| |
| |
| |
Vrij als een vogel met sterren in de nacht
Een decennium Friese jeugdpoëzie
Jant van der Weg
Veel Friese jeugdpoëzie van het laatste decennium is ontstaan naar aanleiding van allerlei manifestaties. In deze bijdrage specifiek aandacht voor de belangrijkste poëzie-manifestatie die Friesland kent, het FeRstival, enkele dichters voor de jeugd en een nieuw genre binnen de jeugdpoëzie, het op muziek gezette ‘gedicht’.
| |
FeRstival
Het in het openbaar voordragen van gedichten heeft in Friesland een traditie die reeds uit de vorige eeuw stamt. In die tijd verdienden (volwassen) voordragers iets extra's bij met hun Winterjûnenocht (Winteravondplezier). Te voet trokken ze de provincie door over soms ongelofelijke afstanden, meestal getweeën. In hun ‘samenspraken’ klonk vaak heel wat kritiek op de maatschappij door.
Op het jaarlijkse FeRstival is de taak van de voordragers voor wat betreft het maatschappij-kritische deel van hun werk door anderen overgenomen. Het voordragen is gebleven en wordt nu beoefend door een jongere garde. Op diverse lokaties worden voordrachtswedstrijden gehouden. Naast kinderen uit het basisonderwijs voor wie meer lokaal bepaalde evenementen zijn bestemd, zetten leerlingen uit het voortgezet onderwijs hun beste beentje voor. Ten behoeve van deze categorie voordragers stelt een werkgroep ieder jaar een dichtbundel samen onder de titel Fersefariaasje, waaruit de deelnemers van de voorrondes verplicht zijn een gedicht te kiezen. De finale vindt ieder voorjaar in Drachten plaats, alwaar de deelnemers een gedicht naar eigen keuze voordragen. Hoewel er in het verleden veel belangstelling was, lijkt het erop, dat deze de laatste jaren enigszins terugloopt. De finale in 1990 telde nog zo'n honderd finalisten, tegenwoordig telt de happening ongeveer dertig deelnemers, die vooral uit de jongste groepen afkomstig zijn. Bij de vijftien-, zestienjarigen speelt de voor- of afkeur voor gedichten een sterke rol. De jongere voordra- | |
| |
gers zien het meedoen vaak meer als een sociaal evenement. (Veenstra, 1990).
De organisatie werkt sinds 1942 op initiatief van de Provinsiale Underwiisrie (Provinciale Onderwijsraad), waarbij de huidige naam FeRstival sinds 1968 in gebruik is. Wie de finale in Drachten meemaakt, ontdekt dat daar prestaties op hoog niveau worden geleverd. Winnaars uit vroeger jaren houden zich ook later met de voordrachtskunst bezig of komen bij het toneel terecht. Gerda van der Wijk werd in de tachtiger jaren vijf maal winnares en is sindsdien een veel gevraagd voordraagster, speelt in een van de betere toneelgezelschappen en zat een aantal jaren in de jury van het feRstival. Bovendien is ze sinds 1994 lid van de werkgroep die de dichtbundels samenstelt voor de deelnemers.
Ondanks een dalend aantal deelnemers is FeRstival nog altijd een belangrijk gebeuren, en niet alleen voor de winnaars. In vier leeftijdsgroepen (van 12 tot en met 16 jaar en ouder) komen alle deelnemers in aanraking met moderne poëzie, meestal speciaal voor hen gedicht rond onderwerpen uit hun belevingswereld.
Bij het vijftigjarig bestaan van de organisatie in 1992 werd in het jubileumboek Poëzij op 'e planken (Poëzie op de planken), naast een selectie van de in de loop der jaren voorgedragen gedichten, een historisch overzicht gegeven met lijsten van winnaars, jury's en dergelijke naast een korte analyse van de inhoud van de gedichten. De thema's liefde en verliefdheid spelen een prominente rol. Ook maatschappelijke onderwerpen, zoals de problematiek rondom natuur en milieu zijn in de gedichten terug te vinden. Waar gespeeld wordt met taal en namen is de toon luchtiger. Een voorbeeld is het gedicht ‘Soms’ van Meindert Bylsma (1994) waarin hij speelt met letters die staan voor bepaalde gevoelens.
Soms
Soms fiel ik my krekt in R,
fan in Rotskoalle mei in RotmasteR
dy't allinnich maR Rottige dingen seit.
Soms fiel ik my krekt in W,
| |
| |
Weikrûpe, en Waarme Winterklean,
en fan ik Wit WisWier Wol
dat Wünders noch bestean.
Het publiek reageert steeds weer enthousiast. Een theaterzaal vol jeugdige en volwassen supporters die vaak muisstil de prestaties van vrienden en familieleden beluisteren, wordt direct geconfronteerd met poëzie.
