Lief en leed
(1855)–Anoniem Lief en leed. Geschenk voor brave kinderen– AuteursrechtvrijGeschenk voor brave kinderen
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
Met de poppen spelen meisjes;
Doch de jongens gaan ten strijd.
Ieder wilde gaarne wezen
Een groot held te zijnen tijd.
| |
[pagina 3]
| |
't Vogeltje leeft zoo vrolijk en vrij,
't Verheugt zich in de lieve Mei.
Jongen! wees vooral niet wreed,
Doe het diertje toch geen leed.
| |
[pagina 4]
| |
Zeg, waarin toch deze knapen
Hunne hoogste vreugde smaken? -
Dien te lieven, dien te loven,
Die woont in den hemel boven.
| |
[pagina 5]
| |
Ik ben een kleine visscher
En heb steeds goeden moed.
Het vischje is gevangen,
Gebraden smaakt het goed.
| |
[pagina 6]
| |
Vinkje kom! gij lieve gast!
Het is zoo koud daar buiten.
Kom, tot de lieve lente keert,
Hier achter deze ruiten.
| |
[pagina 7]
| |
Het zieke kindje ligt in 't wiegje;
Doch de moeder geeft wel acht;
Steeds zit zij bij 't wichtje neder;
Dag en nacht houdt zij de wacht.
| |
[pagina 8]
| |
Peinzend staat het treurend weesje
Daar geleund op zijnen staf;
Want zijne ouders rusten beide
Lang reeds in het stille graf.
|
|