Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 21
(2007)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |||||||||
Andere mensen zijn ook gewoon
| |||||||||
[pagina 126]
| |||||||||
nog tot koloniaal rassendenken. Diekmann is haar tijd vooruit wanneer ze rond 1960 in haar jeugdboeken aandacht vraagt voor onderwerpen als discriminatie en racisme en wanneer zij de Ander in de jeugdliteratuur een rol geeft. Er kwam namelijk pas vanaf 1970 in de breedte meer aandacht voor politieke en maatschappelijke onderwerpen in de jeugdliteratuur. | |||||||||
De Andere literatuuropvatting van Miep DiekmannMiep Diekmann start al rond 1960 met het bespreken van ‘moeilijke’ onderwerpen in de jeugdliteratuur. Voor haar zijn boeken de weerspiegeling van de werkelijkheid en daarom moeten dilemma's waar kinderen in het echte leven voor (kunnen) worden gesteld ook in boeken aan de orde komen. Haar ervaringen als kind op Curaçao vormen de basis voor haar visie op de representatie van de Ander in jeugdboeken en haar keuze voor onderwerpen als discriminatie en racisme. Een zwart meisje bij haar in de klas heeft Diekmann op jonge leeftijd met de neus op de feiten gedrukt: Het is niet eerlijk dat wij altijd boeken over blanke kinderen moeten lezen. Als ze nooit eens een boek over ons schrijven, is het net of we niet bestaan. (In: ‘Kinder- en jeugdliteratuur in een veranderende wereld’. In: Bzzlletin, 1979) Dat is het moment waarop Diekmann besluit later te gaan schrijven over en voor Antilliaanse kinderen om deze Andere kinderen boeken te geven waarin zij zich kunnen herkennen. Maar haar opvattingen gaan verder. Diekmann wil ook dat de Westerse jongeren kennismaken met de Andere cultuur door haar boeken te lezen. Het geven van onbevooroordeelde informatie over die Andere cultuur is daarbij essentieel. Westerse jongeren kunnen op deze manier ‘ervaren’ dat de Andere cultuur niet minder is, maar alleen anders. Volgens Diekmann is de informatie over de Ander lange tijd ‘wit’ geweest: eenzijdig en beperkt. Dit vormde de voedingsbodem voor racisme en discriminatie. Daarnaast wil Diekmann dat jongeren zien hoe bepaalde situaties zijn gegroeid en welke verouderde opvattingen nog steeds actueel zijn. Dit moet tegenwicht bieden aan de toenemende discriminatie in de multiculturele samenleving.Ga naar voetnoot2. Als de jongeren goed en zonder vooroordelen geïnformeerd worden is de kans minder groot dat ze later achter de verkeerde vaandels gaan demonstreren. (In: Geen daden maar woorden. Interviews, 1970) | |||||||||
[pagina 127]
| |||||||||
Meelijwekkende beelden van de Ander moeten volgens Diekmann voorkomen worden. Die beelden geven alleen maar de verschillen aan tussen ‘wij’ en de Ander. En die verschillen zijn volgens Diekmann nu juist niet belangrijk. Het gaat haar om de overeenkomsten. Zij stelt dat ieder kind in essentie hetzelfde is. Het krijgt te maken met dezelfde problemen en vragen, ook al groeien ze op in andere omgevingen en binnen andere culturen. Politieke en economische onderwerpen als kolonialisme, imperialisme en armoede verdwijnen daarmee naar de achtergrond of spelen helemaal geen rol in jeugdboeken. | |||||||||
De boten van BrakkeputIn haar boek De boten van Brakkeput (1956) zijn bovenstaande opvattingen nauwelijks zichtbaar. Het boek lijkt Diekmanns opvattingen zelfs tegen te spreken. Het hele verhaalt draait om de blanke Matthijs Van Rooy. Hij woont met zijn ouders op een oude plantage waar negersEerste druk (1956), met omslag en illustraties van Jenny Dalenoord.
werkzaam zijn. Voor zijn twaalfde verjaardag krijgt hij zijn eigen zeilboot waarmee hij over de baai die grenst aan de plantage kan varen. Dan ontdekt hij dat een vluchteling zich schuilhoudt op het eiland in de baai. Matthijs doet er vervolgens alles aan om de vluchteling te helpen. Hij gaat zelfs zo ver dat hij uiteindelijk zijn zeilboot aan de vluchteling geeft zodat deze verder kan vluchten.
