| |
| |
| |
Er waren eens...
De wereld van de Bloomsbury's als prentenboek
Britta C. Jung
‘Er waren eens een man en een vrouw die bijna alles hadden: een fijn huis, een grote tuin, twee ondeugende kinderen en werk waar ze veel van hielden. Maar ze hadden nog geen schilderij in huis.’ De oplossing voor dit probleem is voor het paar in Rindert Kromhouts en Gerda Dendoovens prentenboek De gouden lijst (Leopold, 2016) eenvoudig. Er wordt een mooie gouden lijst gekocht, die direct boven de bank komt te hangen, en er wordt een schilder gevraagd om deze te vullen. Maar de schilder vult niet de lege plek in de gouden lijst, maar versiert de meubels, vazen, schotels en schalen van het huis. Beetje bij beetje transformeert hij het huis met abstracte figuren en kleurige krullen en kringen in een vrolijk-kleurrijk thuis, waar zelfs de ondeugende kinderen op hun stoelen zitten en netjes hun huiswerk maken. Alleen de man en vrouw zijn niet tevreden en eisen ‘[m]et scherpe vingers’ (p. 17) dat de schilder nu eindelijk ook de gouden lijst met een schilderij vult. De schilder gaat dus opnieuw aan het werk, ‘de klant is [tenslotte] koning’ (p. 17), en schildert - het kan bijna niet Nederlandser - een koe in de wei. 's Avonds zijn de opdrachtgevers dan ook eindelijk tevreden en bewonderen trots het kunstwerk in hun huis. De kinderen moeten erom lachen en tonen met de gouden lijst in hun handen dat er al honderd kunstwerkjes in huis te zien zijn. De onderliggende idee van Kromhouts en Dendoovens prentenboek is daarmee duidelijk: terwijl iets voor sommige mensen pas kunst is als er een mooie lijst omheen zit, kan kunst overal om je heen zijn als je maar met open ogen door de wereld gaat en creatief bent. Omgekeerd hoeft niet alles
| |
| |
waar een mooie lijst omheen zit per se kunst te zijn, want het ‘plaatje’ - zoals de schilder het opdrachtschilderij bijna spottend noemt (p. 20) - blijkt nauwelijks indruk te maken op de kinderen en de bediendes. De koe in de wei is hier gewoon een koe in de wei, niet meer en niet minder.
| |
Een bijzondere epiloog bij Kromhouts romantrilogie over Charleston en de Bloomsbury's
Ook al hoort De gouden lijst niet officieel bij de door uitgeverij Leopold en het Gemeentemuseum Den Haag gezamenlijk uitgegeven reeks Kinderkunstboeken, het zou er toch mooi in kunnen worden ingebed. In elk geval is De gouden lijst een heel bijzondere epiloog bij Kromhouts poging de wereld van de Bloomsbury groep voor jonge lezers tot leven te wekken. Terwijl zijn succesvolle romantrilogie Soldaten huilen niet (2010), April is de wreedste maand (2013) en Vertel me wie wij waren (2014) zich vooral op jongeren richt en hij daarin laat zien hoe die groep, bestaande uit onder anderen Virginia Woolf, haar zus Vanessa Bell en schilder Duncan Grant, in hun ‘refugium’ traditionele politieke, sociale, esthetische en morele grenzen verlegde, spreekt hij hier juist peuters aan en wordt er in de ‘conscious revolt’ (Leonard Woolf, 1911; geciteerd naar Berman, 2006, p. 209) van de Bloomsburygroep vooral op de esthetische vraag naar de essentie van kunst gefocust.
