Ik wilde hier graag iets bijvoegen over de kollektieve arbeidswijze in de literatuur, die in de laatste jaren is opgekomen, en over haar van hoogerhand in-dienst-gesteld worden van den opbouw. Ofschoon de vorm, waarin dit alles geschiedt, m.i. een te geprononceerd half militair karakter draagt, kan ik mij met het wezen ervan volkomen vereenigen. De absoluut-individualistische werkwijze van den schrijver in de kapitalistische wereld behóort bij die wereld. Zijn geestelijke vrijheid is een schijnvrijheid. Wie tegen het kapitalisme, imperialisme enz. schrijft, wordt in de ban gedaan (Upton Sinclair in Amerika) door alle officieele organen en instellingen van het kapitalisme. Zeer sympathiek is mij vooral het streven, om de belangstelling der schrijvers te richten op het heldendom van den arbeid. Al mogen daaruit niet direkt meesterwerken ontstaan, zoo ontstaat in elk geval een gezonde, pittig literatuur, vol moed en liefde, opvoedend en stimuleerend in hoog mate.
Over het tooneel zou ik willen opmerken, dat naar ik geloof de invloed van het ‘machinisme’ (verafgoding van techniek en machines, samengaande met een zekere minachting voor de menschelijke persoonlijkheid) daarop verwoestend heeft gewerkt, tezamen met een oppervlakkige en bijna receptmatige propaganda voor het 5-jaren-plan enz. Trouwens, men schijnt dat zelf reeds in te zien en de tegenstrooming is begonnen.
Vraag B. Het in de laaste jaren verschenen Russische werk, dat het meest mijn belangstelling trok en mijn bewondering wekte, is ‘Nieuwe Aarde’ van Gladkow (evenals in een iets vroegere periode, zijn ‘Cement’). Ik ken geen werk, waarin zoozeer als in ‘Nieuwe Aarde’, de aard en opbouw van het nieuwe leven naar buiten en naar binnen zoo schoon tot eenheid is gebracht. Ook is het overal even klaar en doorzichtig gevormde en vervormde werkelijkheid, dat is kunst; terwijl andere werken, al bevatten ze veel schoons, nog niet boven het chaotische uit zijn gekomen (b.v. de ‘kommune der bedelaars’ en hier en daar ook ‘De stille Don’).
Vraag C. Het eerste deel van deze vraag heb ik reeds onder A. beantwoord. Wat het tweede deel aangaat, zoo kan men zelf daarover moeilijk oordeelen.
Vraag D. De enkele Russische films, die ik zag, hebben op mij een diepen indruk gemaakt; vooral de ‘Potemkin’, de ‘Generale lijn’, en ‘De Weg naar het Leven’. In de ‘Generale lijn’ trof mij het allermeest de voorstelling van de afgejakkerde man en vrouw, die zichzelf voor de ploeg spannen; en die van de even afgejakkerde ploegdieren. Ook het uit elkaar rukken van de isba, door de kinderen, als de vader gestorven is. Dit is een demonstratie van de onmenschelijkheid en barbaarschheid van het oude leven in Rusland, die meer spreekt dan boekdeelen. De traktoren enz. begroet men daarna als verlossers.
‘De weg naar het leven’ vind ik een heerlijke film. Zoo moedig en met zulk een oneindig vertrouwen in de kracht tot vernieuwing en regeneratie in de verwaarloosde jeugd door juiste leiding, kameraadschap en arbeid. Men zou er alle opvoeders en paedagogen heen willen sturen.
Ik hoop, dat de Russische film steeds meer zóó gericht zal worden, dat zij den groei van het socialistisch element in het leven in beeld brengt.
Hiermee geloof ik aan uw verzoek te hebben voldaan.