Brummel een prijs voor van f 13.000. Hij vindt dat het bedrag van f 10.000 dat Kossmann rekende voor de expertise niet meegerekend hoeft te worden nu de collectie in een bibliotheek geplaatst wordt. De geldswaarde voor de collectie zelf is in zijn bod dus feitelijk f 3.000 hoger dan de taxatie van Kossmann, schrijft hij Wouters.
Wouters wil zijn collectie straatliederen en bloc verkopen met zijn collectie kinderboeken en vraagt voor beide samen f 25.000. Brummel schrijft dat hij f 11.000 voor de kinderboeken en f 14.000 voor de straatliederen een goede prijs vindt. Als Brummel echter in juni 1944 op een veiling de collectie kinderboeken van Boekenoogen heeft gekocht, laat hij Wouters weten dat zijn kinderboeken nu minder belangrijk zijn voor zijn bibliotheek. Hij wil geen dubbelen kopen. Wouters verlaagt dan de prijs voor de kinderboeken tot f 10.000. Hij stelt dat hij zelf het geld niet nodig heeft, maar dat hij daarmee anderen wil helpen. Hij kan de vraagprijs niet verder laten zakken. Brummel stelt daarop voor dat hij het departement (Van Dam) zal voorstellen de kinderboeken voor f 10.000 en de liedbladen voor f 13.000 te kopen. Van Dam antwoordt op 31 augustus 1944 aan Brummel dat het Departement van Financiën geen extra budget geeft om tot de aankoop over te gaan. Op 7 september 1944 meldt Brummel aan Wouters dat hij moet afzien van de aankoop. Wouters biedt dan aan alleen de kinderboeken voor f 10.000 te verkopen. ‘Intusschen was er nog een andere liefhebber v/d straatliederen, zodat deze nu aan bod komt.’ Op 13 september 1944 ten slotte deelt Brummel mee het raadzaam te achten om te wachten tot alles weer rustiger is. Hij kan geen f 10.000 vrijmaken nu.
Na de oorlog breken andere tijden aan. Wouters wordt wegens zijn NSB-activiteiten gearresteerd. Brummel is bezorgd voor de bibliotheek van Wouters en informeert op 18 juni 1945 bij de burgemeester van Zeist naar de situatie.
Het is dus, als er maatregelen tegen den heer Wouters genomen zijn, van het grootste belang, dat onbezonnen en oncontroleerbare daden van derden ten aanzien van zijn eigendommen, maar in het bijzonder ten aanzien van zijn bibliotheek worden voorkomen. Bovendien zou, bij een eventueele verbeurdverklaring van het vermogen van den heer Wouters, zijn boekerij tot rijkseigendom worden en vervolgens aan de Rijksbibliotheken en in de eerste plaats aan de Koninklijke bibliotheek worden toegewezen. Er dient daarom tot elken prijs verhinderd te worden, dat deze bibliotheek, welker waarde destijds op vele duizenden guldens werd geschat, schade zou lijden of gedeeltelijk verloren zou gaan.
Via de Binnenlandse Strijdkrachten krijgt Wouters, die met huisarrest ziek thuis is, Brummels brief onder ogen. Hij dankt Brummel ervoor in een brief van 25 juni 1945:
Het verheugt mij dat u er aan gedacht hebt. Maar heb geen vrees. Ik heb huisarrest, zodat ik eigen beheer heb, en ik heb zo'n schone lei en zoveel op de goede zijde - bescherming van Joden en onderd. etc met geld en goed - dat het met mij wel los zal lopen. Als de hele bende - want een rommel is 't - achter de rug is, en ik weer vrij mens ben, dan ga ik verhuizen, omdat we kleiner willen wonen, en ga ik veel verkopen, ook van mijn bibl.- Ik zal u dan te voren schrijven of u nog gading maakt, anders gaat het naar een verkoping van een boekenantiquariaat en dan heeft het een slechte kans om niet uit elkaar te gaan, wat ik ook zeer zou betreuren. Ik pleeg trouwens dan overleg met mijn vriend dr. P.J. Meertens - u welbekend
Vervolgens zijn wij het spoor bijster. Maar in 1947, zo blijkt uit een brief in het KB-archief, zijn er mondelinge contacten geweest tussen KB en het antiquariaat B.M. Israël te Amsterdam die erin resulteren dat de KB de collectie op 15 november 1947 koopt voor f 12.000. Te betalen in twee termijnen f 9000 in 1947 - Brummel kreeg niet meer krediet van het Ministerie - en f 3000, in 1948 - uit het reguliere budget. Nu bevond tweederde van de collectie Wouters zich in de Haagse KB. Hoe de rest in het Meertens Instituut belandde is nog een raadsel.
De collectie leidde een sluimerend bestaan, slechts af en toe geraadpleegd door een kenner op zoek naar een liedblad. Ze kwam pas echt weer tot leven toen Louis Grijp ten behoeve van zijn liedonderzoek zijn databases begon te vullen met beschrijvingen van de Meertenscollecties. Op basis van kopieën werden de gegevens ingevoerd door medewerkers van het Meertens Instituut en door Amsterdamse studenten onder leiding van Bert Paasman (die dankbaar gebruik maakte van allerlei vondsten voor zijn boekje Wie wil d'r mee naar Oost-Indië varen). Louis Grijp, Anne Houk de Jong en Martine de Bruin hebben in de Wouterscollectie van de KB enige orde gebracht door liederen systematisch bij elkaar te leggen: moordliederen, sentimentele liederen, werkeloosheidsliederen et cetera. De liedbladen werden vervolgens genummerd en in mappen geborgen.