De Anderen die in het verhaal voorkomen zijn de negers die op de plantage werken. Zij hebben slechts bijrollen. Het Antilliaanse kind komt in het hele boek niet voor. Het enige Andere dat in De boten van Brakkeput wel een belangrijke rol speelt, is het volksgeloof van de negers. Dat veroorzaakt de spanning in het verhaal: is het waar wat de negers zeggen en geloven? Matthijs twijfelt. Aan de ene kant gelooft hij erin, wat bij hem angst veroorzaakt, en aan de andere kant vindt hij het net als zijn vader ‘praatjes’. Naast de zeer beperkte rol van de Ander is ook het koloniale rolpatroon nog zichtbaar en voelbaar: de rijke, blanke plantagehouder versus de zwarte, arme arbeider. Deze machtsverhouding is echter wel sterk afgezwakt en aangepast aan de economische en ook maatschappelijke situatie op Curaçao op dat | |||||||||
[pagina 128]
| |||||||||
moment (eerste helft twintigste eeuw). Ook zijn de negers (althans velen van hen) nog steeds onderdanig tegenover de blanke familie Van Rooy. Enriqui, een van de oudere negers, eerbiedigt de rolverdeling tussen zijn blanke werkgever en hem en accepteert dat Matthijs hem bijvoorbeeld met ‘je’ aanspreekt en hem op puberale wijze iedere keer weer uitdaagt. Paulina, de huisbediende van de familie Van Rooy, kijkt zelfs een beetje op naar haar blanke werkgevers en is trots op alle afdankertjes van de familie waarmee ze haar huisje kan vullen. Ze woonde net als Alfredo, Jozef en Enriqui in een van de huisjes bij de kreek. ‘Het mooiste huisje van allemaal,’ zei ze er altijd zelf van. Van buiten zag het er net uit als de andere. Maar haar trots gold de binnenkant. Want daar stonden een tafel, en een paar stoelen, een kastje en een ouderwetse koffergrammofoon: oude spulletjes, die ze van Matthijs'' vader en moeder gekregen had toen die ze hadden afgedankt. (uit: De boten van Brakkeput, blz. 94) Opvallend is dat uit deze passage ook de armoede blijkt waarin de negers leven: kleine huisjes met afgedankte meubels. Een meelijwekkend beeld waarvan Diekmann juist zegt het níet te willen scheppen omdat het afleidt van de overeenkomsten tussen ‘wij’ en de Ander. En op nog meer plekken in het boek wordt het verschil tussen de arme zwarte en de rijke blanke geschetst. ‘Weet u,’ begon hij [Matthijs, IA] aarzelend, ‘de boten van Enriqui en Alfredo en Jozef zijn geen gewone boten. Ze hebben er ontzettend hard voor moeten werken om die te kunnen kopen. En de boot van Jozef en Alfredo is nog van hun vaders. Ze hebben niets anders! Het is hun enige bezit. En de hele familie, ook die op Santa Cruz woont, leeft van de opbrengst van die boten. Ze moeten allemaal leven van wat Enriqui, Alfredo en Jozef vangen. Als ze geen boot meer zouden hebben...’ (uit: De boten van Brakkeput, blz. 136) De twee negers Alfredo en Jozef vertegenwoordigen de veranderende houding van de zwarte bevolking op het eiland ten opzichte van de blanken en van hun positie in de maatschappij. Dit blijkt uit uitspraken van Matthijs' vader en uit het gedrag van Alfredo en Jozef. Wanneer Matthijs' vader erachter komt dat Alfredo en Jozef naar de stad zijn, geeft hij zijn oordeel over de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen op het eiland: | |||||||||
[pagina 129]
| |||||||||
‘Een smoesje natuurlijk van die twee,’ had vader kwaad gezegd toen hij het zijn vrouw aan tafel verteld had. ‘Maar het geeft niets of ik zeg, dat het niet kan. Ze gaan toch! En zie maar eens aan andere werkkrachten voor de plantage te komen! Ze gaan liever bij de raffinaderij werken, die geld genoeg heeft om hoge lonen te betalen. Het is een schande! Het land wordt aan zijn lot overgelaten, en degene die er geboren zijn, geven er niet meer om.’ ‘En mensen als Enriqui dan?’ had moeder gevraagd. ‘Mensen als Enriqui, die hun hele leven op de plantage gewerkt hebben, moeten eindelijk ook eens rust krijgen.’ (uit: De boten van Brakkeput, blz. 83) Het politieke en economische element waarvan Diekmann wil dat het op de achtergrond blijft staat hier toch duidelijk op papier. Opmerkelijk is ook dat Matthijs de vooroordelen, namelijk de luiheid en gemakzucht, over de Ander lijkt te bevestigen. Vader was naar de stad. Alfredo en Jozef zouden van die gelegenheid wel gebruik maken om ergens in de schaduw te zitten slapen, met hun groezelige petjes diep over hun ogen getrokken. (uit: De boten van Brakkeput, blz. 12)Ga naar voetnoot3. Al met al is De boten van Brakkeput niet een voorbeeld van wat Diekmann zegt voor ogen te hebben als zij wil schrijven over en voor de Antilliaanse jeugd. Dat is anders in En de groeten van Elio dat vijf jaar na De boten van Brakkeput, in 1961, verschijnt. | |||||||||
En de groeten van ElioElio wint de loterij en is ineens een rijk man. Omdat hij niet meer hoeft te werken, maar toch een doel in zijn leven wil hebben, besluit hij Boechi, een jongen van 14 jaar, te helpen zijn vader te vinden. Dat doet hij uiteindelijk door een boek te schrijven, in opdracht van Sjon Mato, zijn oude werkgever, over de trieste situatie van Boechi en zijn moeder. Gelukkig leest Boechi's vader, die door iedereen voor dood gehouden wordt, het boek. Hij ziet in wat een verdriet hij zijn zoon en vrouw aandoet en keert terug. | |||||||||
[pagina 130]
| |||||||||
Wat direct opvalt is de overvloed aan zwarte personages, zeker ten opzichte van De boten van Brakkeput. Elio, Boechi, de vriendjes van Boechi, de arbeiders in de haven, de mensen in de stad, ze zijn allemaal Anders. De Curaçaose bevolking staat centraal, met als vreemde eend in de bijt Sjon Mato, die de oude vooraanstaande en machtige families op het eiland vertegenwoordigt en daarmee de koloniale macht.Ga naar voetnoot4. Maar deze macht wordt niet meer als zodanig gevoeld. Dat blijkt onder meer uit hoe Sjon Mato met Elio en Boechi omgaat en hoe hij en zijn vrienden ‘zonder problemen’ bij Elio binnenstappen. Ook voor Elio bestaan de koloniale machtsverhoudingen niet meer: ‘(...) Geen mens is van de ander. Die tijd hebben we gehad,’ antwoordde Elio scherp. En toen Alirio hem met grote ogen bleef aankijken, legde hij uit: ‘Afschaffing van de slavernij 1863. Ajo, Alirio.’ (uit: En de groeten van Elio, blz. 17)Wat wel een rol speelt, is de macht die het hebben van geld je geeft. En daarbij gaat hier niet zozeer om de tegenstelling tussen rijk en arm, maar meer om wat het hebben van geld met jou en met het gedrag van mensen om je heen kan Eerste druk (1961), met omslag en illustraties van Jenny Dalenoord.
doen. Sjon Mato en later ook Elio hebben die macht van geld. Er wordt geen verband gelegd tussen rijkdom en blank zijn of tussen armoede en zwart zijn, simpelweg omdat blanke personages volledig ontbreken. Van koloniale sentimenten of postkoloniale spanning tussen de bevolking uit het moederland (rijk) en de bevolking in de kolonie (arm) is geen sprake. Ook het postkoloniale streven naar een eigen identiteit onder de zwarte bevolking komt nergens terug. Het politieke element dat in De boten van Brakkeput wel heel even naar boven komt, is in En de groeten van Elio niet terug te vinden. De aandacht ligt in het geheel niet op het Anders zijn van de personages. Er wordt niet expliciet genoemd dat de personages zwart zijn. Alleen de tekeningen in het boek verraden de huidskleur. Het universele thema van het boek, de vriendschap, maakt het laten zien van verschillen tussen blank | |||||||||
[pagina 131]
| |||||||||
en zwart overbodig. Daarnaast heeft de jonge Boechi gevoelens en problemen waar ieder kind mee te maken kan krijgen wanneer het bijvoorbeeld zijn vader kwijtraakt. Diekmann benadert de Ander hier in tegenstelling tot De boten van Brakkeput wel vanuit overeenkomsten in plaats van verschillen. Meelijwekkende beelden over armoede of andere economische en sociale situaties laat Diekmann dit keer wel achterwege. | |||||||||
Marijn bij de LorredraaiersIn De boten van Brakkeput en En de groeten vanEerste druk (1965), met omslag en illustraties van Dick de Wilde.
