Een lief boekje voor zoete kinderen
(ca. 1860-1870)–Anoniem Lief boekje voor zoete kinderen, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
Och, moeder, wat zien ze er naakt uit en teêr,
En de ouden gaan zeker droevig te keer.
Foei, wat zijn dat nu voor zaken,
Kippen zoo bevreesd te maken.
| |
[pagina 3]
| |
Waarheen dit vrouwtje ga,
Trouw volgt haar 't schaapje na.
Deze ezel is zoo vol beladen
Om 't leger ginds te gaan verzaden.
| |
[pagina 4]
| |
Dit paardje stoort zich aan geen musschen,
Maar eet gerust zijn voêr intusschen.
Neen, man! je hoeft niet meer te vragen:
Er kan geen zak meer op den wagen.
| |
[pagina 5]
| |
Jongelief, spaar je zweepje maar:
Kijk, ze trekken als 't beste paar.
'k Heb dit zwijn voor u bewaard;
't Is het geld wel dubbel waard.
| |
[pagina 6]
| |
Foei, wat plagerij is dat!
Geef het arme beest maar wat.
Zie poes met glinstrend oog verlangen
Naar 't boutje in onzen val gevangen.
| |
[pagina 7]
| |
Als de herfst in 't land is gekomen,
Plukt men blij het ooft van de boomen.
't Is winter en in huis zoo koud;
Ik draag daarom dit vrachtje hout.
| |
[pagina 8]
| |
Neen, vrouw! 't is voor de tweede keer:
Ik verontschuldig u niet meer!
Wel domme ree, 't is maar een pop!
Schrik liever voor den jager op.
|
|