het eerste uur uitsluitend Nederlands. In het begin is dat aan deze Engelstalige universiteit even schrikken, na een paar weken weet men niet beter.
Tegelijkertijd in dat eerste semester loopt het hoorcollege ‘Overzicht Literaire Stromingen’, vanaf de middeleeuwen tot 1880. Geen student neerlandistiek van deze universiteit die na ‘er werd gehouden een banket’ niet onmiddellijk zal beamen ‘het hoofd werd op de tafel gezet’. In het tweede semester volgt de lectuur en bespreking van een aantal romans, enerzijds om aan te tonen dat Nederlands zich nu inderdaad makkelijk laat lezen, anderzijds om de luistervaardigheid te vergroten. De gelezen romans variëren van Couperus tot Hermans, waarbij Het bittere kruid en Hersenschimmen de grote favorieten zijn.
In het tweede jaar - er zijn dan zo'n veertig à vijftig studenten over - begint het serieuze werk: Middelnederlands in het eerste, renaissance in het tweede semester. Het is altijd lastig studenten ervan te overtuigen dat ook in Nederland deze onderdelen niet vanzelf spreken, sterker nog dat zij nu, als Afrikaanssprekenden, eens niet in het nadeel zijn, maar waarschijnlijk in het voordeel. Het Afrikaans staat dichter bij met name het zeventiende-eeuwse Nederlands dan het huidige Nederlands. De studenten kunnen het moeilijk geloven.
Herman Pleij zal het betreuren, maar kunnen billijken dat ik grotendeeIs de Middelnederlandse canon volg: Karel ende Elegast, de Reynaert, soms iets van de Beatrijs of Mariken. Lijkt het aanvankelijk ongerijmd om in het zuiden van Afrika te praten over de details van het feodale stelsel of de positie van de geestelijkheid, al gauw blijken er talloze aanknopingspunten te zijn tussen Europese en Afrikaanse praktijken van grootgrondbezit en religiositeit.
Voor de renaissanceliteratuur natuurlijk de grote namen: Hooft, Bredero, Vondel enzovoort, maar hier zijn veel mogelijkheden om ook eens een uitstapje in de Nederlandse geschiedenis te maken: Alva en Oranje, Arminius en Gomarus. Ik zei al dat ik van origine, hoewel steeds minder, historicus ben. Daarom liever Het Stockske dan Constantijntje, liever Palamedes dan Lucifer. Het mooist vinden ze een uit volle borst gezongen Wilhelmus of een van de liederen uit Valerius' gedenkklank. Zelf houd ik daar niet zo van: maar een docent is in de eerste plaats een acteur, die een eenakter opvoert.
In het derde jaar - twintig à dertig ‘diehards’ - moet de kroon op het werk gezet worden: twee semesters lang poëzie - van Kloos tot Kopland - en een semester modern proza. De favorieten uit het eerstes jaar doen het ook hier nog goed, maar nu komen ook Hermans, Mulisch en Van der Heijden aan de orde. Hoog boven alles uit torent De aanslag, mede omdat de film naar het boek vrij geregeld op de Zuidafrikaanse televisie vertoond is. Ik heb hem nu zo'n keer of twintig gezien, ken ook hele stukken uit m'n hoofd en het is opvallend dat ik iedere keer weer geboeid ben door Johnny Kraaijkamp, als de oude verzetsman Gijs. Het heeft iets van een mysterie, waarom juist dit boek iedere keer weer zo'n indruk maakt. Misschien omdat het de illusie geeft de geschiedenis zelf mee te maken.
De beste studenten kunnen daarnaast kiezen voor een zogenaamd additioneel programma, waarin een speciaal thema - oorlogsliteratuur of Forum bijvoorbeeld - wordt uitgediept.
Na het behalen van de Bachelor of Arts-graad (ba), kunnen studenten die er dan nog geen genoeg van hebben verder met een zogenaamde ‘Honoursdegree’, een ‘Master of Arts degree’ (ma) en zelfs het schrijven van een dissertatie (ph. d.) behoort tot de mogelijkheden.
Lang is in Zuid-Afrika gedacht dat Nederlands voor het Afrikaans een soort historische letterkunde was. Die gedachte is door de culturele boycot verder aangewakkerd. Dat heeft op een aantal universiteiten tot de conclusie geleid dat Afrikaans het ook alleen wel afkan en Nederlands is verschraald tot op z'n gunstigst een keuzevak. Hier en daar zijn nu echter weer geluiden te horen dat Afrikaans en Nederlands niet zonder elkaar kunnen, dat het Afrikaans via het Nederlands toegang heeft tot een veel groter taalgebied - ook via vertalingen vanuit andere talen in het Nederlands - en daarom zou moeten toetreden tot de Taalunie.
Gelukkig wordt deze houding nu ook vanuit Nederland weer gestimuleerd, onder andere door de hernieuwde mogelijkheid deel te nemen aan de congressen van de ivn en de komst van Nederlandse schrijvers en academici naar Zuid-Afrika. Alleen in 1992 al gaven de taalkundigen Geert Booij, Jaap van Marie en Piet van Reenen en de letterkundigen Redbad Fokkema en Eep Francken acte de présence op het ‘departement’, terwijl derdejaarsstudenten werden toegesproken door Ton Anbeek, Bert Schierbeek en Guus Kuijer. De laatste smaakte zelfs het genoegen te kunnen discussiëren over zijn boek Krassen in het tafelblad dat in het kader van een werkcollege ‘kinderliteratuur’ op de leeslijst stond. Het was grappig, zo zei hij, om te merken dat het gesprek ook met deze niet-blanke studenten uit een geheel andere cultuur, toch over dezelfde problemen ging: is de dood van een familielid choquerender om over te lezen dan om mee te maken?
Op organisatorisch niveau hebben de vakgroepen Nederlands en Nederlandkunde van de Rijksuniversiteit Leiden een werk- en uitwisselingsovereenkomst met Kaapstad gesloten, terwijl met de universiteiten van Amsterdam en Utrecht principe-afspraken zijn gemaakt over toekomstige samenwerking. Als de politieke ontwikkelingen niet opnieuw een spaak in het wiel steken, ziet het er met de neerlandistiek in Kaapstad goed uit.