Elio zijn raciale verhoudingen geen thema. Maar in Marijn bij de Lorredraaiers (1965), een historische roman, is het juist het belangrijkste thema. Het verhaal speelt zich af in de jaren negentig van de zeventiende eeuw. Marijn (15) en Oeba (13) de By verliezen hun ouders tijdens een orkaan. Hun bestaan is onzeker. Marijn besluit scheepschirurg te worden. Oeba en Knikkertje, de huisbediende van de familie De By, verhuizen met de oudere zus van Oeba en Marijn naar een plantage waar uit Afrika getransporteerde, ernstig zieke slaven worden behandeld om daarna weer doorverkocht te kunnen worden. Marijn monstert al snel aan op een schip dat naar Afrika vaart om slaven te halen. Op een dag verdwijnt Knikkertje spoorloos. Ze is geroofd door slavensmokkelaars. Marijn besluit haar te gaan zoeken, want hij koestert gevoelens voor haar. Hij vindt Knikkertje op Berbice en neemt haar mee terug naar Curaçao. Onderweg komt de bemanning van hun schip in opstand. Knikkertje voelt en ziet de dreiging en pleegt zelfmoord door overboord te springen. Marijn keert alleen terug naar Curaçao. Diekmann grijpt in haar boek terug op de tijd waarin de verhoudingen tussen blank en zwart scheef gegroeid zijn (tijd van de slavernij en slavenhandel) en diverse vooroordelen de wereld in gekomen zijn. In haar inleiding op het boek zet ze haar doelen uiteen: tegengaan van racisme en discriminatie. Opvallend is echter dat dit boek juist vol staat met discriminerende en racistische opmerkingen.Ga naar voetnoot5. Diekmann zet zonder schroom het beeld dat de blanke (Nederlander) in | |||||||||
[pagina 132]
| |||||||||
de zeventiende eeuw van de zwarte slaaf heeft op papier. Dit leidt tot zeer confronterende passages waarin Diekmann laat zien hoe het Anders zijn ten tijde van het kolonialisme is geschonden en is gereduceerd tot een marginale status. Zij toont welke onsamenhangende mechanieken het Westerse imperialisme heeft gebruikt om de Ander onder controle te houden. De discriminerende uitlatingen staan in schril contrast met de denkbeelden van Marijn en Oeba die in gaan tegen de heersende opvattingen. Maar zij worden niet begrepen en overstemd. ‘...die jeugd van tegenwoordig...’ ‘...ze weten hun plaats niet meer...’ ‘...al die nieuwlichters-denkbeelden van: een slaaf is ook een mens...je ziet wat er van komt...’ ‘...zo'n meisje... kan niet gezond zijn... altijd tussen de slaven... je ziet het...’. (uit: Marijn bij de Lorredraaiers, blz. 160) De wetten, normen en waarden van de koloniale maatschappij zorgen ervoor dat ook Marijn en Oeba mee moeten doen aan de discriminatie en dat zij machteloos staan om ook maar iets aan de situatie te veranderen. Iedereen leeft naar vaste rolpatronen en de koloniale superioriteitsgedachte van het blanke ras. De Ander kent zijn plaats ook in die maatschappij en accepteert deze. De koloniale spanning tussen blank en zwart komt aan de orde in de relatie tussen Oeba en Knikkertje en Marijn en Knikkertje. Oeba wil dat Knikkertje behandeld wordt als zij zelf, dat ze naar school mag, dat haar verjaardag wordt gevierd, dat ze in haar jurken mee mag dansen op feesten. Maar de blanke mensen om hen heen laten dat niet toe. Ook Knikkertje zelf trouwens niet. Zij weet dat zij ervoor gestraft zal worden. Tussen Marijn en Knikkertje is iets anders aan de hand. Hier is sprake van het Romeo-en-Julia-motief: een onmogelijke liefde over een bepaalde grens, in dit geval een kleurgrens, heen. Marijn wil dat Knikkertje met hem trouwt. Maar weer is het Knikkertje die inziet dat dit niet kan, in de maatschappij waarin zij en Marijn leven. De blanke overheersers hebben nu eenmaal hun ideeën over het nut van slavinnen: ‘Voor een slavin voel je geen liefde! Slavinnen houden van kinderen. Ze ontvangen ze liever van hun meesters dan van hun eigen, ruwe, soortgenoten. Wat dacht jij, dat een slavin niet trots is op een kind, dat ook de kenmerken van de meester draagt? Zo verbeteren we het ras, en we maken er later bij de verkoop meer geld voor.’ (uit: Marijn bij de Lorredraaiers, blz. 250) | |||||||||
