Primair of secundair?
De grens tussen scheppend werk en literatuur óver literatuur is niet altijd scherp te trekken. In principe houdt dit tijdschrift zich alleen met de laatste categorie bezig. Het is echter de vraag of Jeroen Brouwers' Kroniek van een karakter, waarvan deel 1 met de ondertitel ‘1976-1981 De Achterhoek’ door uitgeverij H[adewijch]) in 1986 op de markt gebracht is (f 49,50), tot de ‘secundaire’ literatuur gerekend mag worden.
Brouwers zelf noemt dit boek ‘een ongeretoucheerd zelfportret’ (p. 11) over de jaren 1976-1986, een ‘autobiografie in briefvorm’ (p. 11), waaraan hij - onbewust - behoefte gehad blijkt te hebben na twaalf jaar Vlaamse frietenlucht.
Verdere mededelingen die Brouwers in de inleiding doet, moeten de literairhistorische gebruiker van zijn teksten tot de nodige voorzichtigheid manen. Kroniek van een karakter bestaat inderdaad uit brieven, maar alleen brieven ván Brouwers. Bovendien heeft hij ‘op verzoek van ettelijke correspondenten [...] uit mijn brieven alles verwijderd waarom zij mij hebben verzocht’ (p. 10). Er zijn dus ingrepen geweest van de auteurediteur en de lezer moet maar geloven dat die terecht waren. Over honderd jaar mag iemand een aantal maanden doorbrengen in het Letterkundig Museum om precies te kijken wat Brouwers met de aan hem geretourneerde autografen heeft gedaan.
Het ‘ongeretoucheerde zelfportret’ is als een mozaïek samengesteld uit brieven aan een geselecteerd aantal personen; de auteur heeft bewust geen advertentie geplaatst om al zijn correspondentie weer in handen te krijgen: ‘Ik vroeg ze terug aan sommigen met wie ik in de loop der jaren constant briefverkeer ben blijven onderhouden’ (p. 10). Tot die constanten behoren Tom van Deel, Hans Roest, Angèle Manteau, Johan Polak, Walter van den Broeck, Jaap Goedegebuure, Julien Weverbergh, Maarten 't Hart, maar ook Joke den Hengst die een felicitatiebriefje krijgt bij de geboorte van dochter Marte Anna, en Corine Spoor die op 10 november 1979 op de vingers getikt wordt omdat ze de heer Brouwers tutoyeert, maar op 16 maart 1980 het door stug volhouden brengt tot een aanhef met ‘Lieve Corine’. Pas tegen het eind van dit eerste deel komen er nog wat namen bij (Gerrit Komrij, Ad ten Bosch, Theo Sontrop). Het boek leest niet als een brievenboek, niet als een autobiografie, maar als een roman: primaire literatuur dus, maar met aardige secundaire informatie.
PJV