De Bloomsbury groep wordt in het prentenboek zelfs niet eens bij naam genoemd. In plaats daarvan kiezen Kromhout en Dendooven ervoor door kleine, doelgerichte verwijzingen op de vrijdenkerswereld van Charleston te alluderen, zoals de beschrijving van de kinderen als ‘ondeugden’, die het anti-autoritaire opvoedingsideaal van de Bloomsbury's toont, en van figuren als de kokkin en de tuinman die ook in Kromhouts trilogie een belangrijke rol spelen. De belangrijkste verwijzing is echter het gebruik van de abstracte figuren en kleurige krullen en kringen waarmee de schilder het huis van zijn opdrachtgevers versiert. Hetzelfde deden immers ook Grant en Bell waardoor ze een sombere cottage in Sussex transformeerden tot het toverachtige Charleston, waar de opmerkelijke kring van bevriende schrijvers, kunstenaars en intellectuelen vaak samenkwam. Alsof dat nog niet genoeg is, herinnert de hele stijl van Dendoovens prenten aan de post-impressionistische werken
| |
| |
van Bell en Grant: van de vervormde lijven tot en met het kleurgebruik. Een bijzondere pointe is dan ook het impressionistische landschap dat de illustratrice de schilder tenslotte voor zijn bekrompen opdrachtgevers en hun gouden lijst laat schilderen. Ook Dendoovens keuze zich in haar techniek niet vast te leggen, maar verf, potlood en collage te mengen is niet alleen een manier om grenzen te vervagen, maar ook een directe toespeling op Grant en Bell die zelf met materialen en technieken experimenteerden en met hun kunst verder gingen dan vele tijdgenoten. Het jonge lezerspubliek zal deze allusies mogelijk niet direct in hun volle (cultuur-)historische dimensie begrijpen, toch leggen deze door hun vanzelfsprekendheid een mooie basis voor een eerste esthetische beleving van de wereld en de verschillende manieren waarop je naar de wereld en naar kunst kan kijken. Net zoals de Bloomsbury's verleggen Kromhout en Dendooven zowel inhoudelijke als formele grenzen en dagen ze de lezers uit conventies ter discussie te stellen en de werkelijkheid met fantasie te lijf te gaan.
| |
Een sprookje tussen werkelijkheid en fantasie: over het vervagen van grenzen
Zoals de inleidende woorden al aanduiden is De gouden lijst als modern sprookje gekaderd. De formuleachtige woorden wijzen er op dat de lezers een min of meer magische wereld binnen gaan, waar alles mogelijk is en de grens tussen werkelijkheid en fantasie vervaagt. Alleen is het hier niet de soort magie uit de wereld van Sneeuwwitje of Assepoester, maar het vermogen met behulp van kunst de fantasie te stimuleren en de werkelijkheid ofwel de waarneming van de werkelijkheid te veranderen. De schilder laat zich namelijk niet leiden door de gouden lijst en de beperkingen die deze voor hem betekent, en schildert - letterlijk en figuurlijk - ‘buiten de lijntjes’. Op deze manier lijkt hij een tovenaar, die door zijn verborgen macht, namelijk verbeelding en creativiteit, de mensen om hem heen beïnvloedt en hun fantasie aanspoort: de
| |
| |
oude, vermoeide tuinman wordt door het vrolijke patroon op de vaas aan de zomerjurk van zijn moeder herinnerd en ‘hoe de stof van de jurk op de huid kriebelde’ (p. 9), terwijl de kokkin 's avonds plotseling zin krijgt ‘om met haar man uit dansen te gaan’ (p. 13). Grenzen, regels en beperkingen vallen weg - het verleden wordt heden en de alledaagse routine maakt plaats voor vrolijke overmoed. Met het oog op de wereld van sprookjes neemt de schilder daarmee de rol van een magische helper à la Assepoesters fee op zich, die werkelijkheid en fantasie in zich verenigt en met elkaar verbindt.
Alléén de man en vrouw blijken immuun voor de fantastische wereld om hen heen en zijn helemaal gefocust op het bestelde schilderij voor hun gouden lijst. Voor hen betekent de lijst ten eerste een begrenzing van hun blik. Pas in de handen van hun ‘ondeugden’ ofwel vrijzinnige en creatieve kinderen wordt de lijst tot een magisch hulpmiddel waardoor nu ook zij de vele kunstwerken om zich heen beginnen te zien. Waar de lijst eerst hun blik begrensd had, leidt deze hen nu, en doet ze de deur open naar de wereld van de fantasie. De gerenommeerde Zwitserse literatuurwetenschapper en sprookjesdeskundige Max Lüthi heeft ooit verwezen naar het bijzondere belang in sprookjes van voorwerpen met scherpe contouren die uit een vast metalen materiaal bestaan, zoals ringen, noten, bijouteriekistjes óf inderdaad - zoals in dit moderne Bloomsbury-sprookje - een gouden lijst (Lüthi, 1947, p. 26 e.v.). Volgens Lüthi is dit een van de centrale kenmerken van het Europese sprookje en een symbolische uitdrukking van het eendimensionale, zwart-witte wereldbeeld van het genre. De dubbele functie van de lijst, als een blik- en creativiteitsbeperkende begrenzing enerzijds én als leidend hulpmiddel anderzijds, onderstreept daarbij het bijzondere symbolische belang van de lijst uit de titel.
