Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22
(2008)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Unieke combinatiesHet thema van dit nummer is tekst en beeld in de jeugdliteratuur. Bij dit onderwerp denken de meeste mensen direct aan het prentenboek. En dat is niet verwonderlijk als men kijkt naar de omschrijvingen die in de vakliteratuur van het genre gegeven worden. Het prentenboek is het enige genre dat zich voor de overdracht van kennis, verhalen en ervaringen in belangrijke mate van het beeld bedient. Kenmerkend voor het genre is dat tekst en beeld voor de betekenis van het verhaal minimaal van gelijk gewicht zijn, maar heel vaak is het beeld bepalender dan het woord. Alle discussies over vervagende grenzen tussen volwassenenliteratuur en jeugdliteratuur ten spijt is het prentenboek een genre dat typisch is voor de jeugdliteratuur. Daarmee is niet gezegd dat het prentenboek geen rol speelt in het grensverkeer. Het prentenboek wordt al lang niet meer gezien als een genre dat enkel aantrekkelijk is voor kleuters. Lawrence R. Sipe, een vooraanstaand Amerikaans onderzoeker van prentenboeken, stelt: ‘Contemporary picture books are now recognized as more than useful pedagogical tools or nursery entertainments: they are seen as unique combinations of literature and visual art, worthy of serious attention.’Ga naar voetnoot1. ‘Unique combinations of literature and visual art.’ Precies dat samengaan van woorden en beelden is wat veel onderzoekers intrigeert in het prentenboek. In Words about Pictures. The Narrative Art of Children's Picture Books (1988) stelt Perry Nodelman dat het samengaan van woorden en beelden en de wisselwerking tussen beide zowel de educatieve als de artistieke waarde van het prentenboek bepaalt.Ga naar voetnoot2. Over die educatieve en artistieke betekenis zijn de laatste twintig jaar tal van publicaties verschenen, soms met titels die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Zo hield Truusje Vrooland-Löb, onze voorzitter van IBBY-Nederland en één van de Nederlandse experts op het gebied van het prentenboek tijdens het Tilburgse symposium ‘Kinderen en non-fictie’, een voordracht met een titel, geleend van Annie M.G. Schmidt die zowel die educatieve als artistieke betekenis nog eens kernachtig onderstreept: ‘De weg naar het Stedelijke Museum begint bij de prentenboeken.’ Zij wijst daarin op het verband tussen beeldende kunsten en prentenboeken en pleit voor het inzetten van prentenboeken om | |
[pagina 7]
| |
jonge kinderen te interesseren voor kunst.Ga naar voetnoot3. De bijdragen van Kris Nauwelaerts en Jan van Coillie aan dit themanummer gaan ook op de relatie tussen beeldende kunsten en prentenboeken in. Even veelzeggend is de titel Het prentenboek als springplank. Cultuurspreiding en leesbevordering door prentenboekenGa naar voetnoot4., de dissertatie van Piet Mooren, waarin hij onder meer verslag doet van het interventieproject ‘Elke dag een prentenboek’. Centrale vraag in het onderzoek was of leerlingen die deelnemen aan een interventieproject waarin een schooljaar lang regelmatig een prentenboek wordt aangeboden, meer vooruitgaan op schoolvorderings- en intelligentietoetsen dan kinderen die dat aanbod niet kregen. Het project leidde tot mooie resultaten. Na alle toetsen bleek dat de experimenteerscholen meer vooruitgaan en/of betere eindscores behalen dan de controlescholen. Bovendien nam de ‘culturele kennis’ van de kinderen toe, in die zin dat ze tijdens het interventieproject met tal van prentenboeken in aanraking kwamen die ze van huis uit vaak niet kenden. De meeste publicaties over de artistieke waarde van prentenboeken zijn historisch van opzet. In de bundel Tot volle waschdom bijvoorbeeld beschrijft Leontine Buijnsters-Smets wat zij noemt ‘de onvermoede rijkdom van de illustratie in kinderboeken tussen 1780 en 1840.Ga naar voetnoot5. En in 2003 verscheen Prentenboeken. Ideologie en illustratie 1890-1950, samengesteld door Saskia de Bodt en Jeroen van Kapelle, waarin het ontstaan wordt geschetst van het fenomeen ‘artistiek prentenboek’.Ga naar voetnoot6. ‘Prentenboeken’, zo schrijft Saskia de Bodt in