te foppen? Is zij te vinden in den kerkelijken wanstaat of aan het hof der Habsburgsche imperialisten, of onder kardinaal de Richelieu aan het hof van den allerchristelijksten koning? Bestond zij op de kasteelen der edelen die de lijfeigenen den buik opensneden om hun voeten te warmen en den koopman in de onderaardsche cellen van den Doornwerth opsloten? Of moeten wij gaan tot die gilden, waar het meesterschap slechts door huwelijk met meesterdochters was te winnen en de gezellen reeds in de 14e eeuw als moderne proletariërs tegen hun uitbuiting vechten? Is het te vinden bij den bisschop van Munster, die Jan van Leiden in een kooi aan den toren laat doodhongeren, of bij de hooge geestelijken, die, als ridders gewapend tegen de hongerende Duitsche boeren optrekken, omdat deze het waagden zich op den Bijbel te beroepen? Is het bij de monopolische handelaars der Hanzesteden of bij de onderkruipende kooplieden van Amsterdam te vinden? Is er ook maar een periode of één land in de geschiedenis aan te wijzen waar, ondanks de zoogenaamde eenheid des geloofs, niet klassenstrijd, uitbuiting, woeker, oorlog, moord en roof het leven voor den arme tot een hel gemaakt hebben?
De heeren van de Gemeenschap weten dit natuurlijk even goed als wij, en even goed als zij b.v. weten, dat er een Vatikaansche bank bestaat, dat Zijne Heiligheid de paus bij verschillende olie-ondernemingen geïnteresseerd is, dat katholieke priesters en prinsen der kerk voor, in en na den wereldoorlog de wapens voor de imperialistische rooftocht gezegend hebben, en dergelijke kleinigheden meer. Maar dat Middeleeuwsche droomkasteel is noodig om het gebrek aan een werkelijk ideaal te maskeeren. Men is tégen de ongebreidelde winzucht, maar vóór de winst als economische prikkel, tégen de knechting door het kapitaal, maar vóór het natuurrechtelijke privaatbezit, en zoo verder.
Overal halfheid, het is of men de kat aanvaardt, maar niet zijn nagels, of men den duivel nog niet zoo zwart zou vinden als hij zijn bokkepooten maar thuis hield.
Deze halfheid is het meest typische kenmerk van het blad, dat den dienst aan het goud verwerpt en zich daarom hult in een zilveren kaftje.
Halfheid wanneer men oekonomische nood als grondslag van het neomalthusianisme aanwijst, maar schijnt te meenen, dat kapitalisten met christelijker harten dien nood zouden kunnen lenigen.
Halfheid die tot lafheid wordt wanneer men de kwestie van het nationalisme aansnijdt zonder te durven wijzen op de oplossing die daarvoor in de Sowjet Unie is gevonden, wanneer men in een adem Mussolini en het koloniale vraagstuk bespreekt, maar niet vermeldt hoe scherpe koloniale uitbuiting een der faktoren is van het regime van den duce.
Halve. misleidende lafheid wederom, wanneer men boutweg beweert, dat de machine noodzakelijkerwijs de arbeidsvreugde doodt en geestelijk leven vernietigd, terwijl diezelfde machine onder kommunistisch beheer, tot een bron werd van onafhankelijkheid, geestelijk leven en hoog geluk voor de mannelijke en vrouwelijke arbeiders der Sowjet Unie. De heeren van de Gemeenschap kunnen schoone preken schrijven over de voldoening die eenmaal, in dienst van God, vrome monniken vonden in het kopieeren van kerkelijke manuskripten, letter voor letter, zij wei-