Het Liegend Konijn. Jaargang 10(2012)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] Piet Gerbrandy o Den Haag, 1958 is ook vertaler, essayist en criticus. Recentste bundel: Smijdige witheid (2011) [pagina 112] [p. 112] Een wel in de wand. acht snaren Hoe voed je vriend je lucifere lampen? Met bladgroene stroom. Waar zwelt de aanvang van die stille beek? In ruisen ver voorbij de oudste sterren. Waar tap je haar af? Uit een wel in de wand van mijn kamer. Hoe kon zij daar ontspringen? Een blauwe man met klopboor bracht haar aan. Kreunde je woning? Van vreugde ja van angst om het ongekende. Hoe haalde je de koene graver over? Met zwarte stof waarnaar ik 's avonds delf. Dat kan niet in het donker? Daartoe behoef ik ruimte moed en licht. Niet ieder is als doe-het-zelver in de wieg gelegd. [pagina 113] [p. 113] Hangkatten proppen streelpoezen aan hazelaars wilgen en elzen spotten met vorst verleiden tot opstandig mezen en oproer. In treden grijpt kloptor zijn klimkans zegt doodsmakken aan in uw kelder die vol staat van grijze conserven zelfs voor schelste klaroenen onwekbaar. Bevriezen uw groenste tegoeden hun lenten spellen rood rijpen de val van verlopen tirannen een kringdamp vol tranen en gas. Uw bed zal slechts netelkruid baren uw printer spuwt ijle tabellen van schuld en verlies en u houdt van haar zo scheurend. Ook het wreedste bewind raakt sleets op den duur. [pagina 114] [p. 114] Gezandstraald je oogwit waar zeezicht verdampt. Zo zie je maar. Rozen wachtten vergeefs op hun pijl maar loom reptiel legde het af tegen pezige renners op kiezelstrand zijn klankschild weggeworpen uit ergernis om sommen die niet klopten. Vrolijk mokkel beschilderd beheert nu de tent waaronder kapitelen wind ontwijken zon die niet kon terecht waar hij vrienden maakte. Men zint nog op verlegging van de basis. Ik heb mijn acht snaren gespannen in kwinten gestemd akkoorden gezocht voor het loflied. Ik heb een schot gericht op wie ik liefhad maar miste grandioos en dood nu dagen. Dat vlot niet. Het wordt steeds later maar het blijft zo licht. Het waait steeds harder maar de zee blijft vlak. Het beheer van erfgoed is geen sinecure. [pagina 115] [p. 115] Niet als aan een lief niet als aan gulzig in te lijven leden - wanneer ik op mijn rug de nacht in staar - maar als aan een wier warm geen armbreed verder wier adem ik volg van eerste hef tot diepst van dal wat ongenadig diep is - wanneer je geest zich uitbreidt in deze kamer - denk ik vrij van noodzaak in te slapen. Een die helmgras maait op gouden klompen. Een die appels vinkt aan stille grachten die woorden leert uit in onbruik geraakte spraken die zich verliest in goedheid om het goede en om de fun. Wanneer de eerste lijster merels wekt denk ik aan jou als aan een golf die krult zich schuimend oprolt en aan land vervliegt. Maatschappelijk engagement kan immers ook opwindend zijn. [pagina 116] [p. 116] De jonge beuk staat bleekjes in het zaaltje - bladder maar verven blaas in het stof - blijkbaar namen wij afscheid op het bord accentloos Grieks gevlekt. Ik zeg je dek wordt rood in een komende lente borstelige bolsters dragen straks vruchten driehoekig later treffen wij elkaar op congressen te midden van steriele filologen in wereldsteden. Zere bruggen torsen aanstonds je voeten - bladder maar verven blaas in het stof - je wortels omzwachteld met klei in je buikhuid namen gekorven ik zeg je de mijne rekt op en vervaagt een zomer. Bedremmel mij niet met je kunsthars bespaar mij de klok van je zwaanhals ik ben niet van baksteen of water dat maar klatert en dampt en niet denkt maar een man. Leilinden aan kaaien bij statige panden van eeuwen herrezen zo minutieus na afbraak - bladder maar verven blaas in het stof - wij groeten elkaar via boeken vernieuwen geschonden onthande profielen scanderen Latijn. Authenthieke middeleeuwse steden zijn zeldzaam in ons taalgebied. [pagina 117] [p. 117] Honderd wagons vol bouwpuin komen schokkend maar stil in beweging verlaten roosdal op weg naar - hoe kwamen zij hier en voor wat - waar stuurse mannen cement zand water maalden uitstortten op vuurhouten vlakken die hielden zo lang tot - wij liepen op droog water en vlot zand wij geloofden in zwevende vloeren wij vrijden op matten van roest wij sliepen op vloeiende stenen en kookten op gas. Honderd wagons hun menie met bloemen betekend en stoere schreeuwletters paars en wit stof waait op uit hun holten - waar vlijt men straks neer al die muren die sponningen dorpels die posten dat hagelmurwe dak van kastanje glazuur. De uitdagingen van recycling zijn bijna onbegrensd. [pagina 118] [p. 118] Gaat hij liggen op de weg om brood te eten zo laag kan de wind geen kwaad en zon zo mild voor november warmt zijn kleine handen. Van tijdelijk karakter is de zon steeds soms komt er een dier dat zijn licht rooft. Gaapt niet in iedere nacht een waakzame holte? Is het niet raar dat zomaar te laten gebeuren? Maar hoe open je jacht op je remslaap? Er is luttel verkeer in de buurtschap men ligt hier doorgaans beschut met rust gelaten. Men is hier met weinig tevreden. Hij zou hier willen marren maar dat gaat niet. Niet hier en ook niet waar ook want het waait zo. Het waait zo in de holten van de nacht. Een kleine hartversterking kan 's winters wonderen doen. [pagina 119] [p. 119] Daar deze wereld alleen moet zij zijn de volmaaktste. Haar verhoudingen kloppen precies. Onwrikbaar en onvindbaar ligt het ijkpunt in zijn brandkluis kuis en ledig. Onkraakbaar zijn haar lang vergeten codes. Alles is nauwkeurig afgesteld. Geen speling van betekenis of ingecalculeerd. U past perfect. Als was u ervoor geschapen. Alles komt steeds het beste uit. Dat is niet gek want gekheid woont hier niet opmerkelijkerwijs. Voor bestwil. De cirkel sluiten hoeft hier niet want was hij ooit geopend. Wat denkt u zelf. Wat denkt u eigenlijk zelf. Soms krijg je ergens de vinger niet achter omdat er niets kiert. Vorige Volgende