Niet alleen voor de voordragers van gedichten is het FeRstival van belang, ook de auteurs van het genre worden vaak door het FeRstival geïnspireerd. Jelle Bangma is in de erelijsten van de prijswinnaars te vinden en publiceert sindsdien regelmatig in de jaarlijkse dichtbundels waaruit de deelnemers van de voorrondes hun (verplichte) keuze kunnen doen. Bij het samenstellen van deze bundels streeft, volgens Gerda van der Wijk, de redactie naar zoveel mogelijk nieuw oorspronkelijk werk, maar veel ingezonden gedichten kunnen de toets van de kritiek niet doorstaan. Velen onderschatten het dichten voor de jeugd en vaak is de aangesneden, soms loodzware problematiek mijlenver verwijderd van de leef- en belevingswereld van de doelgroep.
Veenstra (1992) geeft vijf criteria waaraan de opgenomen gedichten moeten voldoen: ‘ze moeten tot de literatuur behoren; ze moeten goed zijn voor te dragen; elke richting moet er zijn keuze uit kunnen doen; de klassieke dichters horen erbij én voor de jongsten moeten ze zeer concreet zijn.’ Wanneer er niet voldoende kwaliteit wordt ingezonden, gaan de samenstellers elders op zoek. Opvallend is dat dit de laatste jaren vaker voorkomt.
Gedichten worden ontleend aan bestaande dichtbundels voor kinderen en voor volwassenen. Met name voor de oudste groep is de grens tussen poëzie voor de jeugd en voor volwassenen zeer vloeiend en wordt die herhaaldelijk overschreden.
Daarnaast leveren de tijdschriften soms verrassende vondsten op. Verschillende gedichten die eerder werden gepubliceerd in de Bernekrante (Kinderkrant) hebben vervolgens een plaatsje gekregen in de dichtbundels voor het FeRstival. De krant bestaat inmiddels niet meer, maar is opgevolgd door het tijdschrift De Holder (De hommel), terwijl voor de oudere jeugd het magazine Sjedêrrr (Ziedaarrr) verschijnt.
In vrolijke gedichten met het ‘Annie M.G. Schmidteffect’, zoals
| |
| |
Tsjerk Veenstra dat noemt, maar ook in gedichten met een ernstiger toon is het kind in veel gevallen hoofdpersoon en/of ik-persoon. In ‘Spikerbroekfamke’ van Akky van der Veer leveren moeder en dochter strijd over de kleding.
Ik bin in famke: in spikerbroekfamke
'k bin gjin prinsesse, 'k bliuw leaver gewoan
mar ús mem hat in jurk foar my makke
en êr hat se withoelang wurk mei hân.
Us men hat in jurg foar my makke
hoe komt se derby, wêr is har ferstân?
Ik hâld net fan blomkes en strikjes en kantsjes
ik hâld net fan jurken en ik doch 'm net oan!
Wordt het probleem hier nog enigszins van de buitenkant beschreven, in andere bijdragen komen diepere gevoelens aan de orde, zoals de gevoelens van een opgejaagd vluchtelingenkind in het gedicht ‘Bern’ van Tiny Mulder.
op swiere learzens en gym-skuon
dy't dy opjeie troch snie, troch sân,
as wiest sels mar wat snie, wat sân.
De gevoelens rondom liefde en verliefdheid komen in de bundels veelvuldig voor. Tiny Mulder brengt deze gevoelens treffend onder woorden in ‘Dy jonge’.
Dy jonge mei dat roetswarte hier
| |
| |
Soe jin de holle net op slach
en gjin tel mear by de les?
| |
Poëzie voor de jeugd
Jurjen van der Meer (Freedtemiddei frij, 1996) (Vrijdagmiddag vrij) schrijft met name voor kinderen van 10 tot en met 12/14 jaar. Zijn gedichten zijn in het algemeen vrij anekdotisch en verhalend van karakter. Hetzelfde kan gezegd worden van het werk van Jelle Bangma (Smoarge smjirkerts, 1990) (Smerige rakkers). De bundel Bisteboel (1991, Beestenboel) van Rients Gratema is bestemd voor 12 jaar en ouder en bevat een aantal moderne fabels, waarin maatschappelijke verschijnselen op een satirische manier aan de kaak gesteld worden, zoals al blijkt uit titels als ‘De miljeu-mol’, ‘De body-builder-bolle’ en ‘De play-back-blei’. Enkele fabels waren al verschenen in het tijdschrift Friesland Post en werden gebruikt in schoolradioprogramma's.
Een meer historisch karakter heeft het boek Sjoch de stjerren mar ris nei (1993, Kijk de sterren maar eens na) met poëzie uit twee eeuwen Friese literatuur, waarbij een enkele keer de grens tussen literatuur voor de jeugd en voor volwassenen wordt overschreden. Uitgangspunt van de redactie was dat de gedichten de huidige generatie kinderen vanaf negen jaar nog zou aanspreken. De gedichten zijn ingedeeld in vier rubrieken: ‘Wetters, snie en iis / Water, sneeuw en ijs; Blommen en bisten / Bloemen en dieren; Fakânsje en boartsje / Vakantie en spelen, en Minsken is raar guod / Met mensen kun je wat beleven.
| |
Tekst op muziek
Vaak worden gedichten op muziek gezet. Baukje Wytsma schreef in opdracht van de stichting It Fryske Boek de bundel Omke Siger is in
| |
| |
liger, het Friese kinderboekenweekgeschenk 1990, waarbij een aantal van haar teksten op muziek waren gezet door Jaap Oosterwijk. De zo ontstane liederen vormden een onderdeel van het project ‘Foedoe de geheimeman’, bedoeld voor de Friese schoolradio en -televisie. Bovendien werd een theaterproductie onder dezelfde naam uitgevoerd onder auspiciën van de stichting Kunstzinnige Vorming Friesland.