[pagina 133]
| |||||||||
Hoewel Knikkertje een beter leven voor zichzelf had gehoopt, weet ze dat ze een slavin is en dat niets dat zal en kan veranderen. Knikkertje is de enige slaaf die een, zij het marginale, stem heeft in het boek. De andere slaven horen bij het decor, bij de handelingen en de gebeurtenissen. Het verhaal wordt verder volledig vanuit Oeba en Marijn verteld. Marijn bij de Lorredraaiers is een aanklacht tegen de blanke overheersing die ervoor gezorgd heeft dat er nu nog vooroordelen bestaan die discriminatie en racisme in de hand werken. Voor die aanklacht heeft Diekmann een aantal van haar Andere idealen aan de kant gezet om vooral de Nederlandse jeugd te laten zien waar en door wie het ooit is misgegaan. | |||||||||
De dagen van OlimIn 1971 verschijnt De dagen van Olim, een autobiografisch getint boek. Josje Walther, dochter van de commandant van de politie op Curaçao, is een zelfstandige meid in de puberteit met een eigen wil en een eigen mening. Ze ervaart hoe het is om tot de blanke machthebbers te behoren, ofwel makamba te zijn, en zich daarnaast betrokken te voelen bij de Ander. Als ze wordt verkracht door een blanke luitenant, tevens vriend van deEerste druk (1971), met omslag van Estelle van Bilderbeek.
familie, stapelen angst, frustratie, wanhoop en onmacht zich in haar op. Ze weet dat haar ouders niet zullen geloven dat een blanke man haar dit aangedaan heeft. Uiteindelijk springt ze van het dak van het fort waarin zij wonen. Ze overleeft de val en gaat terug naar Nederland. In 1969, vlak na de opstand van 30 mei, keert zij voor het eerst weer terug naar Curaçao. De economische en maatschappelijke situatie op het eiland is veranderd. Ze ontmoet oude bekenden, maar maakt ook kennis met de nieuwe generatie Anderen die na de omslag op komt voor de eigen identiteit. In het eerste deel van het boek lezen we hoe de verhoudingen tussen blank en zwart liggen in 1938. De blanken hebben nauwelijks oog voor de Ander. Er ligt een duidelijke scheiding tussen de twee bevolkingsgroepen op sociaal, economisch en maatschappelijk vlak, waarbij de blanken de beste posities hebben. Naar de Ander wordt niet geluisterd, hij wordt niet geloofd en simpelweg genegeerd en gediscrimineerd. Josje heeft kritiek op dit gedrag van de blanken, maar ook op hoe de Ander hier mee omgaat. Ze zou willen dat de Ander eens voor zichzelf opkwam. Zij ervaart | |||||||||
[pagina 134]
| |||||||||
namelijk dat de blanke vooroordelen over de Ander die zij in Nederland meegekregen heeft niet waar zijn. Een sprekend citaat: Het had niets geholpen, niks geholpen hun verhalen niet van: ‘Stap nooit alleen in een busje. Negers, weet je wat ze doen met blanke meisjes alleen in de kunuku?’ Niks had geholpen. Niet: Ze stinken. Ze stelen. Ze liegen. Ze zijn stom - en jij, daar ben jij te goed voor’. Het busje van de missie in Holland met op de rand: Spaar kwartjes voor de zwartjes. Wat had ze verwacht, toen ze klein was, in Holland? Wat had ze gedacht op de boot op weg naar Curaçao - een paar matrozen die het dek zwabberden 's ochtends vroeg, die hadden gezegd: ‘Pas maar op jij met je brutale streken. Vandaag of morgen komt er zo'n grote neger en die pakt je, en weet je wat-ie met je doet? Hij kietelt je dood. Hij kietelt je net zolang tot je stikt van het schreeuwen! Dat doen ze met blanke meisjes zoals jij.’ De Ander laat in het eerste deel nog niet echt van zich horen. Slechts een paar keer vangt de lezer signalen op van een veranderende houding onder de jongere generatie Anderen. In het tweede deel is het politieke element echter veel sterker geworden. Opvallend, omdat Diekmann de politiek juist zegt te willen weren uit haar jeugdboeken. Maar gezien de tijd waarin het verhaal zich dan afspeelt, is het niet zo gek dat het politieke element aanwezig is. Josje is terug op Curaçao, een Curaçao waar de verhoudingen tussen ‘wij’ en de Ander zijn veranderd na de opstand van 30 mei 1969. De Ander slikt niet meer dat blank beter is dan zwart. Sterker nog, hij durft te laten zien dat hij zwart is (Black is Beautiful) en durft zich uit te spreken over de eigen situatie. De verandering waar Josje in haar jeugd naar heeft gesnakt, is ingezet. De spanning tussen blank en zwart is sterk aanwezig, maar ook de spanning onder de zwarte bevolking is voelbaar. We zien Anderen die fel anti-makamba zijn, maar ook zwarte | |||||||||
[pagina 135]
| |||||||||
meisjes die optrekken met blanke mariniers. De oudere generatie van de zwarte bevolking vindt het allemaal overdreven wat er gebeurt. En we zien makamba's die eigenlijk niet willen dat er iets verandert. Josje staat tussen de makamba's, waar zij als Nederlandse toebehoort, en de zwarte bevolking, waar zij zich betrokken bij voelt, in. Ze kiest de kant van de Ander, maar die Ander heeft op dat moment geen behoefte aan ‘koloniale inmenging’ van een makamba. Diekmann geeft een beeld van de Curaçaose samenleving en de verhoudingen daarin, van wat er op Curaçao is gebeurd, welke gevoelens en sentimenten daar spelen. Ze laat zien dat wat in Nederland gezegd wordt niet waar is en zij probeert de witte vlekken in de informatie die naar Nederland komt in te vullen om zo discriminatie op basis van beperkte en bevooroordeelde informatie te voorkomen. Het boek is dan ook meer geschreven voor het Nederlandse publiek dan voor het Antilliaanse. Ook gezien het gevoel van koloniale inmenging (een blanke auteur die het allemaal beter denkt te weten) die met het uitbrengen van het boek op de Antillen gepaard kan gaan. | |||||||||
Dan ben je nergens meerVanwege het gevoel van het plegen van koloniale inmenging besluit Diekmann na het verschijnen van De dagen van Olim geen boeken meer te schrijven voor de jeugd over de Antillen. Maar ondanks dit besluit verschijnt in 1975 Dan ben je nergens meer. Diekmann zegt zelf het boek geschreven te hebben uit nijd ‘(...) op grond van de enorme discriminatie die boven kwam bij de toevloed van Surinamers naar Nederland. Toen kon je pas goed merken hoe waar het was wat ons volk zegt: “wij discrimineren niet”.’ (In: ‘Leven en werk van Miep Diekmann’, 1976, blz. 36) Dan ben je nergens meer is in drie weken geschreven. Nog sterker dan in De dagen van Olim is in dit boek het politieke element aanwezig. En ook voor dit boek geldt dat het eerder geschreven is voor de Nederlandse jeugd, om hen een lesje te leren en aan het denken te zetten, dan voor de Antilliaanse. De jonge Nederlandse Mickey ervaart hoe het is om in een samenleving te komen waarvan je dacht dat het een paradijs was, om daar vervolgens tot de minderheid te behoren en overgeleverd te zijn aan de macht van de meerderheid. Diekmann laat Mickey van plaats wisselen met een Surinamer of Antilliaan die als eenling in de Nederlandse samenleving terecht komt waarvan hij zich zoveel had voorgesteld. | |||||||||
[pagina 136]
| |||||||||