Zoals typisch voor een sprookje zijn ook hier niet alleen de tijd en plaats vrij vaag gehouden (Lüthi spreekt in dit verband van isolatie en al-verbondenheid), maar zijn ook de personages gereduceerd tot slechts enkele kenmerken. Terwijl de familieleden vooral door hun geslacht (man/vrouw) en
| |
| |
hun leeftijd (volwassene/kind) gedefinieerd zijn, worden de andere figuren gewoon door hun beroep omschreven: de schilder, de tuinman, de kokkin. Individuele namen bestaan er niet, waardoor - net zoals in het sprookje - de universele natuur van het verhaal wordt onderstreept. De diepere wijsheid dat creativiteit en kunst geen lijst nodig hebben maar overal om je heen kunnen voorkomen wordt zo tot een algemeen geldende wijsheid verheven. Een wijsheid die in de slotprent nog eens benadrukt wordt, als de schilder met zijn kwast in de aanslag, zijn bonte palet in de hand en een grijns op het gezicht weer de wereld ingaat.
Als prentenboek kan Kromhouts De gouden lijst net zoals sprookjes tegenwoordig in het algemeen op het snijpunt van orale, schrift- en beeldcutluur worden gesitueerd. Het vaste vertelstramien en de herhalingen van wat de familie wél en niet heeft, neemt het publiek aan de hand en wekt een zekere verwachtingspatroon over wat er vervolgens gaat gebeuren, waarbij door het formuleachtige stapelen een prettig voorleesritme ontstaat. Dendoovens prenten en haar vervormde figuren spelen op hun eigen manier met deze verwachtingen en werken zo Kromhouts sprookjesachtige stereotypen visueel tegen - temeer daar de man klein en blank en de vrouw rijzig en van Afrikaanse afkomst is. De vanzelfsprekendheid waarmee deze multiculturele familie in het verhaal ingepast is (en waardoor dit opvalt) is een commentaar op zichzelf en alludeert opnieuw op de neiging van de Bloomsbury's om conventies ter discussie te stellen en grenzen te verleggen.
Met De gouden lijst geeft Kromhout een bijzonder slotakkoord aan zijn succesvolle romantrilogie over de Bloomsburygroep, die de vreemde, toverachtige wereld van Charleston nu ook formeel overhevelt naar de wereld en vorm van het sprookje. De grenzen tussen werkelijkheid en fantasie worden met de hulp van de schilder verplaatst, de beperkende lijst verandert in een hulpmiddel dat de blik van de lezer kan leiden. Vooral gefocust op de esthetische revolutie waar de Bloomsbury's voor stonden en de vraag wat kunst is, daagt Kromhouts prentenboek de lezer uit de wereld met fantasie te lijf te gaan. In Dendooven heeft hij daarbij een waardige bondgenoot gevonden, die met haar artistieke prenten Kromhouts moderne sprookje soms visueel benadrukt, soms tegenwerkt en er op deze manier een nieuwe dimensie aan toevoegt. Ook al zal het jonge leespubliek de talrijke verwijzingen naar de historische personen misschien niet begrijpen, toch legt De
| |
| |
gouden lijst zowel door de inhoud en de vragen als door de kleurrijke, gedeeltelijk surrealistische prenten een mooie basis voor een eerste esthetische beleving van de wereld.
| |
Primaire literatuur
Rindert Kromhout, De gouden lijst (met illustraties van Gerda Dendooven). Amsterdam, Leopold, 2016. |
| |
Secundaire literatuur
Berman, J., ‘The Bloomsbury Group.’ In: D.S. Kastan (ed.), The Oxford Encyclopedia of British Literature, Volume 1. New York, Oxford University Press, 2006, pp. 207-213. |
Lüthi, M., Das europäische Volksmärchen. Form und Wesen. Eine literaturwissenschaftliche Darstellung. Bern, Francke, 1947. |
|
|