte Haarlemsche Courant worde gebruikt.... Maar dat de bedoelde leeraars van hun betrekking aan de een of andere school misbruik maken haar exploiteeren om hun huis te vullen met jeugdige huisgenooten en daardoor hunne inkomsten buiten eenig direct
| |
| |
verband met de school te vermeerderen.... dat acht ik zeer betreurenswaardig, dat is ten eenenmale in strijd met den geest der wet.
Niet de omstandigheid dat men wijst op de meerdere waarborgen, die 't verhlijf ten huize van directeurs of leeraars aanbiedt, is af te keuren. Niet de bijzonderheid dat men verzekeringen geeft van meerder toezicht op studiën en gedrag der leerlingen wekt bij mij bedenking op. Maar dat men garandeert en openlijk garandeert en garandeert als of men blanco diploma's in den zak had; dat men door dien lak, dien bluf, die onwaarachtigheid en onwaarheid de ouders poogt te verlokken; dat men de Hoogere Burgerscholen bloot stelt aan verdenkingen van den meest infamen aard -; dát noem ik hier openlijk een schandaal; dat is niets meer of minder dan eene ellendige schoolvossen-speculatie, waartegen niets te doen is dan te protesteeren in naam van alle vrienden en voorstanders van het Middelbaar Onderwijs.
De Hemel gave dat er iets anders tegen te doen ware! Als de Inspecteurs den schuldigen ontdekken, verzoek ik hun den man aan te houden en ernstig de les te lezen. Als iemand hem kent, smeek ik hem den man op 't hart te binden, dat hij zijn naam zorgvuldig verborgen houde. Als hij, die antwoordt op de letters X, 44, dit leest, vermaan ik hem dat hij in zijne binnenkamer ga en boete doe. Ik voor mij moet me vergenoegen met hier openlijk te verklaren, dat deze advertentie de verontwaardiging heeft opgewekt van alle leeraren bij 't Middelbaar Onderwijs op één na; en dat ze ten eenenmale in strijd is met den geest, die het corps dier inrichtingen bezielt.
Wij willen onze roeping tegenover de maatschappij en de ouders of voogden onzer leerlingen niet verontreinigen door
| |
| |
eenig contract te sluiten, waarbij wij vooraf iets zouden moeten beloven, wat we, òf niet zouden kunnen nakomen, òf zouden moeten bereiken ten koste van de gezonde ontwikkeling der knapen.
Wij willen dientengevolge geen inpompen van eenige kennis of wetenschap. Zooals wij 't ontvangen hebben geven wij 't; of liever, zooals wij, bij beter inzicht van den aard der menschelijke ontwikkeling, zouden wenschen 't ontvangen te hebben.
Wij willen eindelijk geen schoolvossen-speculatie, waarbij van 't onderwijs misbruik wordt gemaakt ten bate van ons eigen geldelijk belang. Alle praktijken van dien aard en die strekking werpen we verre van ons.
‘Zoodat ik dus bij slot van rekening toch nog gefopt zou wezen, als ik mijn jongen bij dien meneer X, 44 deed?’
Meneer, het spijt mij 't te moeten zeggen, maar eerlijk gesproken.... ja! Ook in 't zeer gunstige geval dat genoemde heer aan zijn garantie voldeed en uw jongen werkelijk ieder jaar eene klasse hooger bevorderd werd, geloof ik dat men zou mogen beweren, dat u gefopt waart.
‘Mag ik u beleefd verzoeken mij dit eenigszins nader te verklaren?’
Met genoegen. Meneer X, 44 is een voorstander van de inpompmethode. Zijn ideaal ligt niet in 't zoeken naar de eigenaardige krachten en vermogens van uw jongen, maar in de evidentie van zijn systeem. Als 't hem gelukken mag uw jongen evenals zoo velen vóór hem door de onderscheiden examens te krijgen, dan is hij niet alleen tevreden, maar zal, met het contract in handen, ook vorderen dat gij insgelijks tevreden zijt.
| |
| |
‘Welnu, in dat geval is de man ook volkomen in zijn recht. Mij dunkt, ik heb dan alle reden om hem te prijzen en te bedanken. Zoudt gij meenen dat ik de wederzijdsche verplichtingen van een contract in behoorlijken vorm niet ken?’
Mijn waarde heer! 't Zij verre van mij dat te denken. Ik weet heel goed, dat gij met het oog op een geschreven of bezworen contract niet anders zoudt kunnen doen; maar juist daarin ligt voor mij 't pitoyable van uw geval. Ook als gij zoudt moeten erkennen, dat ge niets te klagen of te reclameren hadt, zoudt gij, zoodra ge tot nadenken kwaamt en uw zoon een weinigje nader en (let wel!) niet uitsluitend uit 't oogpunt van examens en diploma's bekeekt, misschien reden vinden om te treuren, dat ge ooit op letter X, 44 uwe aandacht gevestigd hadt.... 't Wil er bij mij maar niet in, dat een jongen, die vijf jaar lang bepompt is, niet een bedorven jongen zou zijn, al heeft hij de schitterendste getuigenissen in zijn zak.... Laat mij u zeggen, meneer, dat er veel te veel wordt geoordeeld naar examens en zoogenoemde schitterende getuigschriften. Alle wegen leiden naar Rome, maar dit neemt niet weg dat ik bij mijn reisplan op de reisgelegenheid en den staat der wegen let.
‘Ik geloof dat ge daarin gelijk hebt, ofschoon men tegenwoordig al blij mag wezen als men (om bij de beeldspraak te blijven!), hoe dan ook, maar in Rome gearriveerd is.’
Ook met gebroken ribben of inwendig gekneusd aan milt en lever?
‘Natuurlijk niet.... maar nu neemt gij de zaak ook te ernstig op.... Bovendien geloof ik vast, dat die meneer X, 44 't zoo kwaad niet gemeend heeft. De man heeft zeker 't onzedelijke van zijn advertentie, zoo dat er in is, niet
| |
| |
gevoeld. Waarschijnlijk heeft hij, de sleur van vroeger dagen volgend, de portée van zijn garantie niet eenmaal ingezien!’....
Meneer, ik zie dat gij een christen zijt. Christenen verschoonen elkanders gebreken en denken geen kwaad. Ik wil uw voorbeeld volgen en hopen, dat uwe opvatting de ware zij. Beschouw mijn opstel als een beschuldiging tegen een advertentie en niet tegen een persoon. Evenmin als ik weet wie de steller is, verlang ik 't ooit te weten. Ondertusschen moge deze directeur onzer jongste verzekeringsmaatschappij gewaarschuwd zijn, dat men op zijne advertentie's let. 't Zij hem en ons gezegend Middelbaar Onderwijs ten zegen!
|
|