In 1987 was de viering rond vijftig jaar Fries in het onderwijs aanleiding voor een aantal manifestaties, waaronder het Skoalle Radiokoar (schoolradiokoor) met hun programma Sipelsop en sûkelade (Uiensoep en chocola). Voor dit programma, dat later ook op LP werd uitgebracht, werd een aantal nieuwe liederen gedicht en op muziek gezet. Een van de liederen is ‘Spikerbroekfamke’ van Akky van der Veer, dat even populair werd als haar lied ‘Myn hûn is stoarn’ (Mijn hond is gestorven).
Voor de jeugd van 12 jaar en ouder is de bundel Mikst Menu (1994) bedoeld. De bundel bevat een aantal op muziek gezette teksten die gebruikt kan worden voor het muziekonderwijs in voortgezet en hoger onderwijs. Dichters als Tiny Mulder, Baukje Wytsma, Folkert Verbeek en anderen zochten hun thematiek onder meer in de kleine wereld rondom liefde en gevoelens naar aanleiding van ziekte en dood.
Popmuziek is nu niet direct een genre dat onmiddellijk in relatie gebracht wordt met jeugdpoëzie. Hoewel deze muziek met al zijn verschillende categorieën een groot deel van de jeugd aanspreekt, draait het vooral om de muzikale component. Bovendien lopen veel popteksten niet bepaald over van poëtisch taalgebruik. Vaak lijken clichés als ‘I love you’ en ‘I need you’ geen andere functie te vervullen dan de bijbehorende muziek te kunnen verklanken. Als zo'n tekst in de eigen taal of dialect wordt uitgevoerd, krijgen de teksten al gauw iets lachwekkends.
Sinds een aantal jaren is in Friesland sprake van Friestalige pop. De Achterhoekse band Normaal heeft indertijd de toon gezet, door zich in hun teksten te bedienen van hun eigen dialect. Voor het Friese taalgebied namen studenten in Groningen, Twente en elders de uitdaging aan. Zij ontdekten eveneens de charme van de eigen taal. Nadat in 1976 de band ‘Spul’, een woord met vele betekenissen, variërend van ruzie, drukte tot spel en boerderij, was opgericht, volgden er verschillende andere groepen die daarmee een zekere traditie vestigden. In 1988 werd door Folkert de Jong zelfs een studie
| |
| |
geschreven over de teksten van deze Friestalige pop, die constateert, dat deze hier en daar zeker kwaliteit vertonen.
Op het ‘Aaipop-festival’, dat sinds 1987 op Paasmaandag in Nijland onder nog steeds toenemende belangstelling wordt gehouden, presenteren de diverse groepen en muzieksoorten zich. Voorwaarde voor deelname is dat de gezongen teksten in het Fries, het Stadfries, het Bildts of het Stellingwerfs zijn geschreven. De teksten van deze Friestalige pop zijn tegenwoordig zelfs op Internet terug te vinden.
| |
Slot
De kwantiteit van de Friese jeugdpoëzie is niet bijzonder hoog. Daarom is het goed dat er manifestaties als FeRstival en Aaipop zijn, die, al is het maar druppelsgewijs, een stimulans zijn voor dichters.
Ook de kwaliteit is een zaak van aanhoudende zorg. Een belangrijk deel van de Friese jeugdpoëzie komt nog niet boven het niveau van het berijmde verhaaltje uit. Gelukkig zijn er enkele dichters die zich kunnen inleven in de gevoelens van jonge mensen. Tiny Mulder, Akky van der Veer en Baukje Wytsma zijn daarvan de meest in het oog springende voorbeelden. Er is echter nog een lange weg te gaan om de Friese jeugdpoëzie, zowel kwantitatief als kwalitatief, op een hoger niveau te brengen.
| |
Literatuur
Tsjerk Veenstra (1990). Bernepoëzij, is dat ek poëzij? In: Trotwaer, 4/5 (1990) p 245-246 |
Tsjerk Veenstra (1992). Poëzij op 'e planken. 75 gedichen om foar te dragen útsocht troch -, mei in koart histoarysk oersjoch. Ljouwert: AFUK. |
Folkert de Jong (1988). Ik wol it leaver net oer de leafde ha. In ûndersyk nei thematyk yn teksten fan fryske popsongs. Leeuwarden: Noordnederlandse Hogeschool. |
|
|