| |
| |
| |
Onderzoek
|
Baudoin, Tom |
441. |
Een onderzoeksrapport over het beoordelen van kinder- en jeugdliteratuur. |
|
1986 (1) 13-16 |
|
|
Verslag van een onderzoek, uitgevoerd door leden van de Interuniversitaire Werkgroep Kinder- en Jeugdliteratuur, waarin de vraag of er in jeugdliteraire kritiek onderscheid gemaakt kan worden tussen ‘literaire’ en ‘pedagogische’ criteria centraal staat. De verwachting dat het verschil in institutionele context - de literaire en de pedagogische - zou leiden tot inhoudelijk onderscheidbare typen van overwegingen, bleek onjuist. Onderzoek is gebaseerd op een viertal gevalstudies. |
|
|
Beentjes, Hans |
442. |
Wat kinderen onthouden van en bedenken bij het beluisterde, zelf gelezen en op televisie geziene verhalen. |
|
1989 (10) 20-26 |
|
|
In een tijd waarin de tv voor de meeste kinderen de belangrijkste leverancier van verhalen is geworden, vraagt Beentjes zich af of tv-verhalen aan kinderen andere beelden geven om mee te denken dan gedrukte verhalen en, zo ja, welke? Beentjes bespreekt bestaand onderzoek en gaat in op zijn eigen medium-vergelijkend onderzoek. Niet op alle door hem geformuleerde vragen kwam antwoord, wel werd duidelijk dat kinderen andere dingen uit een verhaal oppikken afhankelijk van het medium waardoor het verhaal wordt gepresenteerd. Onderzoeker pleit ervoor het voorlezen en zelf lezen van verhalen krachtig te blijven stimuleren. |
|
|
Duijx, Toin, Joop Hox & Edith de Leeuw |
443. |
Vrijetijd en lezen; drie generaties vergeleken. |
|
1991 (20) 4-14 |
| |
| |
|
Verslag van een onderzoek naar de factoren die het (vrijetijds)leesgedrag van kinderen stimuleren, waarbij uitgebreid wordt ingegaan op de methode van onderzoek. Conclusie is dat de voorwaarden voor een optimale literaire socialisatie in het algemeen bij alle drie generaties aanwezig zijn, maar niet in dezelfde mate. Het daadwerkelijk leesgedrag is veel moeilijker vast te leggen. Een vergelijking wordt gemaakt tussen de boeken die gelezen werden door de generatie van net na de oorlog en de jeugd van nu. Opvallend is dat het verschil tussen meisjes en jongensboeken niet meer voorkomt. |
|
|
Duijx, Toin & Hugo Verdaasdonk |
444. |
De school stuurt de jongeren naar de bibliotheek. |
|
1991 (20) 15-25 |
|
|
Waarom keldert het percentage jongeren dat lid is van de bibliotheek zo drastisch rond hun 18e levensjaar? Volgens het onderzoek is niet alleen de contributieheffing hieraan debet; vooral het volgen van middelbaar onderwijs kan als determinant gezien. Ook de keuze van boeken hangt sterk samen met de eisen die vanuit het onderwijs gesteld worden. |
|
|
Verdaasdonk, Hugo |
445. |
Televisiekijken is geen substituut voor lezen. De samenhang tussen medium en keuzegedrag. |
|
1993 (27) 133-137 |
|
|
Verdaasdonk verdedigt de stelling dat televisiekijken geen substituut is voor lezen. De ‘substitutiethese’ suggereert dat televisiekijken het lezen overneemt of verdringt. Deze suggestie is volgens hem niet op haar juistheid te beoordelen, omdat niet duidelijk is wat de functies zijn van t.v.-kijken of lezen. De substitutiethese houdt geen rekening met het specifieke keuzegedrag dat jegens boeken wordt gevolgd. |
|
|
Voort, T.H.A van der |
446. |
De invloed van televisie kijken op het lezen van boeken. |
|
1989 (10) 5-13 |
|
|
Van der Voort bespreekt de resultaten van een onderzoek naar de |
| |
| |
|
tijd die Nederlandse kinderen van de basisschool en de eerste vier klassen van het voortgezet onderwijs aan televisie kijken en lezen besteden. Opvallend aan het onderzoek is dat TV kijken het lezen van strips niet in de weg staat, zelfs lijkt te bevorderen. Wel beinvloedt de TV het lezen van boeken, vooral bij jongens. Bovendien is dit vooral het geval bij VWO kinderen, maar dat is niet vreemd, omdat zij sowieso het meeste lezen. In die groep is dus ook meer te ‘halen’. |
|
447. |
Waar is lezen eigenlijk goed voor? |
|
1990 (16) 4-11 |
|
|
Van der Voort vergelijkt de verdiensten en beperkingen van het boek met die van de televisie. Hij pleit voor goed doordachte en grondig geëvalueerde experimenten om de kennis omtrent de effecten van leesbevorderende maatregelen te vergroten. |
|
|
Vooijs, Marcel W. |
448. |
TV-opvoeding thuis. |
|
1989 (10) 14-19 |
|
|
Vooijs bespreekt de belangrijkste bevindingen en conclusies uit zijn onderzoek naar wat ouders feitelijk aan TV-opvoeding doen en hoe zij überhaupt over de rol van TV in de socialisatie van het kind denken. Uit het onderzoek blijkt dat ouders een belangrijke invloed op het kijkgedrag van hun kind kunnen uitoefenen. Het sterkst blijkt dit in de leeftijd tot ongeveer 9 jaar. Sociaal milieu blijkt ook van grote invloed. |
|
|