Als die naar Holland komen denken ze ook aan een paradijs...en dan ineens zijn ze nergens meer. (uit: Dan ben je nergens meer, blz. 69) Mickey komt als vreemdeling aan op het eiland Sint Musa waar zij haar zus bezoekt. Haar blanke uiterlijk beschermt haar niet tegen de zwarte meerderheid. Ze ervaart aan den lijve hoe de verhoudingen op het eiland liggen en dat het eigenlijk helemaal niet zo'n paradijs is als haar in Nederland is voorgehouden. De kortzichtigheid en het gebrek aan juiste informatie in Nederland heeft er voor gezorgd dat ze niet klaar is voor de confrontatie met de Ander. Ze is in het begin dan ook angstig voor de Ander, een angst die zij door eigen ervaring uiteindelijk weet te overwinnen en omzet in liefde en vriendschap. De Ander heeft een zeer belangrijke rol in het boek en daarbij heeft hij niet één stem, maar meerdere. Die meerstemmigheid zorgt voor spanningen binnen de zwarte bevolkingsgroep. Vince, een donkere jonge met idealen, is een van de hoofdpersonages. Hij wil het zelfbewustzijn van de bevolking stimuleren en de macht van de blanken inperken. Hij vindt het absurd dat: ‘...het woord van een blanke meer telt dan dat van ons. Op een eiland, godverdomme, waar amper één procent blanken woont.’ (uit: Dan ben je nergens meer, blz. 139) Maar de economische situatie van de Ander wordt er niet beter op. Vince klaagt over de werkloosheid en uitzichtloze toekomst van de Anderen op het eiland. En aan die situatie kan maar weinig veranderd worden. Tegenover Vince staat Negen Vingers, de Black-Power-voorman. Hij wil gelijkheid afdwingen door geweld. Als de blanke overheerser zelf niet mee wil werken aan antisegregatie, dan moet het afgedwongen worden. Maar ondertussen predikt hij deze idealen alleen maar om zijn drugshandel veilig te stellen. En dan zijn er nog de Anderen die zich schamen voor het gedrag van de jongere generatie. Blank verliest de macht. De zwarte bevolking ziet dat wel maar heeft vervolgens niet de draagen daadkracht om zelf iets aan haar economische situatie te veranderen. Ze zijn afhankelijk van de blanke toeristen die naar het eiland komen. Diekmann wil de Nederlandse jeugd, vertegenwoordigd door Mickey, confronteren en laten zien wat de Ander ervaart als hij hier in Nederland komt. | |||||||||
ConcluderendDiekmann heeft met haar boeken willen bijdragen aan het bestrijden van discriminatie en racisme in onze steeds multicultureler wordende samenleving. Door de Ander een rol en een stem te geven, door de Ander vanuit de overeenkom- | |||||||||
[pagina 137]
| |||||||||
sten met de Westerse cultuur te benaderen, door te laten zien hoe bepaalde verhoudingen zijn ontstaan en vooroordelen de wereld in zijn geholpen, en door te laten zien dat die vooroordelen door eigen ervaringen en juistheid aan informatie bijgesteld moeten en kunnen worden. En dat allemaal zonder het sterk aanwezige politieke element in de verhouding tussen ‘wij’ en de Ander een rol te laten spelen. Wat direct opvalt, is dat Diekmann er alleen in En de groeten van Elio in slaagt al deze opvattingen in een boek te combineren. In andere boeken heeft zij het accent op een enkele opvatting gelegd. In Marijn bij de Lorredraaiers gaat het bijvoorbeeld vooral om het laten zien van hoe verhoudingen zijn scheef gegroeid. Opvallend is ook dat juist het politieke element dat verhuld en verzwegen zou moeten worden vanaf 1970 in haar jeugdboeken over de Antillen ruim baan krijgt. Dit kan gekoppeld worden aan de omslag die dan op de Antillen zelf plaatsvindt en de doorwerking die de omslag heeft in Nederland en op de houding van de Nederlanders. De wil van Diekmann om discriminatie tegen te gaan door te laten zien hoe het politieke spel gespeeld wordt, haar aanklacht tegen Nederland en de Nederlandse bevolkingGa naar voetnoot6., dragen hier zeker aan bij. Van Diekmann kan gezegd worden dat zij streeft naar een multiculturele samenleving waarbij iedereen gelijk is, gelijke kansen heeft, zichzelf kan zijn, waarin vooroordelen niet de houding ten opzichte van andere bevolkingsgroepen bepalen. Kortom, een samenleving zonder discriminatie en racisme. | |||||||||
LiteratuurPrimaire literatuur
| |||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||
[pagina 138]
| |||||||||
|
|