Literatuur zonder leeftijd, nr. 64, ‘gingen [in de aanloop tot de Tweede Wereldoorlog] als paradepaardjes fungeren binnen de schoonheidsbeweging die de Nederlandse kunst in die tijd domineerde.’Ga naar voetnoot7. In een nog lopend project aan de Universiteit van Tilburg wordt de educatieve en artistieke waarde van het prentenboek gecombineerd. In haar promotieproject zet Coosje van der Pol het prentenboek in om de literaire competentie van kleuters te ontwikkelen. Aan de Universiteiten van Groningen en Utrecht wordt vergelijkbare onderzoeken gedaan naar het gebruik van prentenboeken om de wiskundige en sociaal-emotionele competentie te stimuleren. | |
[pagina 8]
| |
De aandacht voor tekst en beeld in de jeugdliteratuur beperkt zich echter niet alleen tot het prentenboek. Ook in andere genres spelen illustraties een belangrijke rol. Dit themanummer onderstreept dit: een blik in de inhoudsopgave laat zien dat het prentenboek hierin in feite minder prominent aanwezig is dan andere genres. Zo kunt u artikelen aantreffen over onder meer illustraties in sprookjes en fantasy en over de rol van tekst en beeld in vertalingen. Als de educatieve en artistieke waarde van illustraties ter sprake komt, gebeurt dat meestal in relatie tot de functie van illustraties. Over die functies wordt heel verschillend gedacht. Vaak wordt gewezen op het leerzame van de illustraties. Een variant op deze functie is de ondersteunende functie: illustraties kunnen open plekken in de tekst opvullen en moeilijke tekstpassages voor de jonge lezer verduidelijken. Deze functie verwoordt onder andere Joke van Leeuwen: ‘In een kinderboek vallen de tekeningen het eerst op. Zij vormen een poortje naar de woorden. Ze wekken verwachtingen op. Voor mij zijn tekst en tekeningen twee gelijkwaardige onderdelen van een kinderboek die samen een eenheid zouden moeten vormen in atmosfeer, stijl, vormgeving.’Ga naar voetnoot8. In recente publicaties wordt steeds vaker gewezen op de esthetische functie van illustraties. Onder meer Truusje Vrooland-Löb ziet het verschaffen van esthetisch genoegen als de hoofdfunctie van illustraties: ‘Het toevoegen van een nieuwe dimensie aan de tekst van de auteur en daardoor het kind volop laten genieten van kleur en vorm, kortom het beeld (...).’Ga naar voetnoot9. Tekst en beeld hoeven daarvoor niet met elkaar in harmonie te zijn, maar kunnen ook radicaal van elkaar verschillen. In tal van hedendaagse prentenboeken is sprake van een dergelijke ‘tweetaligheid’, waarin de illustraties een ander verhaal vertellen dan de tekst en zo een meerwaarde geven aan het werk. In de kritiek worden ze geprezen. In ‘Rebellie zonder een woord. Over de ondermijnende kracht van illustraties in prentenboeken’ licht Katrien Vloeberghs toe waarom: ‘Daarvoor worden in hoofdzaak twee argumenten aangevoerd. Een dergelijke “tweetaligheid” verhoogt enerzijds het esthetisch genot en zorgt voor humoristische verrassingseffecten. Anderzijds zou het kind ook meer “aan het boek hebben”: hierbij hebben de critici vanuit didactisch oogmerk vaak een informatieve verrijking in gedachten. Een literaire productie waarin zowel tekst | |
[pagina 9]
| |
als illustraties autonoom naast elkaar bestaan, zou dan bijdragen aan een veelzijdige vorming en ontwikkeling.’Ga naar voetnoot10. In het verlengde daarvan ligt een interessante vaststelling van Perry Nodelman en daarmee wil ik dit redactioneel graag afsluiten. Nodelman merkt op dat de combinatie van tekst en beeld (in harmonie met elkaar of autonoom) de lezer/kijker erop attent maakt dat de werkelijkheid op verschillende manieren gerepresenteerd kan worden en dat die representaties dus subjectief zijn. Als kinderen - maar hetzelfde geldt voor de volwassenen - zich daarvan bewust worden, dan zullen ze zelfbewuster in de wereld staan: ‘Making ourselves and our children more conscious of the semiotics of the picture books through which we show them their world and themselves will allow us to give them the power to negotiate their own subjectivities - surely a more desirable goal than repressing them into conformity to our own views.’Ga naar voetnoot11.
Helma van Lierop-Debrauwer |
|