Links Richten
(1932-1933)– [tijdschrift] Links richten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdde wet van lynch
| |
[pagina 214]
| |
slechts 447 wegens beschuldiging van verkrachting voorkwamen. Van 1914 tot 1918, op 264 gelynchte negers stierven er 28 onder deze zelfde beschuldiging. En welk een beschuldiging! Het is voldoende dat een hysterische vrouw een kreet slaakt als er een neger in de buurt is, of dat als een blank paar toevallig voorbijgaat, de man het in zijn hoofd krijgt dat een zwarte die hen tegemoet komt ‘begeerige blikken naar de vrouw heeft opgeslagen,’ of wel ‘zich omgekeerd heeft om de vrouw na te kijken’ om kreten te doen opgaan en de straat in opròer te doen schreeuwen ‘Verkrachting!’ Het doodsoordeel is over den ongelukkige uitgesproken. Het is onbetwistbaar dat werkelijke aanslagen van negers op blanke vrouwen uiterst zeldzaam zijn. Terwijl men in 1917, alleen in het graafschap New York 230 gevallen van erkende verkrachtingen van blanken op blanke vrouwen stelde en terwijl de Commissie der Immigratie, zich aan een enquēte zettende die meer dan twee duizend gevallen omvatte, genoodzaakt was te erkennen dat het percentage van Verkrachtingen door negers bedreven een tamelijk treurig figuur maakte tegenover het eere-tableau der blanken - of het om buitenlanders dan wel om ‘American born’Ga naar voetnoot1 ging - bleef het axioma in stand gehouden door den haat en de domheid onaangetast laat het dien vertrouwenden toon hooren, het heeft den massieven vorm van een Evangelische waarheid: ‘het lynchen is het eenige middel om onze vrouwen tegen de begeerte der barbaren te beschermen.’ Wat de vrouwen betreft, die werden gelyncht, wat de mannen betreft, die aan de beproeving van den strik en het vuur werden prijsgegeven wegens ‘opruiende taal’, wegens ‘impopulariteit’, wegens ‘bedrog ten opzichte van een vrouw,’ wegens ‘een voor een neger te groot materieel slagen,’ wegens ‘het getuigen tegen een blanke,’ wegens ‘het zich gepermitteerd hebben een blanke gerechtelijk te vervolgen,’ wegens ‘een brutaal antwoord aan een blanke gegeven,’ wegens ‘het opheffen van de hand tegen een blanke,’ wegens ‘het vrij gesproken zijn,’ (ja, u hebt goed gelezen: ‘wegens het vrij gesproken zijn’), al dezen die toch de groote meerderheid vormen, al dezen zijn toch door den grooten Moloch verslonden, aan wiens voeten de menschen van het Zuiden dit groote woord ‘Deugd’ hebben ingeschreven. Laten we de rekening eens opmaken: sedert den burgeroorlog bijna 5.000 lynchgerichten. Op de 4.000 gevallen die een onderwerp van studie hebben uitgemaakt, waren er slechts 25, schuldig bewezen aan moord. Van 1882 tot 1927 een gemiddelde dus van 107 per jaar. En sedert wordt het niets minder. Nog nooit werd er één blanke door de negers gelyncht. En de Amerikaansche justitie? En de vertegenwoordigers der Amerikaansche ‘beschaving’? De schrijvers, de professoren, de vrije geest van Amerika? ‘Het Congres zou aan deze barbaarsche lynchgerichten een einde moeten maken, die de banier eener vrije en beschaafde democratie bevuilen,’ verklaarde president Harding in zijn rede op het Congres van 12 April 1921. ‘Het zijn steken in het hart der Amerikaansche justitie,’ herhaalde na hem de gevoelvolle Wilson. Maar de Staat blijft onbewogen. Een wet bekend onder den naam van ‘Dyer anti-lynching Bill,’ tegen het lynchen en in 1922 aangenomen door de Kamer van Afgevaardigden met 230 tegen 119 stemmen, legde het in 't zelfde jaar af in den Senaat. Alleen de Staat Minnesota schreef voor, dat in ieder graafschap, waarin een lynchgericht zou voorvallen, men verplicht was de familieleden van het slachtoffer een schadevergoeding te betalen, die soms tot 7.500 dollar zou kunnen oploopen. Laten we niet van de Amerikaansche justitie spreken, zij kent de bedrijvers van een lynchgericht niet en wil ze niet kennen. Zij vergenoegt zich met het gebaar van Pilatus en met in het donker een generale absolutie te geven. ‘Door de handen van onbekende oproermakers gedood.’ Zij registreert het sterfgeval. En daarmede heeft zij haar taak voldoende volbracht. .........‘Ik denk dat het er nog honderd zullen zijn, dit jaar.’ Zult gij het zijn Johnny, gij die ‘Leibnitz’ las, nadat gij het gemberbier en de ‘White Rock’ aan de blonde dames in den trein die naar Californië rolde hadt gepresenteerd? Deze warme handen die ik heb gedrukt, zullen zij morgen, kleintjes en verkoold op een mahonie houten étagère liggen, tusschen een stukje marmer van het Forum en een foto van de Pyramiden? En waarom niet gij Clara, gulden moederlijkheid die zoo trotsch je kindje in je armen drukte, in dat sousterrain van Chicago en die mij zoo zachtjes je levensgeschiedenis vertelde? Of jij, mijn vriend George? Wie, wie van jullie?...... De vlammen zullen opstijgen en gij zult tegen hen worstelen. De menigte zal applaudisseeren, gij zult God aanroepen, Hij zal niet antwoorden, het vuur zal uw hart doorboren, het zal uw slagaderen binnendringen, het zal uw bloed drinken, uw aangezicht aanraken, het zal uw kreten uitdooven......... En ik, die hier sta met dit domme hart en mijn onnutte armen, ik zal u hebben laten verbranden......... |