R. Blijstra.
Voor zoover de Russische literatuur slechts beoogt een romantische omschrijving te geven van de communistische gedachte en als zoodanig welbewust propaganda hiervoor tracht te voeren, lijkt ze mij nòch ‘literair’ juist, nòch effectief. Evenals het onjuist is de theorieën van Freud of Einstein te belichamen in een aantal romanfiguren, dus gebruik te maken van een reeds omlijnd en min of meer als juist aangenomen begrip (een verkapt plagiaat dus) zoo is het onjuist het communisme in een roman te ‘populariseeren’. Zulk een werk zal bovendien nooit de propagandistische waarde verkrijgen, die b.v. een neutraal verslag van John Reed in ‘Ten days that shook the world’ of de scherpe en zuivere betoogen van Lenin en Trotzky (men neme het mij niet kwalijk, dat ik deze namen noem, het klinkt in dit verband, alsof men sprekende over schilderkunst of muziek de namen Leonardo da Vinci en Rembrandt of Bach en Beethoven van zijn lippen laat druppelen, doch het gaat niet anders) bezitten. Tevens loopt men het risico, dat zulk ‘plagiaat’ de sfeer gaat ademen van een Christelijk tractaatje (zooals b.v. einde ‘Der Schkid’ en zoo nu en dan in de film ‘Der Weg ins Leben’, waar men in een vergadering van een Christelijke Jonge Mannenvereeniging dent te zijn aangeland).
De kunst in den communistischen klassenloozen staat zal even a-communistisch moeten zijn als de goede kunst in den kapitalistischen staat a-kapitalistisch is, omdat geen van beide rekening houden met het systeem als zoodanig, doch alleen met de levensverschijnselen. De toekomstige communistische roman is dus alleen denkbaar als representant